-

-A-

aaien - gladiti, milovati, maziti aal - jegulja aalmoes - milostinja aalmoezenier - vojniki kapelan aamanen - opomenuti, opominjati aambeeld - nakovanj aambeien - uljevi aan - na po kod (bij) pri o (zich stoten-) za - aan tafel - za stolom aanbellen - pozvoniti aanbesteden - licitirati aanbesteding - licitacija aanbevelen - preporuiti, preporuivati aanbevelenswaardig - preporuljiv aanbeveling - preporuka

aanbidden - oboavati aanbidder - oboavalac aanbidding - oboavanje aanbieden - nuditi ponuditi (bieden, geven) pruati, pruiti zijn excuus aanbieden - izviniti se, izvinjavati se zich aanbieden - nuditi se aanbieding - ponuda aanblik - prizor izgled pogled aanbod - ponuda vraag en aanbod - ponuda i potranja aanbranden - zagoreti aanbreken - nastajati, poinjati osvanuti, svanuti, svitati (v. d. dag) bij het aanbreken van de dag - u svanue, u zoru aanbrengen - doneti, dovesti postaviti, namestiti (plaatsen) naneti, poiniti (schade) aandacht - panja, pozornost (zie ook: vestigen) de aandacht vestigen op - obratiti panju na; upozoriti na

de aandacht trekken - privui panju aandacht besteden aan - osvrnuti se na, osvrtati se na in overweping nemen - osvrnuti se na, osvrtati se na aandachtig - paljiv aandeel - udeo (ergens in) deonica, akcija (fin) aandeelhouder - deoniar, akcionar aandenken - uspomena aandienen - pretstaviti aandoen - obui, oblaiti (kleren) otvoriti (radio) upaliti (licht) dirnuti, ganuti (ontroeren) ; zadati, zadavati aandoening - ganutost aandoenlijk - dirljiv aandraaien - zategnuti, pritegnuti, stegnuti, stezati (schroef) ; zaviti, zavijati (schroef); zavrnuti, zavrtati; zavrteti aandrang - nagon, pobuda navala (bloed) aandrijven - staviti u pogon (techn) aandrijving - pogon (techn) aandringen (op) - nagovarati

urgirati, (uporno) traiti (op betaling) aanduiden - naznaiti, oznaiti, oznaivati aanduiding - oznaka, znak odredjivanje aaneen - zajedno aangaan - poeti, poinjati (beginnen) zapaliti se (vuur, lamp) sklopiti (contract) ticati se, odnositi se na (betreffen) povesti (onderhandelingen) aangaande - to se tie aangeboren - urodjen aangedaan - dirnut, ganut aangelegenheid - stvar, posao aangenaam - [aangenamer, ?] - prijatan, ugodan, drag (prettig) [drai, ?] drago, milo, prijatno (bw) aangenaam! - drago mi je! (bij het voorstellen) hoe dan ook - kako mu je drago, ma kako aangenomen kind - posvoje aangeschoten - napit (dronken) aangetekend - preporueno (brief) aangetekende brief - preporueno pismo aangeven - dodati (aanreiken)

prijaviti, prijavljivati (bij politie, douane) oznaiti, oznaivati (aanduiden) aangezicht - lice aangezien - poto, budui da, sobzirom (na to) da, kako aangifte - prijava aangrenzend - susedan, oblinji aangrijpen - ugrabiti (gelegenheid) dirnuti (ontroeren) obuzeti, obuzimati (angst) aangrijpend - dirljiv aanhaken - zakaiti aanhalen - pritegnuti (riem, teugels, knoop) navesti, navoditi, navodjenje (citeren) milovati (liefkozen) aanhalingstekens - znaci navoda aanhanger - pristalica aanhanging - aanhanging maken - pokrenuti, pokretati, podii, podizati (rechtszaak) (jur) een zaak aanhanging maken - podii parnicu aanhangsel - dodatak, dopuna aanhangwagen - prikolica aanhankelijk - odan, privren aanhebben - nositi

aanhechten - prikopati aanhef - uvod, poetak aanheffen - zapevati (een lied) aanhoren - sasluati aanhouden - zaustaviti, zaustavljati (persoon) uhapsiti (arresteren) biti uporan (volhouden) zategnuti, zatezati (voortduren) aanhoudend - stalan, neprestan stalno (bw) aanjagen schrik aanjagen - plaiti aankijken - pogledati met een scheel oog aankijken - gledati popreko na aanklacht - optuba; tuba aanklagen - optuiti, optuivati, okriviti, okrivljivati; tuiti aanklager - tuilac aankleden - obui, oblaiti zich aankleden - obui se, oblaiti se aankloppen - pokucati aanknopen - zapoeti, zametnuti (gesprek) aankomen - stii, stizati, dosei; prispeti doputovati (na een reis)

aankomst - dolazak aankondigen - oglasiti, oglaavati, objaviti, objavljivati; prijaviti, prijavljivati aankondiging - objava, oglas; prijava aankoop - kupovina, nabavka aanleg - izgradnja, postavljanje, uredjivanje prirodna sklonost; smisao (talent); sposobnost aanleg hebben vor - imati smisla (dar, sposobnost) za aanleggen - izgraditi, urediti, gradititi, uredjivati (maken) nanianiti, uperiti (geweer) pristati (schip) uvesti, uvoditi (el. leidingen) aanlegplaats, aanlegplaatssteiger - pristanite aanleiding - povod naar aanleiding van - povodom, u vezi sa, u vezi aanleren - nauiti aanlokkelijk - privlaan aanloop - polet, zalet een aanloop nemen - zaleteti se aanlopen (bij) - navratiti kod, svratiti kod, navraati aanmaken - napraviti zapaliti (vuur) pripremiti, zainiti (sla)

aanmanen - opomenuti, pozvati aanmaning - opomena, poziv aanmatigen - zich aanmatigen - prisvojiti, prisvajati aanmatigend - nadmen, gord, obestan aanmelden - prijaviti, prijavljivati aanmelding - prijava aanmeldingsformulier - prijavnica aanmerkelijk - znatan aanmerking - obzir dat kompt niet in aanmerking - ne dolazi u obzir in aanmerking nemen - voditi rauna o, imati u vidu; uvaavati, uvaiti aanmerkingen aanmerkingen maken - prigovarati aanmoedigen - ohrabriti, bodriti, hrabriti aanmoediging - ohrabrenje aanmunten - kovati aannaaien - priiti, priivati aannemelijk - prihvatljiv aannemen - primiti, primati (in ontvangst nemen) usvojiti, uzeti pod svoje (kind) poprimiti, usvojiti (gewoonte) pretpostaviti, uzeti, uzimati (onderstellen) uzeti u slubu, uzimati u slubu (in dienst)

prihvatiti (voorstel) usvojiti (wet) ; uvaavati, uvaiti aannemer - preduzima, gradjevinski preduzima aanpak - nain na koji se reava (neki problem) aanpakken - uhvatiti, uzeti, uzimati poeti (beginnen) dirnuti (ontroeren) een werk aanpakken - latiti se posla aanpassen - probati (kledingstuk) podesiti, prilagoditi, prilagodjavati (snelheid) zich aanpassen - prilagoditi se, prilagodjavati se; snai se, snalaziti se aanpassing - prilagodjavanje aanpassingsvermogen - mo prilagodjavanja, prilagodljivost aanplak- - oglasni aanplakbiljet - oglas, objava aanplakken - nalepiti, prilepiti aanplakzuil - oglasni stub, stub za lepljenje oglasa aanplant - sadjenje (handeling) nasad (het geplante) aanplanting - plantaa (plantage) aanprijzen - proporuiti, preporuivati

aanraden - savetovati aanraken - dirati, dirnuti, dodirnuti, taknuti, dosei aanraking - dodir aanrecht - sudopera aanreiken - pruiti, pruati aanrekenen tot, als ??? - upisati u, upisivati u aanrichten - poiniti, prouzrokovati; prirediti (banket) spraviti, spravljati (maal) aanrijding - sudar aanroepen - dozvati, zvati prizvati (God) aanschaf - nabavka aanschaffen - nabaviti, nabavljati aanschaffing - nabavka aanschouwelijk - oigledan (onderwijs) aanschouwelijk maken - predoiti aanschouwen - ugledati, gledati, posmatrati aanslaan - krenuti (motor) oporezivati (belasting) aanslag - atentat (moord- (moordanslag)) navlaka (op koper) procena poreza (belasting) aanslagbiljet - porezni list

aansluiten - spojiti, sastaviti prikljuiti (tel, el) zich aansluiten bij - pridruiti se, pristupiti, otii u ; prikopati se aansluiting - spoj (verbinding) veza (tel); prikljuak prelaz (trein) aansluitstuk - prikljuak aansporen - pobuditi, pobudjivati, podstai, podsticati, podstaknuti, naterati, bodriti, podbadati, podbosti (de sporen geven) urgirati aansporing - podsticanje, pobuda, podsticaj aanspraak - zahtev (eis) aansprakelijk - odgovoran aansprakelijkheid - odgovornost wettelijke aansprakelijkheid sverzekering - osiguranje prema treim licima aanspreken - osloviti, oslovljavati, obratiti se aanspreektitel - titula ??? aanstaan - dopadati se, dopasti se osloniti se (na) (tegen iets) aanstaand - idui (eerstkomend) budui (toekomstig) aanstalten - aanstalten maken - spremiti se (da...)

aansteken - zapaliti, upaliti, paliti (vuur, licht) naloiti (kachel) zaraziti (ziekte) aansteker - upalja (sigaretten) aanstellen - postaviti, postavljati, namestiti zich aanstellen - afektirati, neprirodno se ponaati aanstellen tot - postaviti za, postavljati za (sekretara) (secretaris) aanstellering - usiljen, izvetaen aanstellerij - usiljenost, neprirodno ponaanje aanstelling - zaposlenje, radno mesto, sluba (betrekking) postavljanje (benoeming) aanstoken - hukati, pobuniti aanstonds - uskoro, skoro aanstoot geven - vredjati, izazvati ogorenje steen des aanstoots - kamen spoticanja aanstoot nemen aan - uvrediti se aantal - broj een onnoemelijk aantal - bezbroj aantasten - napasti povrediti, okrnjiti, zadirati u (fig) (eer(ast)) aantekenboekje - notes, belenica aantekenen - zabeleiti, beleiti; zapisati poslati preporueno (brief)

uloiti (protest) aantekening - beleka, opaska, zabeleka; zapis aantonen - pokazati, pokazivati; ukazati na aantreffen - naii na, zatei, zadesiti aantrekkelijk - privlaan aantrekkelijkheid - ar aantrekken - privui, privlaiti; (fig) zategnuti, zatezati, stegnuti, stezati, pritegnuti (vaster) (knoop) obui, navlaiti, navui (kleren) pokupiti (teugels) aantrekkingskracht - privlana snaga, privlana sila aanvaarden - prihvatiti, prihvaati, primiti, primati aanval - napad, navala (mil) napad, nastup (med) aanvallen - napasti, napadati, naleteti, nasrnuti, nasrtati, navaliti na aanvaller - napada aanvallig - draesan, ljubak aanvang - poetak, nastupanje, nastup aanvangen - poeti, poinjati, zapoeti, pristupiti, nastupiti, nastupati ; zametnuti (gesprek) aanvangs- - poetni aanvankelijk - prvi, poetni (bn) ispoetka, iz poetka, isprva, u prvi mah (bw)

aanvliegen - naleteti (na) aanvoegende wijs - konjuktiv aanvoer - dovoz, dopremanje (ivotnih namirnica) snabdevanje (vodom, elektrinom energijom) dovodjenje (toplote) aanvoerder - vodja, naelnik aanvoeren - dovesti, dovoziti (materiaal) predvoditi, biti na elu (leiden) navesti, navoditi, navodjenje (bewijzen) aanvraag - molba (verzoek) narudbina (bestelling) aanvragen - traiti, moliti za aanvrager - molilac aanvullen - dopuniti, upotpuniti, popuniti, popunjavati aanvullend - dopunski, naknadni aanvulling - dopuna, upotpunjavanje aanvuren - bodriti aanwakkeren - podstai, podsticati, podstaknuti, ohrabriti aanwas - porast aanwenden - upotrebiti, upotrebljavati aanwending - upotreba aanwennen - nauiti aanwennen zich - nauiti se

aanwezig - prisutan aanwezig zijn bij - prisustvovati aanwezigheid - prisutnost aanwijzen - pokazati, pokazivati odrediti, odredjivati (als erfgenaam) aanwijzing - uputstvo (voorschrift) (instructie) znak (teken) aanwijzingen aanwijzingen geven - uputiti, upuivati aanwinst - dobitak, tekovina aanzeggen - saoptiti, prijaviti aanzetten - terati ??? (tot) engl. put... (on to); fit on (a piece); sew on (buttons); set, strop (a razor); put on (the radio) start (an engine); urge on (a horse); incite to (rebellion) komen * - turn up komen * met - come out with (an idea) aanzien - pogledati pogled (uiterlijk) ugled (prestige) ten aanzien van - prema, to se tie, u odnosu na aanzienlijk - znatan (aanmerkelijk); zamaan

znamenit, ugledan (persoon, familie) aap - majmun aar - klas aard - narav, ud aard- - zemaljski, zemni aardappel - krompir gebakken aardappelen - peeni krompir aardbei - jagoda aardbeving - zemljotres, potres aardbol - zemaljska kugla aarde - zemlja (planeet) aarden - zemljan (bn) prilagoditi se, ugodno se oseati spojiti sa zemljom, uzemljiti (el) aardewerk - (zemljano) posudje, lonarija aardgas - zemni gas (gas) aardig - zgodan (leuk) zgodno (bw) ljubazan, prijazan (vriendelijk) aardolie - nafta, petrolej aardrijkskunde - geografija, zemljopis aards - zemaljski aartsbisschop - nadbiskup

aartsvijand - krvni neprijatelj aarzelen - oklevati, ustruavati se, izmotavati se aarzeling - oklevanje; ustruavanje aas - mamac kec (kaartspel) abattoir - klanica (sclachthuis) abc - abeceda abdij - opatija abnormaal - abnormalan, nenormalan abnormaliteit - abnormalnost, nenormalnost abonnee - pretplatnik, abonent abonnee- - pretplatniki abonneenummer - pretplatniki broj (tel) abonnement - pretplata abonneren - zich abonneren - pretplatiti se, abonirati abortus - pobaaj, abortus abrikoos - kajsija absoluut - apsolutan, apsolutno (bw) absoluut niet! - ni u kom sluaju!, ni sluajno! (in geen geval! ) abuis - pogreka, greka, zabuna, omaka acacia - bagrem, akacija academie - akademija lid v.e. academie - akademik

academisch - akademski accent - naglasak, akcent, akcenat accepteren - prihvatiti, prihvaati; uvaavati, uvaiti accessories - pribor accijns - troarina accountant - finansijski revizor accu - akumulator ach! - joj!, jao! achillespees - petna ila acht - osam, osmoro, osmorica lijn acht - osmica (tram) met z'n achten - osmoro een acht - osmica (broj) acht slaan op - obazirati se na, obazreti se na zich in acht nemen - paziti se achteloos - nemaran achten - smatrati (menen) potovati (hoog-); uvaavati achtenswaardig - uvaen, uvaavan achter - iza, za (vz) achter ... aan (lopen) - (ii) za otpozadi (aan de achterkant) (bw) natrag (horloge)

gaan achter - zai za, zalaziti za verdwijnen achter - zai za, zalaziti za achteraf - posle (svega), naknadno achterbaks - podmukao achterblijven (bij) - zaostati (za), zaostajati (za); ostati, ostajati achterbuurt - siromana etvrt achterdeur - zadnja vrata achterdocht - sumnja, nepoverenje achterdochtig - nepoverljiv achtereenvolgens - redom achteren - van achteren - otpozadi, pozadi, straga achtergebleven - zaostao achtergrond - pozadina achterhalen - engl. overtake (pretei, prestii); recover (stolen goods) (dobiti nazad, ponovo stei; ozdraviti,oporaviti); expose (a lie) (izloiti, podvri; otkriti (skandal); osvetliti (fot) supersede (a theory) achterhoede - zatitnica achterhoofd - zadnji deo glave, potiljak achterkant - zadnja strana

poledjina (v. boek, blad enz.) achterkleinkind - paraunuk achterlaten - ostaviti achterlicht - zadnje svetlo achterlijk - zaostao, nazadan achterlijkheid - zaostalost achterlopen - zaostajati, zaostati (horloge) ii natrag, ii unazad achterna - za achternaam - prezime (sin.: familienaam) achterover - unatrag, unazad, natrake, natrag achterstallen - zapostaviti, zapostavljati achterstallig - zaostao (dug) achterstand - zaostatak achterste - zadnji, stranji zadnjica, stranjica, dupe achtersteven - krma achteruit - unatrag, unazad, natrag, nazad achteruitgaan - ii natrag; uzmai, uzmaknuti, uzmicati nazadovati, opadati (fig) achteruitgaan voor - ustupiti achteruitgang - nazadovanje, opadanje zadnji izlaz

achteruitkijkspiegel - retrovizor achteruitrijden - voziti unazad achteruitzetten - pomaknuti nazad achtervoegsel - nastavak, sufiks (gram) achtervolgen - progoniti, proganjati, ganjati achtervolging - proganjanje, potera achterwaarts - natrake achterwege - achterwege laten - izostaviti achterwiel - zadnji toak achting - potovanje achtste - osmi achtste deel - osmina achttien - osamnaest lijn achttien - osamnaestica (tram) actie - delatnost, akcija actief - aktivan activiteit - aktivnost, delatnost actueel - savremen, najnoviji acuut - akutan adder - zmija adel - plemstvo adel- - plemiki adelaar - orao

adellijk - plemiki adellijke vrouw - plemkinja adelstand - plemiki stale adem - dah ademen - odisati ademhalen - disati ademhaling - disanje ademloos - bez daha een ademloos ze stilte - mrtva tiina ader - ila, vena aderverkalking - zakreavanje vena adieu! - zbogom! adjudant - adjutant administratie - uprava, administracija administratief - upravni, administrativni admiraal - admiral adopteren - prisvojiti, usvojiti (kind), uzeti pod svoje adoptie - prisvajanje, usvajanje adres - adresa, naslov adresboek - adresar adresseren - adresirati Adriatische Zee - Jadransko more, Jadran advertentie - oglas

advertentiebureau - oglasni zavod, zavod za oglaavanje adverteren - staviti oglas, oglasiti, oglaavati stavljati oglase advies - savet adviseren - savetovati adviseur - savetodavac advocaat - advokat brendi sa jajima (drank) advocaten- - advokatski af - gotov, svren (klaar) niz (naar beneden) de trap af - niz stepenice afbeelden - slikati, prikazati afbeelding - slika afbetalen - otplatiti, otplaivati afbetaling - otplata, plaanje na rate op afbetaling - na otplatu, na rate, na kredit, u ratama afbeulen zich afbeulen - izmuiti se afbijten - odgristi, odgrizati afblijven - afblijven van - ne dirnuti, ne taknuti afborstelen - oetkati afbraak - ruenje

afbreken - ruiti, sruiti (huis) prekinuti, prekidati (verbinding) otkinuti, otkidati, odlomiti, okrnjiti, otrgnuti (tak) afbrengen van - odvratiti afbreuk - afbreuk doen aan - koditi, tetiti, krnjiti afdal - streha afdalen - sii, silaziti, spustiti se, sputati se afdanken - otpustiti (ontslaan) ukinuti (afschaffen) afdeling - odeljenje, odsek (mil) afdingen - cenjkati se, pogadjati se afdoen - skinuti, skidati, odloiti (jas, verband) obaviti (zaken) platiti (schulden) afdoend - uspean, efikasan (middel) presudan (bewijs) afdrogen - osuiti afdruk - otisak afdrukken - otisnuti, otiskivati izraditi fotografije, kopirati (fot) afdwalen - udaljiti se, udaljivati se, udaljavati se zastraniti, zastranjivati, posrnuti, posrtati afdwaling - zastranjenje, zastranjivanje

affecteren - afektirati affiche - oglas afgaan - upaliti (geweer) afgebreken - krnjiti afgebroken - krnj afgeleefd - iivljen, ostareo afgelegen - zabaen afgemat - umoran, iscrpljen afgemeten - odmeren afgepast geld - izbrojen novac afgeplukt - obran (???) afgerond - obran (???) afgestudeerd - diplomiran (sin.: doctorandus) afgevaardigde - poslanik, zastupnik, izaslanik afgeven - predati, predavati, izruiti, dostaviti, dostavljati izdati (document) otrti afgezaagd - otrcan (fig) afgezant - poslanik, izaslanik afgezien van - ne uzimajui u obzir, osim afgezonderd - odvojen, povuen afgietsel - odlivak afgifte - predaja, predavanje (overhandiging)

izdavanje (document) afgod - idol, lani bog afgijselijk - uasan, strahovit, grozan afgrijzen - strava, uas afgrond - provalija, ponor, ambis afgunst - zavist, ljubomora afgunstig - zavidan, ljubomoran afhakken - odrubiti afhalen - ii po (gaan halen) skinuti sa, skidati sa, uzeti sa, uzimati sa (eraf nemen) skinuti, skidati (bed) erf afhalen - skinuti, skidati afhandelen - obaviti afhangen (van) - zavisiti (od), stajati, stojati (od); stajati (do) afhankelijk - zavisan afhankelijkheid - zavisnost afkeer - antipatija, gnuanje afkeuren - ne odobriti, osuditi otpustiti zbog nesposobnosti (mil) afkeurenswaardig - za osudu afkeuring - neodobravanje, osuda afkloppen - otresti se afknotten - okrnjiti

afkoelen - ohladiti (se), rashladiti (se) afkoeling - osveenje afkomen - er afkomen - proi, prolaziti er goed afkomen - dobro proi er slecht afkomen - loe proi, zlo proi er van af komen - izvui se, izvlaiti se afkomst - poreklo afkomstig (uit) - poreklom iz, rodom iz afkomstig zijn van - potei od, poticati od afkondigen - proglasiti, objaviti, objavljivati afkondiging - proglaenje, objava, proglas afkoop - otkup afkopen - otkupiti, iskupiti afkorten - skratiti, skraivati afkorting - skraenica, skraenje afkrabben - ostrugati afleggen - prevaliti (weg, afstand (udaljenost, razmak, odstojanje)) poloiti, polagati (examen, rekenschop, eed) examen afleggen - poloiti ispit polaganje (examen, rekenschop, eed) skinuti, skidati (rouw) uiniti (bezoek) met goed gevolg afleggen - poloiti (examen)

afleiden - odvratiti, odvraati (aandacht) afleiden (uit) - izvesti zakljuak, izvoditi zakljuak, zakljuiti, zakljuivati (concluderen) zabaviti (vermaken) afleiding - odvraanje zabava (vermaak) izvodjenje (v. woord) afleren - oduiti, oduivati afleveren - isporuiti, predati aflevering - isporuka, predaja aflikken - oblizati afloop - svretak, ishod, rezultat aflopen - svriti se (goed, slecht) izmicati aflopende helling - nagib aflossen - smeniti, izmeniti, smenjivati (vervangen) oduiti (schuld) aflossing - smenjivanje, izmena; smena oduenje (schuld) afluisteren - oslukvati, prislukvati afmaken - zavriti, svriti (voltooien); zgotoviti ubiti (doden) zich afmaken van - otarasiti se

afmatten - umarati, umoriti, premoriti, iznuriti; slabiti afmeten - odmeriti, premeriti afmeting - dimenzija, veliina afnemen - oduzeti, oduzimati (afpakken) skinuti, skidati (hoed) pospremiti, pospremati (tafel) opadati, smanjiti, spadati, nestajati (verminderen) popustiti, poputati (pijn, koorts, storm) (sin.: minder worden) kupiti (kopen) sei (kaartspel) stof afnemen - brisati prainu afnemer - muterija, kupac, potroa afpassen - odmeriti izbrojiti (geld) afpersen - iznuditi, iznudjivati; uceniti, ucenjivati afplatten - spljotiti, spljeskati afpunten - podrezati afraden - odvratiti od, odvraati od, odgovoriti afranselen - izmlatiti, istui, izbiti afrekenen - obraunati, obraunavati platiti afrekening - obraun africhten - vebati

Afrika - Afrika Afrikaan - Afrikanac Afrikaans - afriki, afrikanski afrollen - razmotati, odmotati afromen - obrati afronden - zaokruiti, zaobliti afrossen - izmlatiti, istui, izbiti afrukken - kidati, otrgnuti (lostrekken) afschaffen - ukinuti, ukidati afschaven - ostrugati afscheid - oprotaj, opratanje, rastanak afscheid nemen van - oprostiti se sa, opratati se sa, rastati se sa afscheiden - odvojiti izluiti (uit klieren) afscheiding - odvajanje, izluenje afschermen - zakloniti; zasloniti??? afschieten - opaliti, odapeti, odapinjati (geweer, pijl) afschilferen - ljutiti se afschrift - prepis, kopija (kopie, copie) afschrijven - ispisati otpisati, otpisivati (schuld) afschrijving - otpis, amortizacija (fin) afschudden - otresti; stresti

afschuiven - svaliti (schuld) afschuren - ostrugati afschuw - uas, grozaota, gnuanje een afschuw hebben (van) - gaditi se afschuw gevoelen - groziti se afschuwelijk - uasan, odvratan, gadan, grozan, oduran, mrzak mrsko (bw) afslaan - odbiti (aanval, verzoek) potisnuti, potiskivati odsei, odrubiti (hoofd) krenuti, skrenuti, skretati (naar rechts) naar rechts afslaan - zaokrenuti desno zastajkivati (motor) afslag - popust, smanjenje cene afsloven - zich afsloven - muiti se, premoriti se afsluitdijk - zatitna brana afsluiten - zakljuati (met sleutel) zakljuiti (contract) pregraditi, pregradjivati, zagraditi, zagradjivati (versperren) afsluiting - pregrada; zagrada afsmeken - preklinjati, moliti afsnijden - odrezati, odsei, odsecati, odrubiti, okrnjiti; sasei presei (weg)

de weg afsnijden - sei put odsecanje afspelen - zich afspelen - odigrati se, odigravati se afspraak - dogovor; ugovor sastanak (rendezvous) een afspraak maken - zakazati sastanak afspreken - dogovoriti se, ugovoriti, ugovarati afspringen - odskoiti, odskakati afstaan - ustupiti afstammeling - potomak afstammen van - voditi poreklo od afstand - udaljenost, razmak, odstojanje odricanje (verzaking) afstand doen van - odricati se, odrei se; ustupiti afstemmen - udesiti, doterati (radio) afstempelen - ponititi (peatom) afstijgen - sii, silaziti afstoffen - oistiti od praine afstompen - otupeti, otupiti, otupljivati afstoten - odbiti, odbijati afstotend - odbojni afstuderen - diplomirati aftakelen - raspremiti (schip)

oslabiti, opadati (fig) aftakking - ogranak, krak aftekenen - potpisati zich aftekenen - ocrtavati se after-shave - sredstvo (losion) posle brijanja aftobben - zich aftobben - mrcvariti se, muiti se aftrek - odbitak (fin) prodja (comm, v. goederen) aftrek vinden - prolaziti aftrekken - otrgnuti (afrukken) odbiti, odbijati (rek) udaljiti se, otii (weggaan) aftrekking - odbijanje (rek) aftreksel - estrakt afvaardigen - poslati, izaslati afvaardiging - poslanstvo afval - otpadak, otpaci, smee, izmet otpadanje (v. geloof) afvallen - otpasti, opadati, otkinuti se omraviti, smrati (mager worden) afvallig - otpadniki, odmetniki odmetnik afvallig worden - odmetnuti se

afvegen - obrisati, otrti afvloeiing - oticanje postepeno otputanje (fig) afvoer - odvoz, odvod afvoer- - odvodni afvoeren - odvesti, odvoditi, odvoziti afvoerkanaal - odlivnik afvoerleiding - odvodna cev afvragen - zich afvragen - pitati se afvuren - opaliti afwachten - oekivati afwachting - oekivanje in afwachting van uw antwoord - u oekivanju Vaeg odgovora afwasmachine - maina za pranje posudja afwasmiddel - sredstvo za pranje posudja afwassen - oprati afwatering - odvodnjavanje afweer - odbrana afwenden - odvratiti, odvraati ukloniti, uklanjati (gevaar) afwennen - oduiti, oduavati odviknuti, odvikavati afweren - odbraniti; suzbiti, suzbijati (slag)

odbiti, odbijati (stoot) afwering - odbrana odbijanje (stoot) afwerken - dovriti, doterati afwerking - dovravanje, doterivanje afwerpen - zbaciti (juk); stresti odvaliti (schuld) afwezig - odsutan afwezig zijn - izostati, izostajati (niet komen) afwezigheid - odsustvo, odsutnost afwijken - odstupati, odstupiti udaljiti se, udaljavati se, skrenuti, skretati afwijking - skretanje, odstupanje nastranost, nepravilnost, abnormalnost, mana, nenormalnost (abnormaliteit) afwijzen - odbiti, odbijati sruiti (op examen; bij examen) afwijzing - odbijanje afwikkelen - odmotati; razmotati srediti (fig) afwinden - odmotati; razmotati afwisselen - izmeniti, menjati afwisselend - izmenian, naizmenian naizmenino (bw)

afwisseling - promena naizmeninost afwissen - otrti afwrijven - obrisati

afzagen - otpiliti afzeggen - otkazati, opozvati afzenden - poslati, slati, odaslati, odailjati afzender - poiljalac alje (op brief) afzet - plasman, prodja afzetten - skinuti, skidati (hoed, bril) odsei (been) svrgnuti sa vlasti, skinuti sa vlasti (vorst) prevariti, nasamariti (bedriegen) plasirati (goederen) ; svaliti (zorgen) zich afzetten - odupreti se, odupirati se afzetter - varalica afzichtelijk - oduran, odvratan afzien van - odricati se, odrei se, okaniti se, odustati od afzienbaar - dogledan binnen afzienbaare tijd - u dogledno vreme

afzijdig - zich afzijdig houden - ne meati se (u) afzonderen - odvojiti, odvajiti, odeliti, osamiti afzondering - odvojenost, usamljenost afzonderlijk - poseban, zaseban, pojedinaan, pojedini posebno (bw) de afzonderlijke - pojedini afzweren - odrei se (zakletvom) agenda - notes (aantekenboekje) dnevni red (dagorder) agent - otpravnik (comm) agent agent v. politie - policijajac agentschap - agencija, otpravnitvo agressie - agresija agressief - agresivan air-conditioning - aklimatizacija, klimatizacija akelig - straan, neugodan akker - njiva, oranica, polje akkoord - dogovor, sporazum, ugovor akord (muz) akkoord gaan met - slagati se sa, sloiti se sa, biti saglasan sa, prihvatiti, prihvaati wij gaan akkord - sporazumni smo

in overleg met - u dogovoru sa akte - in (toneel) akt, spis (document) aktentas - akten tana al - svi, sva (alle) sav, itav (geheel) ve (bw) al ... ook - makar al zou ik ook alles verliezen - makar sve izgubio al lang - odavno alarm - uzbuna alarmschel - zvono za uzbunu Albanees - Albanac; iptar albanski (bn) Albanie - Albanija albast - alabastar alcohol - alkohol (spiritus) aldaar - tamo, na tom mestu aldoor - stalno, neprekidno aldus - tako, na taj nain alfabet - alfabet, azbuka alfabetisch - alfabetski alg, alge - alga, morska trava

algebra - algebra algeheel - potpun, opti algemeen - opti, uopteno in het algemeen - uopte, obino, u veini sluajeva Algerije, Algiers - Alir Algerijn - Alirac Algerijns - alirski Algiers, Algerije - Alir alhier - ovde, u ovom mestu, na ovom mestu alhoewel - iako, premda alimentatie - alimentacija alinea - stavak ???, stav alle - zie al allebei de - oba alledaags - svakidanji, svakodnevni alleen - sam nasamo samo, jedino (bw) alleenheerser - monarh, vlastodrac, autokrata alleenverkoop - samoprodaja (engl. sole sale, sole agency) (???) alleenvertegenwoordiger - generalni zastupnik allemaal - engl. (one and) aal, the lot of them allerbeste - het allerbeste! - sve najbolje!, svako dobro!

Allerheiligen - Svi Sveti (rel) allerlei - svakakav, svakojak, svakovrstan Allerzielen - Sveti duhovi (rel) alles - sve alles bij elkaar - svega van alles - svata, svega; tota allesbehalve - uopte ne alleszins - u svakom pogledu allicht - lako svakako oito all-riskverzekering - puno osiguranje, potpuno osiguranje almachtig - svemoan almanak - almanah alom - svuda aloud - drevan Alpen - Alpi alpinisme - planinarenje alpinist - planinar alpinistisch - planinarski als kao, poput (vergelijkend) ako

kada (tijd) da ako da (voorwaarde) zowel ... als - kako ... tako i, i ... i als het ware - takorei als't u blieft - izvolite (bij geven), molim (bij vragen) als ik rijk was zou ik een vliegtuig kopen - da sam bogat kupio bih avion even ... als - (isto tako) ... kao i alsdan - onda alsjeblieft - izvoli (bij geven) molim (bij vragen) alsmede - kao i; te alsof - kao da alsof zijn neus bloedde - mirne due alstublieft - izvolite (bij geven) molim (bij vragen) alt - alt altaar - oltar althans - barem altijd - uvek altijd hetzelfde liedje - uvek jedno te isto voor altijd - zauvek voor altijd vertrekken - otii u nepovrat

aluin - stipsa aluminium - aluminijum alvorens - pre nego to alweer - opet alwetend - sveznajui alzo - tako, na taj nain amandel - badem (vrucht) krajnik (klier) (keel) amateur - amater ambacht - zanat ambachts- - zanatski ambachtsman - majstor, zanatlija ambachtsschool - zanatska kola ambassade - ambasada ambassadeur - ambasador ambitie - ambicija ambitieus - ambiciozan ambt - sluba ambtenaar - inovnik, slubeno lice, slubenik (employe) ambtshalve - slubeno ambulance - ambulanta ambulancewagen - sanitetska kola amechtig - zadihan

amendement - amandman Amerika - Amerika Amerikaan - Amerikanac Amerikaans - ameriki, amerikanski Amerikaanse - Amerikanka ameublement - pokuanstvo ammoniak - amonijak amnestie - pomilovanje amper - jedva ampermeter - ampermetar amputatie - odsecanje, amputacija amputeren - odsei, odsecati, amputirati analfabeet - nepismen, nepismeni, analfabet analfabetisme - nepismenost analyse - analiza analyseren - analizirati ananas - ananas anatomie - anatomija ander - drugi, ostali om de andere dag - svaki drugi dan onder andere - izmedju ostalog onder anderen - izmedju ostalih ander(e) (dan) - drugiji (od)

anderhalf - jedan i po anderhalf uur - sat i po anderhalf kilometer - kilometar i po anders - drugaiji, drugojaiji (bn) drukije (bw) inae (zo niet) (bw) wat anders - neto drugo iets anders - neto drugo andijvie - zimska salata, endivija angel - udica (vishaak) aoka (v. bij) angst - strah, bojazan angstig - zastraen, prestraen angstvallig - krajnje savestan, krajnje taan anijs - anis anjer - karanfil anker - sidro, kotva ankerplaats - sidrite, kotvite annalen - letopis annexeren - prikljuiti, pripojiti annonce - oglas annuleren - ponititi (nietig verklaren) otkazati, otkazivati (reis etc.)

anoniem - bezimen anorganisch - anorganski, neorganski ansichtkaart - razglednica ansjovis - sardina antenne - antena anticonceptioneel middel - prezervativ antiek - antiki (bn) umetnike starine antipathie - antipatija antipathiek - antipatian antiquair - starinar antiquariaat - starinarnica, antikvarnica, antikvarijat antiquiteit - antikvitet, starina antisemiet - antisemitist antitank- - protivtenkovski antitankgeschut - protivtenkovska artiljerija antivriesmiddel - antifriz (aut) antraciet - antracit antwoord - odgovor in antwoord op - odgovarajui na antwoorden - odgovoriti, odgovarati anus - mar A.O.W. - (opta) dravna starosna penzija

apart - poseban, zaseban, odvojen posebno, odvojeno (bw) apathisch - apatian apenootje - kikiriki aperitief - aperitiv, pie pre jela apostel - apostol apotheek - apoteka apotheker - apotekar apparaat - aparat, uredjaj, sprava, naprava appel - jabuka poziv, alba appelboom - jabuka (drvo) appelmoes - kaa od jabuka appelwijn - jabukovaa applaudisseren - pljeskati, aplaudirati applaus - pljesak, pljeskanje, aplauz april - april, travanj aquarel - akvarel aquarium - akvarijum Arabie - Arabija Arabier - Arapin Arabisch - arapski arbeid - rad, posao

raad van arbeid - radnika komora arbeiden - raditi arbeider - radnik arbeiders - radniki arbeidersbeweging - radniki pokret arbeiderswoning - radniki stan arbeids- - radni radniki (arbeiders-) arbeidsbeurs - berza rada arbeidsbureau - zavod za zapoljavanje, biro rada arbeidscontract - radniki ugovor arbeidskrachten - radna snaga arbeidsloon - plata, zarada arbeidsongeschiktheid - radna nesposobnost arbeidsprestatie - uinak arbeidsvermogen - energija arbeidsvoorwaarde - radni uslov arbeidster - radnica; radilica arbeidzaam - vredan, radan archeologie - arheologija archeologisch - arheoloki archeoloog - arheolog archief - arhiv

archipel - ostrvlje, otoje, arhipelag architect - arhitekt, arhitekta, neimar architectuur - arhitektura are - ar arena - arena arend - orao argeloos - bezazlen (naief) Argentinie - Argentina arglist - prefriganost, lukavstvo arglistig - prefrigan, lukav, podmukao; zloban argwaan - sumnja argwaan krijgen - posumnjati argwanend - sumnjiav aria - arija aristocratisch - aristokratski arm - ruka siromaan (bn) jadan (fig) armband - narukvica arme - siromah armoede - siromas~tvo; sirotinja armpje - ruica armvol - naruje

in de armen - u naruju armzalig - bedan, jadan, skuen, nikakav, oskudan, slab een armzalig leven leiden - ivotariti arrest - pritvor arrestant - uhapenik arrestatie - hapenje arresteren - uhapsiti, hapsiti arrogant - arogantan, naduven, bahat arrondissementsrechtbank - okruni sud artikel - lanak (krant) lan, lanak (wet) artikel (comm), artikl - artikal, artikl (comm) artikelen - roba (goederen) artillerie - artiljerija artistiek - umetniki arts - lekar as - osovina, osa, os (spil) vratilo (techn) pepeo (v. vuur) asbakje - pepeljara asbest - azbest asfalt - asfalt asfalteren - asfaltirati

niet geasfalteerd - neasfaltiran asfaltweg - asfaltni put asiel - utoite asociaal - asocijalan aspect - izgled (vooruitzicht) strana (zijde) vid asperge - asparagus???, pargla (plant) aspiratie - stremljenje aspirine - aspirin assepoester - pepeljuga assistent - asistent, pomonik assistente - pomonica, asistenkinja assurantie - osiguranje astma - astma astrologie - astrologija astroloog - astrolog astronomisch - astronomski atheist - ateist Athene - Atina Atlantische Oceaan - Atlanski okean atlas - atlas atletiek - atletika

atmosfeer - atmosfera atoom - atom atoom- - atomski, nuklearni atoombom - atomska bomba atoomenergie - atomska energija atoomtijdperk - atomsko doba attache - atae attent - paljiv attentie - panja, paljivost ter attentie van - na ruke, na panju (t.a.v.) attest - potvrda, uverenje aubergine - patlidan audientie - audijencija augurk - kiseli krastavac, krastavic augustus - avgust, kolovoz aula - sveana dvorana auspicien - okrilje, pokroviteljstvo onder auspicien - pod okriljem, pod pokroviteljstvom Australie - Australija Australier - Australijanac Australisch - australijski auteur - pisac auto - auto, automobil, kola

auto- - automobilski autobus - autobus autokaart - auto karta automaat - automat automatisch - automatski autonomie - samouprava autoonderdelen - autodelovi autoongeluk - automobilska nesrea autoped - romobil, trotinet autorijles - as iz vonje, sat iz vonje autorijschool, rijschool - auto kola autoriteit - [autoriteiten] - autoritet nadleni organ, vlast (overheidslichaam) autoriteiten - nadleni organi autosnelweg - autostrada, savremeni put autoweg - autoput averechts - krivo, naopako averij - kvar, teta (na brodovima) avond - vee 's avonds - uvee, navee 's avonds eten - veerati tegen de avond - predvee avond- - veernji

avondblad - veernji list avondeten - veera avondmaal - veera het Heilig Avondmaal - Tajna veera het avondmaal - veerati avondtoilet - veernje odelo avonturier - avanturist, pustolov avontuur - avantura, pustolovina avontuurlijk - pustolovan, avanturistiki Aziatisch - azijski Azie - Azija azijn - sire azijn- - siretni

-B-

baai - zaliv baak - bova, plutaa baal - bala baan - put, pruga saobraajna traka (rijbaan) (aut) orbita (rui) (om hemellichaam) putanja (planeet)

tennisbaan - tenisko igralite, teniski teren sluba, zaposlenje (betrekking) baanbreker - pionir baantje - sluba, zaposlenje baanwachter - uvar pruge baar - draagbaar - nosila lijkbaar - odar motka, ipka (staaf) baard - brada baarmoeder - materica baars - grge baas - gospodar, poslovodja baas worden - savladati, savladjivati baat - korist baatzuchtig - sebian babbelen - brbljati babbelkous - brbljivac, brbljivica Babel - Babilon, Vavilon toren van Babilon - babilonska kula, vavilonska kula Babylonisch - babilonski, vavilonski baby - beba babysitter - osoba koja za naknadu uva decu dok su roditelji otsutni bacil - bacil

back - bek (sp) bacterie - bakterija bacteriologisch - bakterioloki bad - kada (kuip) kupanje (het baden) een bad namen - kupati se, okupati se in bad doen - kupati, okupati bad- - kupai baden - kupati, okupati zich baden - kupati se, okupati se kupanje bader - kupa badgast - kupa, banjski gost badhanddoek - pekir za kupanje badhokje - kupaa kabina badinrichting - kupalite, kupatilo badjas - kupai mantil badkamer - kupatilo badkuip - kada badmuts - kupaa kapa badpak - kupai kostim badplaats - kupalite, banja badseizoen - sezona kupanja

badstof - frotir bagage - prtljag bagagedepot - garderoba bagagedrager - prtljanik, gepek (v. fiets) bagagenet - mrea za prtljag bagageruimte - prtljanik, prostor za prtljag (aut) bagagewagen - kola za prtljag baggeren - bagerovati (techn) gaziti, gacati (door sneeuw of modder) baggermolen - bager bajonet - bajonet bak - otvorena kutija, kanta, posuda, sanduk bakboord - levi bok baker - babica bakermat - kolevka bakkebaard - zalisci bakje - posudica, kutijica bakken - pei, priti, ispei bakker - pekar bakkerij - pekara baksteen - cigla, opeka bal - lopta (sp) kugla (bol)

ples, bal, igra (danspartij) bal masque - bal pod maskama, maskenbal (gemaskerd bal) balans - vaga (weegschaal) bilans (comm); zakljuni raun baldadig - raskalaan, rasputen, obesan balie - ograda, pregrada balk - greda, balvan, brvno Balkan - Balkan Balkan- - balkanski Balkanbewoner - Balkanac balken - njakati balkon - balkon ballast - balast ballen - igrati loptom (met bal) stisnuti, stiskati (vuist) ballet - balet balletdanseres - balerina balling - prognanik ballingschap - prognanstvo, progonstvo ballon - balon ballpoint - hemijska olovka balsem - balsam balsemen - balsamovati

bamboe - bambus ban ban (landvoogd) iskljuiti (excommunicate) (rel) iskljuenje (excommunication) (rel) in de ban doen - iskljuiti banaan - banana banaat - banovina (door een ban bestuurd gewest) band - vrpca, traka (lint) povez (boek) svezak (boekdeel) guma (fiets, auto) sastav (dansorkest) (muz) magnetofonska traka, vrpca (bandrecorder) band voor een bandrecorder - magnetofonska traka (geluidsband) veza (fig) lopende band - tekua traka, tekua vrpca (techn) bandeloos - neobuzdan, raskalaan, razuzdan bandepech - kvar na gumi bandiet - razbojnik bandrecorder - magnetofon banen - prokriti, kriti, utrti (weg) bang - plaljiv, straljiv (van aard)

uplaen, prestraen (geschrokken) ik ben bang voor - bojim se, strah me je, plaim se bang worden (zijn) - prestraiti se, plaiti se bang maken - plaiti, uplaiti, prestraiti, zastraiti, zastraivati ik was bang - bojao sam se bang zijn - bojati se bangerd - plaljivac, straljivac banier - barjak bank - banka (geld) klupa zitbank - klupa bank- - bankovni bankbeamte - bankovni inovnik bankbiljet - novanica, banknota banket - banket, gozba, sveani ruak banketbakker - poslastiar banketbakkerij - poslastiarnica banketbakkerswinkel - poslastiarnica bankier - bankar bankpapier - papirni novac bankroet - bankrot, steaj bankroet gaan - bankrotirati; propasti, propadati bankschroef - mengele

bankwerker - mainski bravar, mainbravar (techn) bankwezen - bankarstvo banneling - prognanik bannen - prognati izgoniti (duhove) (geesten) bar - bar (lokal) strog, jak, estok, otar, surov (bn) vrlo, jako, mnogo (bw) barak - daara, baraka barbaar - varvarin, barbar barbaars - varvarski, barbarski baren - roditi, radjati (een kind) radjanje barensweeen - porodjajni bolovi baret - kapa barmhartig - milosrdan barmhartigheid - milosrdje barnsteen - ilibar, jantar (amber (engl.)) ilibarski, boje ilibara barometer - barometar baron - baron barones - baronica barrevoets - bos, bosonog

barricade - barikada barriere - pregrada, barijera bars - osoran, surov, grub, otar barst - napuklina, pukotina barsten - puknuti, pucati (ruit) prasnuti (bom) pui (od smeha) (van het lachen) bas - bas (muz) basalt - bazalt basis - osnova, osnov, temelj, podloga osnova (v. driehoek) bassin - bazen bast - kora bastaard - kopile, vanbrano dete meovit, ukrten bataljon - bataljon bate - ten bate van - u korist, u prilog baten - koristiti, pomagati batterij - baterija bazelen - bulazniti, trabunjati bazig - prepotentan bazuin - velika truba beambte - slubenik, inovnik

beantwoorden - odgovoriti na, odgovarati na; uzvratiti, uzvraati beantwoorden aan - odgovarati uzvratiti (liefde, blik) beboeten - globiti bebouwde kom - naseljena mesta bebouwen - obraditi, obradjivati (akker) graditi kue na, graditi zgrade na (met gebouwen) bebouwing - obradjivanje, obrada bed - krevet, postelja naar bed gaan - lei, legnuti, ii na spavanje bedaard - miran, spokojan; pribran bedachtzaam - promiljen; pribran bedanken (voor) - zahvaliti se (na), zahvaljivati se (na) odbiti (afslaan) bedaren - smiriti se beddegoed - posteljina schoon beddegoed opdoen - presvui bedding, rivierbedding - korito bedeesd - srameljiv, stidljiv bedekken - pokriti, pokrivati, obloiti, oblagati, prekriti, prekrivati ; zakloniti; zasuti, zasipati geheel bedekken - prekriti, prekrivati bedekt - pokriven

bedelaar - prosjak bedelen - prosjaiti, prositi bedelen - darivati, darovati bedelven - zakopati, pokriti bedenkelijk - kakljiv, sumnjiv, opasan bedenken - promisliti, promiljati smisliti, izmisliti (uitdenken) zich bedenken - predomisliti se uitvluchten bedenken - izmotavati se bedenking - prigovor (bezwaar) bederf - pokvarenost (bedorvenheid) zedenbederf - razvrat truljenje, kvarenje (rotting) bederven - kvariti, pomutiti, pokvariti, pokvariti se (voedsel) bedevaart - hodoae bediende - sluga, pomonik winkelbediende - pomonik bedienen - posluiti, sluiti rukovoditi, rukovati, upravljati (techn) (machine) een machine bedienen - rukovati mainom zich bedienen van - posluiti se, sluiti se bediening - posluga (in hotel) rukovanje, upravljanje, opsluivanje (v. machine)

bedieningsgeld - servis beding - uslov bedingen - usloviti bedlegerig - bolestan, vezan za krevet bedoelen - misliti, hteti kazati (denken) nameravati (van plan zijn) bedoeling - namera bedorven - pokvaren razmaen (kind) bedotten - smotati, prevariti, nasamariti bedrag - svota, iznos ten bedrage van - u visini bedragen - iznositi, izneti bedreigen - pretiti, ugroziti, ugroavati bedreiging - pretnja bedreven - vet, umean bedreven in - upuen u bedriegen - prevariti, varati, obmanuti, obmanjivati bedrieger - varalica, prevarant bedrieglijk - varljiv bedrijf - zvanje, zanimanje (beroep) preduzee, pogon (industrieel en comm) in (toneel)

bedrijfs- - obrtni, pogonski bedrijfskapitaal - obrtni kapital, pogonska glavnica bedrijfsvereniging - izvrni organ socijalnog osiguranja bedrijven - uiniti bedrijvig - aktivan, radan bedrinken - zich - bedrinken - napiti se bedroefd - alostan, tuan, oaloen bedroefd worden - oalostiti se, oalostiti se; rastuiti se bedroeven - rastuiti, raalostiti zich bedroeven - rastuiti se, raalostiti se bedrog - prevara (het bedriegen); varka bedrogen echtgenoot - rogonja bedrukken - tampati beducht - beducht zijn voor - bojati se, strahovati beduiden - oznaiti (aanduiden) znaiti (betekenen) beduidend - znatan; znaajan bedwang - in bedwang houden - savladati, obuzdati, drati na uzdi bedwelmen - opiti, omamiti bedwelmend - opojan, omamljiv bedwelming - omama, omamljivanje, opijanje bedwingen - savladati, savladjivati, ukrotiti, uzdrati beedigd - zaklet

beedigd vertaler - zakleti tuma, sudski tuma beeindigen - zavriti, zavravati, svriti, okonati prestati (ophouden) beek - potok beekje - potoi beeld - kip (standbeeld) lik (gelijkenis) slika, predodba, predstava (voorstelling) (fig) beeldbuis - televizijska cev (TV) beeldend - likovni beeldende kunsten - likovne umetnosti beeldhouwer - kipar, vajar beeldhouwkunst - kiparstvo, vajarstvo beeldig - krasan, krasna, divan, divna, draestan, draesna, ljubak, ljupka beeldspraak - preneseno znaenje rei, metafora beeltenis - slika, lik been - [benen] - noga [goge] kost (beenderen) de benen over elkaar slaan been- - noni (been) kotani (beenderen) beenkap - (konata) gamaa, oklop za noge beentje - koica, kotica

noica een beentje lichten - podmetnuti nogu beer - medved vepar (mannetjesvarken) potporni zid (schoor) dam (nasip) beest - ivotinja, betija wild beest - divlja ivotinja, zver beestachtig - zverski, bestijalan, ivotinjski beet - ugriz, ujed beetgrijpen - uhvatiti, doepati latiti beetje een beetje - malo, neto beetje voor beetje - malo po malo beetnemen - smotati, prevariti, obmanuti, obmanjivati beetpakken - uhvatiti, zgrabiti, dograbiti, hvatati beetwortel - repa befaamd - glasovit, uven begaafd - nadaren, talentovan, darovit, obdaren begaan - poiniti begane grond - zemlja, tlo (grond, aarde) prizemlje (parterre)

begaan zijn met - aliti, saaljevati begaanbaar - prohodan begeerte - elja, pouda, udnja begeleiden - pratiti (alle bet.) begeleidend - propratni begeleiding - pratnja begeren - eleti, udeti za begerig - poudan, pohlepan, lakom, udan begerigheid - pouda, pohlepa, lakomost begeven - popustiti, klonuti zich begeven - poi, krenuti, uputiti se begieten - zaliti, zalivati, nasuti, obliti, polivati, politi hij droop van het zweet - oblio ga znoj het begieten - zalivanje begin - poetan het begin - poetak in het begin - na poetku, u poetku, iz poetka, u prvi mah in (aan) het begin - na poetku begin- - poetni beginneling - poetnik, poetnica beginnen - poeti, otpoeti, poinjati (ik begin) beginnen met - pristupiti beginnen te spreken - progovoriti

gaan spreken - progovoriti beginsel - princip, naelo (principe) eerste beginselen - prvi poeci begraafplats - groblje begrafenis - pogreb, sprovod, sahrana begrafenis- - pogrebni begrafenisonderneming - pogrebno preduzee begraven - sahraniti, pokopati, zakopati begrensd - ogranien begrenzen - ograniiti, ograniavati begrenzing - medja begrijpelijk - razumljiv, shvatljiv begrijpen - razumeti, razumevati, shvatiti, shvatati, pojmiti dat is te begrijpen! - razume se! begrip - razumevanje, shvatanje pojam (idee) begroeid - odrastao begroeten - pozdraviti, doekati begroeting - pozdrav, pozdravljanje begroting - proraun, predraun begunstigen - potpomagati (bevoordelen) ii na ruku, davati prednost pospeiti, biti povoljan za (gunstig zijn voor)

behaaglijk - udoban, ugodan behaard - dlakav behagen - dopadati se, prijati, dopasti se zadovoljstvo, uitak behalen - izvojevati (overwinning) dobiti (prijs) behalve - osim, sem, izuzev, izuzevi (uitgezonderd) pored, kraj, pokraj (naast) behandelen - postupiti sa, postupati sa pretresti, pretresati, raspraviti, raspravljati, tretirati (bespreken) leiti (dokter) (med) behandeling - leenje (med) onder behandeling zijn - leiti se behandeling worden - leiti se (voor een ziekte) behang, behangsel - papir za oblaganje zidova, tapeta, tapete behangen - lepiti tapete, oblagati tapetama, obloiti tapetama, tapetirati behanger - tapetar, dekorator behartigen - starati se za, voditi brigu o beheer - uprava, rukovodstvo (administratie) beheerder - upravitelj, rukovodilac, otpravnik beheersen - vladati, gospodariti zich beheersen - savladati se, uzdrati se, vladati sobom behelzen - sadrati

behendig - vet, okretan behept - sklon, podloan beheren - upravljati, rukovoditi, gospodariti behoeden - tititi, uvati, ouvati, sauvati behoedzaam - oprezan behoedzaamheid - oprez behoefte - potreba behoeftig - oskudan, ubog, siromaan behoeve - ten behoeve van - za behoorlijk - pristojan vrlo, jako, mnogo (erg, duchtig) poteno (bw) behoorlijk goed - bolji behoorlijkheid - pristojnost behoren - pripadati, spadati u (tot) pristajati (passen) morati (moeten) behoud - spas (redding) uvanje (bewaring) behouden - sauvati, ouvati, zadrati, zadravati; pridrati, pridravati spaen (bn) behoudens - osim, izuzev behulp - met behulp van - pomou

behulpzaam - usluan bei - beg (m) beide, beiden - oba, obe (bijvoeg. gebruikt) obojica, obadve, obadva, oboje, oba, obe (zelfst. gebruikt) beide handen vol - pregrt Beieren - Bavarska in Beieren - u Bavarskoj Beiers - bavarski beige - be, sivkasto ut beijeveren zich beijeveren voor - prionuti na beinvloeden - uticati na, uticati beitel - dleto beitsen - obojiti mrko (drvo) bejaard - star, u godinama bejaardentehuis - dom staraca bejegenen - postupati sa bek - usta, njuka, gubica kljun (vogel) bekeerder - konvertor bekeerling - konvertovanje bekend - poznat (bn) poznato (bw)

bekend met - upuen u bekende - poznanik (man), poznanica (vrouw), znanac, znanica bekendmaken - oglasiti, oglaavati bekendmaking - oglas bekennen - priznati, priznavati bekentenis - priznanje, ispoved beker - aa pehar (cup) bekeren - preobratiti (rel) bekering - preobraanje, obraanje (rel) bekeuren - oglobiti bekeuring - globa bekijken - pogledati, posmatrati; razgledati bekken - karlica (anat) beklaagde - optuenik beklag - alba; aljenje beklagen - aliti; saaliti, saaljevati zich beklagen - aliti se, tuiti se zich beklagen over - aliti se na, tuiti se na beklagenswaardig - bedan, dostojan saaljenja bekleden - obloiti, oblagati zauzimati, vriti (fig) (ambt) beklemtonen - naglasiti, naglaavati

beklimmen - popeti se na, penjati se na, uspeti se na (ik beklim) beklimming - penjanje beklonken - uredjen, reen, udeen beknopt - saet bekoelen - ohladiti se bekogelen - osuti bekomen - oporaviti se, doi k sebi, snai se, snalaziti se (tot zichzelf komen) van de schrik bekomen - snai se, snalaziti se bekommeren - zich bekommeren om - brinuti se za, mariti za bekoorlijk - draesan, draesna, ljubak, ljupka bekoren - oarati, zaneti bekoring - ar, dra bekorten - skratiti, skraivati bekostigen - snositi trokove bekrachtigen - potvrditi, potvrdjivati (legaliseren) overiti, overavati (officieel) bekrachtiging - overa, overavanje (officieel) bekritiseren - prigovarati bekrompen - uskogrudan, zatucan, ogranien (van geest) skuen (arm) bekruipen - spopasti (gevoel) bekvechten - prepirati se bekwaam - sposoban, kadar, vet; vredan

bekwaamheid - sposobnost, vetina bel - zvono (schel) mehur (lucht-, zeep-) belachelijk - smean beladen - natovariti belang - vanost, znaaj (belangrijkheid) korist, interes (voordeel) belang hechten aan - polagati vanost na van belang - od znaaja belangeloos - nezainteresovan, nekoristoljubiv belanghebbend - zainteresovan belanghebbende - zainteresovana stranka, zainteresovana osoba belangrijk - vaan; zamaan; znamenit belangrijkheid - vaanost, znamenitost belangrijkste - glavni belangstelling - interes, interesovanje, zanimanje belangwekkend - zanimljiv, interesantan belast - optereen belasten - teretiti, opteretiti (beladen) oporezovati (met belasting) belasteren - ogovarati, klevetati belasting - porez, taksa (fin) optereenje (last)

een belasting opleggen - oporezivati vrij van belasting - slobodan od poreza, oslobodjen od poreza belasting- - poreski belastingbiljet - porezni list belastingontvanger - poreznik beledigen - uvrediti, vredjati zich beledigd voelen - uvrediti se, vredjati se beledigend - uvredljiv belediging - uvreda beleefd - utiv, uljudan beleefdheid - utivost, uljudnost beleg - opsada, opsedanje (mil) staat van beleg belegerd - opsednut belegeren - opsedati, opsesti belegering - opsada beleggen - pokriti (bedekken) uloiti (geld) sazvati, zakazati (vergadering) beleid - politika, mudrost, takt belemmeren - spreavati, ometati, omesti, oteavati zakloniti (uitzicht) belemmering - zapreka, smetnja, prepreka, ometanje

belendend - susedan, oblinji belenen - zaloiti beletsel - prepreka, smetnja beletten - spreiti, spreavati beleven - doiveti belevenis - doivljaj belezen - naitan Belg - Belgijanac Belgie - Belgija Belgisch - belgijski Belgrado - Beograd inwoner van Belgrado - Beogradjanin inwoonster van Belgrado - Beogradjanka van (uit) Belgrado - beogradski van (uit) de stad Belgrado - beogradski belhamel - podstreka, harambaa belichamen - oteloviti (engl. embody) belichten - rasvetliti osvetliti, osvetljavati (fot) belichting - rasveta osvetljenje (fot) belichtingsmeter - mera svetla, "lichtmeser" (fot) believen - izvoleti

als 't u belieft! - izvolite! (bij geven) als 't u belieft! - molim (bij vragen) naar believen - po volji belijden - ispovedati belijdenis - ispovedanje bellen - zvoniti, pozvoniti belletje - zvonce belofte - obeanje belonen - nagraditi, nagradjivati beloning - nagrada beloven - obeati, obeavati belust - belust zijn op - eleti, udeti za bemand - sa ljudskom posadom (rui) bemanning - posada, momad (v. schip, ruimtevaartuig) bemerken - primetiti, opaziti, zapaziti, zapaati; raspoznati, spaziti ; uoiti bemesten - nadjubriti bemiddelaar - posrednik bemiddelen - posredovati bemiddeling - posredovanje, posredstvo door bemiddeling van - posredstvom beminnelijk - ljubazan, simpatian beminnen - ljubiti

bemoedigen - ohrabriti, hrabriti bemoeien - zich bemoeien met - (u)meati se u, petljati se u, dirati; uplesti se u bemoeilijken - oteavati bemoeiziek - nametljiv ben - ik ben - ja sam ik ben niet - nisam benadeeld - oteen benadeelde - oteenik benadelen - otetiti, oteivati, nakoditi; zadirati u benadering - bij benadering - priblino benaming - naziv benard - teak, muan, nezgodan in benarde omstandigheden - u neprilici benauwd - zaguljiv prestraen (bang) benauwdheid - zaguljivost strah (angst) bende - druina, klika more (heel veel) (fig) beneden - dole (bw) ispod, pod (vz) naar beneden - niz beneden- - donji

benedenstad - donji grad benedenverdieping - prizemlje benen - kotan (bn) benevens - sa, kao i bengel - mangup bengelen - njihati se benig - koat benijden - zavideti benijdenswaardig - zavidan benodigd - potreban benodigdheden - potreptine, pribor, oprema benoemen (tot) - imenovati (za), naimenovati (za) benoeming - imenovanje bent - je bent, jij bent - ti si jij bent niet - nisi, ti nisi u bent - Vi ste u bent niet - niste, Vi niste benul - hij heeft er geen benul van - nema pojma o tome benutten - iskoristiti, upotrebiti, upotrebljavati, koristiti se benzine - benzin benzineblik - benzinska kanta benzinemotor - benzinski motor benzinepomp - benzinska pumpa

benzinestation - benzinska stanica benzinetank - rezervoar za gorivo beoefenen - baviti se beoefening - bavljenje, vrenje beogen - nameravati, hteti beoordelen - prosuditi, prosudjivati oceniti, ocenjivati beoordeling - prosudjivanje, ocena, ocenjivanje bepaald, bepaalde - odredjen (vastgesteld) (bn); (enig, onbestemd) isvestan, siguran (zeker, sommig) een zeker (bepaald) aantal mensen - izvestan broj ljudi ba, apsolutno, sigurno (bw) een bepaalde tijd - u roku od bepalen - odrediti, odredjivati (tijd) ustanoviti (vaststellen, constateren) narediti (voorschrijven) opredeliti zijn houding bepalen ten opzichte van - zauzeti stav prema, zauzimati stav prema bepaling - odredjivanje odredba, uslov (in contract) beperken - ograniiti, ograniavati beperkt - ogranien; uzak, uzan

bepleisteren - okreiti bepleiten - braniti beproefd - oproban, isproban (middel) beproeven - probati, pokuati (proberen) iskuati (op de proef stellen) ogledati zijn krachten beproeven (op) - ogledati se beproeving - iskuenje beraad - razmiljanje, promiljanje beraadslagen - savetovati se, veati beraadslagen over - raspravljati o beramen - smiljati, pripremati berechting - sudjenje bereden - na konju, konjaniki beredeneren - obrazloiti bereid - spreman, voljan, pripravan bereiden - spremiti, pripraviti, spraviti spremati, spravljati bereiding - spremanje, pripravljanje, spravljanje bereidwillig - predusretljiv, usluan, pripravan bereik - domaaj, dohvat bereiken - postii, postignuti, dostii, postizati, dosei hij heeft de 30 jaar bereikt - ima punih 30 godina

overeenstemming bereiken (over) - saglasiti se berekenen - proraunati izraunati (uitrekenen) berekening - kalkulacija, proraun, raun, proraunavanje berg - brdo, planina, gora mijn haren rijzen te berge - stri mi kosa berg- - planinski, gorski bergachtig - brdovit bergafwarts - niz brdo bergbewoner - brdjanin berging - spasavanje bergkam - bilo, puls (???) bergketen - planinski venac, planinaski lanac bergopwarts - uz brdo bergpas - klanac bergplaats - spremite, skladite bergschoen [bergschoenen] - planinarska cipela bergsport - planinarenje de bergsport beoefenen - planinariti bericht - vest, obavetenje, izvetaj, oglas, poruka berichten - obavestiti, obavetavati, javiti, objaviti, objavljivati, javljati, izvestiti berijdbaar - prohodan

berijden - voziti se na (weg) jahati (paard) berispen - prekoriti, ukoriti, prigovarati, koriti berisping - prekor, ukor, prigovor berk - breza Berlijn - Berlin berm - rub (uz put ili prugu), bankina (aut) beroemd - slavan, uven, znamenit, na glasu [beroemder, beroemdste] beroemd worden - proslaviti se beroemen - zich beroemen - pohvaliti se beroep - zvanje, zanimanje, zanat, poziv priziv, alba (jur) van beroep (arts) - po zanimanju (lekar) een beroep doen op - pozivati se na hoger beroep - priziv ??? in hoger beroep gaan - podneti albu, uloiti albu (viem sudu) (jur) beroepen - zich beroepen op - pozvati se na, pozivati se na beroeps- - poslovan beroerd - rdjav, proklet ik voel me beroerd - zlo mi je beroerte - log, krvarenje u mozgu, kap (engl. fit, stroke) berokkenen - prouzrokovati

schade berokkenen aan - okrnjiti, otetiti berooid - siromaan, ubog berouw - kajanje, pokajanje; skruenost berouw hebben - pokajati se, kajati se berouwvol - skruen, pokajniki beroven - opljakati beroven van - liiti berucht - zloglasan, ozloglaen; zao berusten - osnovati, osnivati se, poivati, temeljiti se, zasnivati se pomiriti se (in) berusten (op) - osnivati se (na), poivati (na), temeljiti se (na), zasnivati se (na) pomiriti se (sa) (in) berusting - predaja sudbini bes - ribizla beschaafd - utiv (beleefd) kulturan, civilizovan, obrazovan, prosveen (ontwikkeld) beschaamd - zastidjen, postidjen beschaamd maken - osramotiti beschadigd - oteen beschadigen - otetiti, oteivati, kvariti beschadiging - oteenje beschaving - prosveenje, civilizacija, obrazovanje

bescheiden - skroman, edan bescheidenheid - skromnost beschermd - zatien beschermeling - tienik beschermen (tegen) - zatititi, tititi (od), sauvati, uvati (od) beschermend - zatitni beschermengel - andjeo uvar beschermer - zatitnik beschermheer - zatitnik, pokrovitelj beschermheerschap - pokroviteljstvo beschermheilige - pokrovitelj bescherming (tegen) - zatita (od), uvanje, okrilje beschieten - pucati na beschikbaar - raspoloiv, na raspolaganju beschikbaar stellen - odobriti (een som) beschikken (over) - raspolagati beschikking - raspolaganje, odluka zich ter beschikking stellen - ponuditi se beschimmeld - budjav beschimmelen - ubudjaviti se beschimpen - uvrediti, vredjati beschonken - pijan, opijen licht beschonken - napit

beschouwen - posmatrati, promatrati, motriti, razmatrati, razmotriti gledanje beschouwen als - smatrati (koga, to) (iem.) beschouwing - posmatranje, ispitivanje, raspravljanje beschrijven - opisati, opisivati in korte trekken beschrijven - ocrtati beschrijving - opis, opisivanje beschroomd - stidljiv, plaljiv, bojaljiv beschuit - dvopek beschuldigde - optuenik, optuenica beschuldigen - optuiti, optuivati, okriviti, okrivljivati nabaciti, zameriti beschuldiging - optuba, okrivljenje besef - pojam, shvatanje, svest beseffen - biti svestan, uoiti beslaan - zauzimati (innemen) potkovati (paard) beslag - potkov (paard) testo (deeg) zabrana in beslag nemen - zapleniti, staviti zabranu na (jur) iets in beslag nemen - staviti zabranu na beslag leggen op iets - staviti zabranu na

zauzimati (plaats) beslagen - potkovan (paard) zamagljen, pomuen, nejasan (ruit) (engl. dim, blurred) obloen (tong) beslaglegging - zaplena, zabrana beslissen - odluiti, odluivati opredeliti reiti, reavati beslissend - odluujui, odluan, presudan beslissing - odluka, reenje opredeljenje een beslissing nemen - doneti odluku beslist - odluan (bn) apsolutno, sigurno, ba (bw) odluno (bw) odluka beslist noodzakelijk - neophodan beslistheid - odlunost, reenost beslommering - briga, muka besluit - reenje, odluka zakljuak (gevolgtrekking) een besluit nemen - odluiti se, odluivati se besluiteloos - neodluan

besluiten - odluiti, odluivati, reiti, reavati zakljuiti (gevolgtrekking maken) zavriti (eindigen) besmeren - namazati besmettelijk - zarazan besmettelijke ziekte - zarazna bolest besmetten - zaraziti besmetting - zaraza besnijden - obrezati (rel) besparen - utedeti, tedeti besparing - uteda; tednja bespatten - poprskati bespeuren - primetiti, zapaziti bespieden - pijunirati, uhoditi, vrebati bespoedigen - pospeiti, pospeivati bespottelijk - smean bespotten - rugati se, narugati se bespreken - pretresti, pretresati, raspraviti, raspravljati (behandelen) rezervisati (reserveren) besprenkelen - nakvasiti, poprskati, polivati, politi, posipati besproeien - zaliti, zalivati bessesap - sok od ribizla best - najbolji, najbolja, najbolje (bn)

dragi (lieve, waarde) najbolje (bw) beste vriend! - dragi prijatelju! zijn best doen - truditi se, potruditi se, nastojati het allerbeste! - sve najbolje! bestaan - postojati opstati, opstojati opstanak bestaan uit - sastojati se iz, biti sastavljen iz hoe bestaat het! - nije mogue! postojanje, opstanak (zn) middel van bestaan - sredstvo za ivot bestaand - postojei bestand - postojan, otporan (tegen) bestanddeel - sastavni deo, sastojak besteden - potroiti, utroiti, upotrebiti (geld) posvetiti, posveivati (aandacht) bestek - uslovi, proraun (bij aanbesteding) stoni pribor (eetgerei) bestelen - pokrasti bestellen - naruiti, naruivati poruiti (in restaurant) dostaviti, dostavljati (thuis bezorgen)

raznositi (rondbrengen) besteller - raznosa brievenbesteller - pismonoa (brieven) bestelling - narudbina, porudbina (order) raznoenje (brieven etc.) bestemd voor - namenjen, namenjen za bestemmen - nameniti, opredeliti, odrediti, odredjivati bestemming - namena, opredeljenje, odredjivanje (doel) odredite, mesto opredeljenja (plaats van bestemming) plaats van bestemming - odredite bestendig - postojan, stalan bestieren - ravnati bestijgen - popeti se na (alle bet.) bestormen - juriati na bestormen (met) - navaliti na, navaljivati bestorming - navala bestraffen - kazniti, ukoriti bestralen - osvetliti, obasjati, obasjavati leenje pomou zraenja (med) bestraten - poploati bestrating - poploavanje bestrijden - boriti se protiv suprostaviti se (voorstel)

osporavati (bewering) podmiriti (kosten) bestrijken - premazati bestrooien - posipati, posuti, nasuti; zasuti, zasipati met suiker bestrooien - zaeeriti bestuderen - prouiti, prouavati besturen - voziti, upravljati (aut) rukovoditi, upravljati (leiden, ook:) bestuur - uprava, rukovodstvo; vladanje bestuurbaar - kojim se moe upravljati bestuurder - upravitelj, upravnik voza, upravlja (auto, tram) pilot (vliegtuig) betaalbaar - plativ betaald - plaen betalen - platiti, plaati, podmiriti, podmirivati; uplaivati, uplatiti uplatiti na, uplaivati na zijn schulden betalen - oduiti se betaling - plaanje, uplata betamelijk - pristojan betamen - pristajati, dolikovati, stajati (engl. become) betasten - opipati, opipavati betekenen - znaiti

betekenis - znaenje; smisao znaaj (belangrijkheid) beter - bolji, bolja, bolje (bn) bolje (bw) des te beter - tim bolje beter maken - ozdraviti beter worden - ozdraviti, oporaviti se, oporavljati se weer beter worden - popraviti se, popravljati se ik ben (weer) beter - ozdravio sam beteren zijn leven beteren - popraviti se, popravljati se beterschap - ozdravljenje beteugelen - obuzdati betichten - optuiti betogen - iznositi dokaze, obrazlagati, obrazloiti manifestovati (een betoging houden) betoging - manifestacija beton - beton gewapend beton - armirani beton betonen - odati, ukazati, iskazati betoning - pokazivanje betonnen - betonski betoog - dokazivanje, obrazloenje

betoveren - oarati, oaravati, zaarati betoverend - oaravajui, aroban betovering - oaranost, oaranje, zaaranost betrachten - vriti, ispuniti (plicht (dunost), formulier) betrachting - ispunjavanje, ispunjenje betrappen - uloviti, zatei betreffen - ticati se, odnositi se na, raditi se (aangaan) wat betreft - to se tie, s obzirom na, u pogledu, u vezi, u vezi sa betreffende - to se tie (vz) dotini (bn) betrekkelijk - relativan betrekken - useliti se u (huis, woning) nabavljati (goederen) naoblaiti se, oblaiti se (v. lucht) betrekken in - uplesti u, umeati u betrekking - zaposlenje, radno mesto, poloaj, sluba (dienst-) odnos (verhouding(odnos, razmera)) obzir betrekking hebben op - odnositi se na met betrekking tot - s obzirom na, u pogledu, u vezi een betrekking vinden - namestiti zonder betrekking - nezaposlen (werkeloos) aan een betrekking helpen - smestiti

betreuren - aliti, saaliti, saaljevati, poaliti, oaliti betreurenswaardig - aljenje za betrokken - naoblaen, tmuran (lucht) tuan (gezicht) betrokken zijn bij - biti umean u, biti upleten u, uestvovavti u betrokken persoon - uesnik betrouwbaar - pouzdan betrokkene - stranka uesnik (bij een ongeval bijv.) betuigen - odati, osvedoiti, posvedoiti, iskazati; uveravati betwijfelen - sumnjati u, posumnjati u betwist - sporan betwisten - osporiti, osporavati beu - ik ben het beu - dosta mi je toga, dozlogrdilo mi je beugel - stremen, kolut, drak kopa (v. tas) beuk - bukva beuken - lupati beul - krvnik beurs - novanik (portemonnee) berza (effecten-) stipendija (studie-) sajam (tentoonstelling)

truo, gnjio (bn) beurt - red aan de beurt - na redu om de beurt - redom, naizmenice beurtelings - redom, naizmenice (bw) beuzeling - sitnica bevaarbaar - plovan bevallen - svidjati se, dopadati se, dopasti se, goditi, prijati (allen) poroditi (baren) (v. e. kind) het bevalt mij - svidja mi se, dopada mi se bevalling - draesan, draestan, draesna, graciozan, graciozna porodjaj, porod bevangen - obuzeti, obuzimati, spopasti (slaap, angst, koude) bevattelijk - inteligentan (inetlligent) razuman, shvatljiv (begrijpelijk) bevatten - sadrati, sadravati, obuhvatiti, obuhvatati shvatiti, shvatati (begrijpen) beveiligen - osigurati, obezbediti, tititi zich beveiligen tegen - ograditi se od, ogradjivati se od bevel - zapovest, nalog het bevel voeren over - predvoditi bevelen - zapovediti, zapovedati, narediti, naredjivati bevelhebber - zapovednik

beven - drhtati bever - dabar bevestigen - privrstiti, privrivati (vastmaken) potvrditi, tvrditi, potvrdjivati (bericht) uvrstiti (macht) bevestigend - potvrdan bevestiging - potvrda bevinden - zich bevinden - nalaziti se bevinding - nalaz bevlekken - zamrljati bevloeien - navodnjavati, natapati bevloeiing - navodnjavanje, natapanje bevochtigen - smoiti, ovlaiti, okvasiti bevoegd - nadlean, merodavan, pozvan bevoegd instantie - nadletvo bevoegdheid - nadlenost, pravo, vlast bevolking - stanovnitvo bevolkingsregister - registar stanovnitva bevolkt - naseljen bevooroordeeld - sa predrasudama bevoorrecht - privilegovan bevorderen - unaprediti, pospeiti, pospeivati, zauzimati se za (zaken) bevorderen tot - unapredjivati, unaprediti (za) (personen)

bevordering - unapredjenje, podizanje (personen) unapredjivanje, pospeivanje (zaken) bevorderlijk - povoljan, koristan, probitaan bevredigen - zadovoljiti, zadovoljavati podmiriti, podmirivati bevredigend - zadovoljavajui bevrediging - zadovoljenje, podmirenje; zadovoljstvo bevreemding - udjenje bevreesd - uplaen, prestraen bevriend - sprijateljen, prijateljski bevriezen - smrznuti (se), zamrznuti (se), smrzavati (se) zalediti (se) het bevriezen - zamrzavanje bevrijd - oslobodjen bevrijden (van) - osloboditi, oslobadjati zich bevrijden van - osloboditi se, otarasiti se; reiti se bevrijder - oslobodilac bevrijding - oslobodjenje bevrijdings - oslobodilaki bevroren - smrznut, zaledjen bevruchten - oploditi, oplodjivati bevruchting - oplodjenje, oplodnja bevuilen - zamazati, prljati, zaprljati

bewaarder - uvar bewaarplaats - skladite, ostava bewaarschool - obdanite bewaken - uvati bewaker - uvar, straz~ar bewaking - uvanje bewapening - naoruanje bewaren - sauvati, ouvati (wegleggen) odrati, odravati (evenwicht) uvati bewaring - uvanje, pohrana in bewaring geven - dati na uvanje, pohraniti huis van bewaring - istrani zatvor beweegbaar - pokretan, pomian beweeglijk - pokretan, pokretljiv beweegreden - razlog, pobuda, povod bewegen - pokrenuti, krenuti, pokretati, kretati micati, maknuti (verroeren) nagovoriti, pobuditi, navesti, navoditi, navodjenje (overhalen) bewegen tot - dovesti do, navesti (na), pobuditi, pobudjivati beweging - pokret (lett en fig) kretnja, kretanje (lett) uit eigen beweging - iz vlastite pobude

in beweging brengen - pokrenuti, pokretati in beweging zetten - dati zamaha bewenen - oplakati, plakati, oplakivati beweren - tvrditi bewering - tvrdnja; stav bewerken - obradjivati, obraditi (grond etc.) prouzrokovati, stvoriti (veroorzaken) preraditi, preradjivati (boek) bewerking - obradjivanje, obrada preradjivanje, prerada bewijs - dokaz bewijs van ongehuwde staat - slobodni list bewijsje - blok bewijzen - dokazati, dokazivati ukazati (betonen) odati, iskazati uiniti (dienst) een dienst bewijzen - uiniti uslugu een wederdienst bewijzen - oduiti se bewind - vlada, vladanje, upravljanje bewogen - ganut (ontroerd) bewolkt - naoblaen, oblaan bewonderen - diviti se

buitengewoon bewonderen - oboavati bewondering - divljenje, oboavanje bewondering opwekken - zadiviti bewonen - stanovati u, iveti u bewoner - stanar bewoonbaar - nastanjiv, u kojem se moe stanovati bewoond - nastanjen bewust - svestan svesno (bw) dotini (desbetreffend) bewusteloos - onesveen, u nesvesti bewusteloosheid - nesvest, nesvestica bewustzijn - svest bezadigd - staloen, pribran, ozbiljan bezaaid met - naikan bezaaien met - naikati, osuti bezem - metla bezeren - ozlediti bezet - zauzet zaposlen (druk) bezeten (van) - opsednut, besomuan bezetten - zauzeti, zauzimati, popuniti, popunjavati (plaats) okupirati (land)

bezetting - raspored instrumenata (muz) raspored uloga (toneel) okupacija (mil) bezichtigen - razgledati bezielen - oduevljavati, nadahnuti bezienswaardig - zanimljiv bezienswaardigheid - znamenitost bezig - zaposlen, aktivan bezig (met) - kako bezigen - upotrebiti, upotrebljavati bezigheid - posao, rad bezingen - opevati bezinksel - talog bezinnen - zich bezinnen - razmiljati (nadenken) predomisliti se (v. gedachten veranderen) bezit - posed, imetak, imovina imanje (vermogen) bezitten - posedovati, imati okupirati bezittelijk - prisvojan, prisvojna (gram) bezitter - posednik, vlasnik bezitting - posed bezoedelen - zamrljati, zaprljati

bezoek - poset, poseta, pohod op bezoek komen - doi u posetu een bezoek brengen - navratiti, navraati bezoeken - posetiti, poseivati polaziti (school) bezoeker - posetilac bezoeking - iskuenje, nevolja bezoldigen - plaati, davati platu bezoldiging - plata bezonnen - promiljen, priseban bezorgd - zabrinut wees niet bezorgd! - ne brini! ik heb er lak aan! - ba me briga! bezorgdheid - zabrinutost, briga bezorgen - dostaviti, uruiti, dostavljati (doen toekomen) prouzrokovati, dati (veroorzaken) bezorger - dostavlja bezuinigen - tedeti, stegnuti izdatke bezwaar - potekoa (moeilijkheid) smetnja, prepreka, zapreka (hindernis) prigovor, smetnja (tegenwerping) ik heb er geen bezwaar tegen - nemam nita protiv er is (geen enkel) bezwaar tegen om te ... - nema (nikakvih) prepreka, nema prepreke da ...

er is geen bezwaar tegen, dat ... - nema prepreke da ... bezwaarlijk - teak, nezgodan bezwaarschrift - alba bezweet - oznojen, znojav bezweet raken - oznojiti bezweren - zaklinjati, preklinjati izgoniti (geesten) bezwijken - podlei, podlegnuti (aan wonden) popustiti (toegeven) bezwijmen - onesvestiti se bezwijming - onesveenje b.h. (=bustehouder) - grudnjak, brushalter bibberen - drhtati, treperiti bibliothecaris - bibliotekar bibliotheek - biblioteka bidden - moliti se biecht - ispoved, ispovest biechten - ispovedati, ispovediti biechtstoel - ispovedaonica biechtvader - ispovednik bieden - nuditi nudjenje pruiti, pruati (weerstand)

bieden en bieden - pogadjati se biefstuk - biftek bier - pivo bierhuis - pivara bierbrouwerij - pivara bies - trska, rogoz porub (op kleren) bieten - cvekla bietjes - cvekla, cikla big - prase bij - pela (insekt) (zn) thuis - kod kue pri (tijd) ??? kod, pri, pored (plaats) (vz) prilikom, pri, uz (onder, gedurende) za (beetpakken, trekken, leiden) u sluaju, za, pri (wanneer zich mocht voordoen, in geval van) bij wijze van - poput bij- - pomoni; sporedan; uzgredan bijbel - biblija bijbels - biblijski bijbetalen - doplatiti bijbetalin - doplata

bijdehand - vet, lukav, okretan bijdrage - doprinos, prilog een bijdrage geven - priloiti bijdragen (tot) - doprineti, doprinositi, pridoneti, pridonositi bijeen - zajedno, naokupu bijeenbrengen - skupiti, skupljati, pobrati bijeenkomen - sastati se, skupiti se (in een punt), sastajati se, skupljati se bijeenkomst - sastanak, skuptina, zbor; skup bijeenrapen - pokupiti bijeenroepen - sazvati, sazivati bijeenzamelen - pokupiti bijenkorf - konica bijgaand - u prilogu, priloen bijgeloof - praznoverje, sujeverje bijgelovig - praznoveran, sujeveran bijgenaamd - prozvan bijgevolg - prema tome, dakle bijkantoor - filijala, podrunica bijknippen - podrezati bijkomen - osvestiti se (na bewusteloosheid) bijkomstig - sporedan, uzgredan bijl - sekira bijlage - prilog

bijleggen - izmiriti, pomiriti bijles - repeticija bijmengsel - primesa bijna - skoro, zamalo; tek bijnaam - nadimak bijschrift - natpis bijsmaak - sporedan ukus bijstaan - pripomoi, pripomagati bijstand - pripomo, potpora, pomo bijstand verlenen - potpomagati bijstellen - doterati bijt - rupa u ledu bijtanken - napuniti rezervoar (benzinom) bijtellen - pribrojiti, pribrajati (er) bijtellen - pribrojiti, pribrajati bijten - gristi, ugristi, ujesti grickati (nagels) bijtend - zajedljiv bijtijds - na vreme, blagovremeno bijv. (=bijvoorbeeld) - na pr. (na primer) bijvak - pomoni predmet bijverdienste - sporedna zgrada bijvoegen - dodati

bijvoeglijk naamword - pridev bijvoegsel - dodatak, dopuna bijvoorbeeld - na primer bijwerken - doterati (sin. glad maken) bijwonen - prisustvovati bijwoord - prilog bijzaak - sporedna stvar, malenkost bijziend - kratkovid bijzijn - prisustvo, prisutnost podredjena reenica bijzin - podredjena reenica bijzonder - naroit, osobit, poseban, zaseban naroito, osobito; veoma in het bijzonder - posebno, osobito, naroito (bw) niet bijzonder goed - slabo (bw) bijzonderheden - ??? in bijzonderheden - podrobno, potanko tot in de kleinste bijzonderheden - u tanine bijzonderheid - osobitost, pojedinost, potankost bikini - bikini bil - butina biljart - bilijar biljarten - biljariti se (igrati bilijar??)

biljet - cedulja billijk - pravedan, pravian; pravo umeren (prijs) binden - vezati; sputati (ik bind enz.) bindend - obavezan binnen - u (vz) u roku od (tijd) unutra (bw) (in) van binnen - unutra binnen! - napred!, slobodno! binnen- - unutranji, unutarnji binnenband - unutranja guma binnenbrengen - uneti, unositi binnendragen - uneti, unositi binnendringen - provaliti, prodreti binnengaan - ui, ulaziti (ik ga naar binnen, ik kom binnen - udjem (u)) binnengegaan - uao binnenkant - unutranja strana binnenkomen - ui, ulaziti komt u binnen! - izvolite ui! binnenkort - uskoro, skoro binnenland - unutranjost, zemlja in binnen- en buitenland - u zemlji i inostranstvu

binnenlands - unutranji, domai, nacionalan ove zemlje binnenlaten - pustiti unutra binnenleiden - - uvesti (u), uvoditi (u) binnenplaats - dvorite, avlija binnenhuis - u kui binneste - unutranji (bn) unutranjost (zn) binnenvallen - provaliti binnenzak - unutranji dep binnenzijde - unutranja strana binnenzooltje - uloak biografie - biografija bioloog - biolog bioscoop - bioskop bioscoop- - filmski biscuit - biskvit, keks bisdom - biskupija bisschop - biskup, episkop (Grieks-Orthodoxe) bits - ujedljiv bitter - gorak bivakkeren - logorovati (gelegerd zijn) (mil) blaadje - listi

blaam - prigovor, ukor blaar - plik, mehur blaas - mehur, beika (anat) urineblaas - mokrana beika blaasbalg - meh blaasinstrument - duvaki instrument blad - list (alle betekenissen = v. plant en v. boek) urnal bladen - listovi bladeren - lie bladeren - listati bladwijzer - zaloga u knjizi, znak u knjizi (leeswijzer) sadraj (knjige) (inhoudsopgave) bladzijde - strana, stranica blaffen - lajati blakeren - opaliti, izgoreti blanco - ist, neispisan, neispunjen blank - beo sjajan, blistav (glanzend) blanke - belac blase - blaziran blaten - blejati blauw - plav, modar

blauwe plek - modrica blauw maken - modriti blauwachtig - plaviast blauwkous - ena koja se pravi neobino uena blauwtje - een blauwtje lopen - biti odbijen (od jedne devojke) blazen - duvati (waaien) trubiti (trompet) bleek - bled bleekheid - bledilo bleus - stidljiv blieven - zie believen blij - radostan blij zijn (met) - radovati se, veseliti se blij maken - radovati blijdschap - radost, veselje blijk - znak, dokaz blijkbaar - oigledno blijken - videti se, pokazati se, ispostaviti se blijkens - kao to se vidi, prema blijspel - komedija blijven - ostati, ostajati goed blijven - odrati se (levensmiddelen) blijven steken - zapeti, zapinjati, zastati

blijven staan - zastati, zaustaviti se, zaustavljati se blijvend - trajan, stalan blik - pogled lim (materiaal, metaal) kanta (bus) een blik werpen (in) - zaviriti blikje - konzerva blikken - limen (van blik) (bn) pogledati blikopener - otvara za konzerve bliksem - grom, munja bliksem- - munjevit bliksemafleider - gromobran bliksemen - sevati, senuti, sinuti blikslager - limar blind - slep blind worden - oslepeti blinddoek - zavoj preko oiju blinde - slepac blindedarm - slepo crevo blindedarmonsteking - zapaljenje slepog creva blindelings - slepo, naslepo (bw) blindemannetje spelen - igrati se slepog mia

blindeninrichting - savod za slepe blindheid - slepilo, slepoa blinken - blistati, sijati, sijati se; svetleti blocnote - blok, belenica bloed - krv bloed- - krvni bloedader - vena bloedarmoede - malokrvnost (med) bloedbad - pokolj bloedebad - pokolj, krvoprolie bloeddorstig - krvoloan bloeddruk - krvni pritisak hoge bloeddruk - visoki krvni pritisak, hipertenzija (med) bloeden - krvariti (med) bloedig - krvav bloeding - krvarenje (med) bloedlichaampjes - krvna zrnca (med) bloedproef - alkotest (aut) bloedsomloop - krvotok (med) bloedtransfusie - transfuzija krvi (med) bloedvaten - krvni sudovi bloedvergiftiging - trovanje krvi bloedverwant - rodjak

bloedverwante - rodjakinja bloedverwanten - rodbina (familie) bloedverwantschap - krvno srodstvo bloedworst - krvavica bloedwraak - krvna osveta bloedzuiger - pijavica bloei - cvetanje, cvat procvat (ook fig) in bloei zijn - biti u cvatu in de bloei van zijn leven - u punom naponu bloeien - cvetati, procvetati bloeiend - cvetajui napredan (fig) bloem - [bloemen] - cvet [cvee] fino brano (meel) bloem- - cvetni bloembol - lukovica bloemenwinkel - cveara bloemenkweker - cvear bloemist - cvear bloemkool - karfiol, cvetaa bloemlezing - zbirka (literarnih dela) bloemperk - leja

bloempot - tegla, lonac za cvee, saksija bloes - bluza bloesem - cvet blok - blok kocka (speelgoed) cepanica (brandhout) panj (boomstomp) blokken - marljivo uiti, bubati blokkeren - blokirati blokletter - tampano slovo blond - plav blondine - plavojka, plavua, blondinka bloot - go, nag met het blote oog - prostim okom onder de blote hemel - pod vedrim nebom blootshoofds - gologlav blootstellen - blootstellen aan - izloiti, izlagati, izvrgnuti, izvrgavati blootsvoets - bos blos - rumenilo, crvenilo blouse - bluza blozen - zarumeneti se, zacrveneti se, crveneti blozend - rumen bluf - blef, razmetanje

bluffen - blefirati, razmetati se blusapparaat - gasilica, aparat za gaenje poara blussen - gasiti, ugasiti boa - udav bobslee - bob-saonice bochel - grba (bult) bocht - zavoj, okuka, krivina, zavijutak (weg) zaliv (zee-inham) prosta roba, loa roba (rommel) bochtig - vijugav, kriv bod - ponuda bode - vesnik, glasnik bodem - dno (van beker, ton enz.) tlo, tle, zemlja, zemljite (grond) bodybuilding - atletska gimnastika Boedapest - Budimpeta boedel - dobro, imovina nasledstvo (erfenis) boef - lopov, ugursuz, nevaljalac boeg - pramac, kljun boei - lisice, okov (hand-) plutaa, plovak (drijfboei) boeien - okovati, staviti lisice; sputati

zanimati, zauzimati svu panju, uzbuditi (fig) okovi de boeien aandoen - staviti u okove boeiend - zanimljiv, napet, uzbudljiv boek - knjiga Boekarest - Bukuret boekbinder - knjigovezac boekdeel - svezak boekdruk - tisak, tampa boekdrukker - tampar boekdrukkerij - tamparija boeken - uknjiiti boekenkast - ormar za knjige boekenrek - stalak za knjige boeket - buket, kita boekhandelaar - knjiar boekhouden - knjigovodstvo boekhouder - knjigovodja boekje - knjiica boekomslag - korice boekweit - heljda boekwinkel - knjiara boel - mnotvo, gomila (allen)

boeman - strailo boemelen - lumpovati, baniti lenariti, lenstvovati boemeltrein - putniki voz boenen - ribati, oribati boer - seljak, kmet andar (kaartspel) Boer - Bur (in Zuid-Afrika) boerderij - farma, seosko gazdinstvo (bedrijf) seljaka kua (boerenhuis) boeren - podrigivati (oprispen) ik moet boeren - podriguje mi se boeren- - seljaki boerenkool - kelj boerin - seljanka boers - seljaki boete - globa (geld-) pokajanje (voor zonde) pokora boetedoening - pokora boeten - ispatati, okajati boetseren - izradjivati figure od ilovae ili voska, modelirati boetvaardig - pokajniki

boezem - prsa, nedra zaliv (zee-) boezemvriend - prisni prijatelj bof - zauke (ziekte) srea, zgodna prilika (geluk) boffen - imati sreu bok - jarac, rogonja sedite koijaa (op rijtuig) pogreka, glupost (fout) bokaal - pehar bokking - suena haringa boksen - boksovati bokser - bokser bol - kugla, lopta okrugao, ispipen (bn) bucmast (pafferig) bolhoed - polucilindar bolsjewisme - boljevizam bolsjewist - boljevik bolwerk - bedem, utvrda bom - bomba bomaanslag - atentat sa bombom bombardement - bombardovanje

bombarderen - bombardovati bommenwerper - bomba bon - blok, potvrda bonbon - okoladna bonbona bond - savez, liga, unija bondgenoot - saveznik bondig - kratak, saet bonds - savezni Bondsrepubliek - Duitse Bondsrepubliek - Savezna Republika Nemaka bonen - pasulj, grah bont - krzno aren, raznobojan (bn) bont- - krznen bontjas, bontmantel - krzneni kaput, bunda bonzen - lupati, udarati, kucati boodschap - kupovina poruka, vest (tijding) boodschappen (gaan) doen - kupovati, ii u kupovinu boodschappennet - mrea za kupovinu boodschappentas - torba, kesa za kupovinu, ceger, zembil boodschapper - vesnik, glasnik boog - luk (alle bet.) boom - drvo, stablo

ograda (slag-) bomen - drvee boomgaard - vonjak boomkwekerij - rasadnik drvea boon - [bonen] - zrno pasulja, zrno graha, bob boor - svrdlo, burgija boord - okovratnik, ovratnik (v. overhemd) brod, ladja (scheeps-) aan boord - na brodu aan boord gaan - ukrcati se, ukrcavati se boordevol - pun puncat boos - ljut, ljutit, srdit zao, zloban, rdjav (slecht) boos zijn - ljutiti se boos worden - ljutiti se, naljutiti se, razljutiti se, rasrditi se boos maken - ljutiti, naljutiti; razljutiti boosaardig - zloban, pakostan, opak boosdoener - zlikovac, zloinac boosheid - zloba, pakost (slechtheid) ljutitost, ljutnja (toorn) booswicht - zlikovac, lopov boot - ladja, brod bootje - amac, barka

boottocht - izlet brodom, vonja brodom bootwerker - luki radnik bord - tanjir (etens-) ploa, tabla (school-, naam-) bord met leus of groet - transparent bordeel - javna kua bordes - spoljne stepenice (pred zgradom) (voor huis) odmorite (na stepenicama) (trap-) bordje - ploica, tanjiri borduren - vesti (misli se na vez - engl. embroider) (ik borduur enz.) boren - buiti borg - jamstvo, garancija (zaak) jamac, garant (persoon) borg staan - jemiti, garantovati, odgovarati borgtocht - jamenje, garancija borrel - aica (rakije) borst - grudi, prsa sisa, dojka (moeder) borst- - grudni, prsni borstbeeld - poprsje borstel - etka borstelen - etkati borsteltje - etkica

borstkas - grudni ko borstplaat - okrugla mirisava bombona borstvlies - pleura, pluna maramica borstvliesontsteking - pleuritis borstwering - grudobran, ograda bos - snop (stro-) sveanj (sleutel-) pramen (haar) buket (bloemen) uma (woud) bos- - umovit bosbes - borovnica bosbessensap - borovnica (sok od borovnice) bosbouw - umarstvo Bosnie - Bosna Bosnier - Bosanac Bosnisch - bosanski Bosnische vrouw - Bosanka bosrijk - umovit boswachter - umar, lugar bot - iverak (vis) kost (been) tup (bn)

boter - puter, maslac, maslo boterbloem - ljuti boterham - krika hleba (namazana maslacem) botervlootje - posuda za maslac, zdela za maslac botsen (tegen) - naleteti na, udariti u botsing - sudar, sukob botweg - bezobzirno, otvoreno boud - smeo, smion, odvaan bougie - sveica (techn) bouillon - buljon boulevard - bulevar bout - klin, zvrtanj (techn) but, butina (vlees) bouw - gradnja, izgradnja sastav, sklop (structuur) bouwen - graditi, izgraditi, sagraditi bouwer - graditelj bouwkunde - gradjevinarstvo bouwkundige - gradjevinar, arhitekt, graditelj bouwland - oranica bouwterrein - gradilite, radilite bouwvallig - ruevan; troan boven - iznad, nad (vz)

gore (bw) van boven (af) - gore, odozgo boven de zeespiegel - nadmorski nar boven - gore aan de bovenkant - gore te boven komen - preboleti, nadvladati (ziekte) prebroditi (moeilijkheid) te boven komen - preboleti (ziekte, verlies v. e. geliefd persoon etc.) te boven komen - prebroditi (moeilijkheden) boven het hoofd hangen - predstojati er bovenop zijn - biti na konju zijn doel bereikt hebben - biti na konju boven- - gornji bovenaards - nadzemni bovenal - pre svega, naroito bovendien - osim toga, uz to, povrh toga, pritom; tovie bovengenoemd - gore pomenut, gore naveden, gore spomenut bovenhuis - gornji deo kue bovenkant - gornja strana aan de bovenkant - gore, s gornje strane bovenlijf - godnji deo tela bovenlip - gornja usna bovenmenselijk - nadljudski, nadoveanski

bovennatuurlijk - natprirodan, nadnaravan bovenstad - gornji grad bovenste - gornji bovenzijde - gornja strana aan de bovenzijde - gore, s gornje strane box - pregrada, boks (paarden, auto's) ogradjeno mesto (za malu decu) (kinderen) boycot - bojkot boycotten - bojkotovati braadpan - tiganj braadrooster - rotilj braadspit - raanj braaf - estit, poten, valjan braafheid - valjanost braak - neobradjen braakmiddel - sredstvo za povraanje braam - kupina bracht hij bracht geen woord uit - nije ni zinuo hij gaf geen kik - nije ni zinuo braden - priti, pei, ispei brak - zear (pas) slan

braken - povraati, povratiti brancard - nosila branche - brana, grana, struka brand - poar, vatra, oganj in brand vliegen - zapaliti se in brand steken - ariti hebt u een vuurtje voor me? - imate li vatre? brand! - vatra! brandbaar - gorljiv, zapaljiv brandblaar - plik, mehur (posle opekotine) brandblusapparaat - aparat za gaenje poara branden - goreti, plamteti opaliti, paliti pei (koffie, zon, wond) paljenje zich branden - opei se een brandend gevoel veroorzaken - paliti brandend - gorui, jarki, arki (ook fig) brandewijn - rakija brandhout - drva branding - buno udaranje talasa o obalu brandkast - elina blagajna, gvozdena kasa, sef brandmerk - ig

brandmerken - igosati brandnetel - kopriva brandpunt - arite brandspuit - vatrogasna prskalica brandstapel - lomaa brandstichter - palikua brandstof - gorivo, pogonski materijal brandverzekering - osiguranje od poara brandweer - vatrogasna milicija brandweer- - vatrogasni brandweerman - vatrogasac brandwond - opekotina brassen - lumpovati Braziliaan - Brazilijanac Brazilie - Brazilija breder - iri breed - irok breedte - irina breedsprakig - koji preopirno govori breedvoerig - opirno, nadugako i nairoko breekbaar - lomljiv breekijzer - poluga, uskija breien - trikati, plesti

pletenje brein - mozak razum, um, (verstand) breinaald - pletaa igla, igla za trikanje breipen - pletaa igla breken - slomiti, razbiti, razbijati, lomiti, polomiti, razbijati prelomiti (lichtstraal) slomiti se, razbiti se, puknuti pogaziti (belofte) pucati, pui in duizend stukken breken - otii u paramparad in stukken breken - raskomadati met iem. breken - prekinuti, prekidati brem - metla (plant) (struik (bun)) metla (za ienje) salamura, raso, rasol (zout) brengen - doneti, donositi dovesti (do), odvesti, voditi (leiden) otpratiti, pratiti (begeleiden, wegbrengen) terugbrengen - doneti natrag in orde brengen - dovesti do; pospremiti; srediti, sredjivati in rekening brengen - naplatiti in verwarring brengen - zabuniti

brengen tot - pobuditi, pobudjivati naar voren brengen - istaknuti, izneti, iznositi te berde brengen - izneti, iznositi op de markt brengen - izneti na trite, iznositi na trite ter tafel brengen - pokrenuti, pokretati in de war brengen - pokvariti; smutiti in praktijk brengen - sprovesti bres - prolom, prodor, rupa bretels - naramenice breuk - prelom, lom (med) razlomak (wisk) kila, hernija, proder (med) provala (wolk-) ; slom brevet - diploma, svedoanstvo, povelja bridge - brid bridgen - igrati brid brief - [brieven] - pismo, dopis, list een brief posten - baciti pismo (brief) briefje - cedulja, pisamce briefkaart - dopisnica briefpapier - pisai papir briefwisseling - prepiska

bries - povetarac, vetri brievenbesteller - pismonoa brievenbus - potansko sandue brievenweger - vaga za pisma brij - kaa bril - naoari daska za sedenje u WC-u briljant - briljant (edelsteen) briljantan (bn) brillantine - briljantin brilslang - naoarka Brits - britanski Brittannie - Britanija broche - igla pribadaa, bro brochure - broura broeden - sedeti na jajima, leati na jajima, lei broeder - brat bolniar (in ziekenhuis) fratar (klooster-) broederlijk - bratski broeders - braa broederschap - bratstvo (o) broedmachine - inkubator

broedsel - leglo broeien - vreti, previrati broeierig - sparan broeikas - staklenik, staklena bata, staklara broek - pantalone broekspijp - nogavica broer - [broers] - brat brok - komad, odlomak brokkelig - troan brokstuk - odlomak bromfiets - moped brommen - zujati, brujati gundjati, mrmljati (van personen) brommer - moped bron - izvor, vrelo bronchitis - bronhitis brons - bronza bronzen - bronzan brood - [broden] - hleb broodje - zemika, pecivo broodrooster - rotilj za hleb broodtrommel - kutija za hleb broodwinning - zarada, zvanje

broos - krhak, loman, slab, troan bros - krt, troan brouwen - variti (bier) brouwerij - pivara brug - most brug-, brugge- - mostovni bruid - nevesta, verenica, mlada bruidegom - mladoenja bruidspaar - mladi par, mladenci bruidsschat - miraz bruikbaar - upotrebljiv bruikleen - pozajmljivanje, zajam bruiloft - svadba, svatovi; enidba bruilofts- - svadbeni; venani bruin - smedj, mrk, braon (onv) crn, pocrneo, opaljen (v. zon) bruin worden - pocrneti (v. d. zon) bruine bonen - uti pasulj bruin brood - crni hleb bruinkool - mrki ugalj bruisen - umeti, umiti, kipeti brullen - rikati, urlikati, urlati Brussel - Brisel

brutaal - bezobrazan, drzak (onbeschaamd) drsko (bw) brutaliteit - bezobrazluk, bezobraznost, drskost (onbeschaamdheid) bruto - bruto budget - budet buffel - bivol buffer - odbojnik buffet - bife (cafetaria) bui - pljusak (regen-) raspoloenje, hir, ef (gril) in een goede bui - dobro raspoloen in een slechte bui - loe raspoloen in een goede bui zijn - biti dobro raspoloen in een slechte bui zijn - biti loe raspoloen buidel - kesa, vrea, dak; tobolac torbar (dier) buideldieren - torbari (zoo???) buigbaar - savitljiv, elastian buigen - saviti, sagnuti, savijati, pregibati, nagnuti, pognuti pokloniti se, poklanjati se zich buigen - nagnuti se, nakloniti se een buiging maken - nakloniti se, klanjati se, pokloniti se, poklanjati se spustiti, pognuti (hoofd)

krom buigen - iskriviti het buigen - preklapanje buiging - naklon, poklon buigzaam - savitljiv, elastian, gibak popustljiv (fig) buik - trbuh op de buik - potrbuke buik- - trbuni buikpijn -ik heb buikpijn - boli me trbuh buikvlies - trbuna maramica buikvliesontsteking - zapaljenje trbune maramice, peritonitis (med) buil - oteklina, kvrga, voruga buis - cev buit - plen buit maken - zapleniti buitelen - kotrljati se, strmoglaviti se buiteling - premet, kotrljanje buiten - izvan, van (vz) vani, napolju (bw) naar buiten - napolje (bw) van buiten - napamet spolja buiten de oevers treden - poplaviti; razliti, razlivati

buiten adem - zadihan buiten- - spoljni buitenband - spoljna guma buitenbands - spoljni buitenboord- - vanbrodski (bn) buitenboordmotor - vanbrodski motor buitengewoon - vanredan, izvanredan, neobian, naroit nroito, osobito buitengewoon fijn - divan buitengewoon sympathiek - silan buitenkansje - krasna prilika, neoekivana srea buitenkant - spoljna strana aan de buitenkant - spolja buitenland - insotranstvo buitenlands - spoljni, inostran, inostrani; stran, tudj Ministerie van Buitenlandse Zaken - Ministarstvo spoljnih poslova buitmaken - zapleniti bukken - sagnuti se buks - puka bulderen - grmeti (kanon) besneti, hujati (wind) Bulgarije - Bugarska in Bulgarije - u Bugarskoj

Bulgaar - Bugarin Bulgaars - bugarski bulldozer - buldoer bulletin - bilten bult - oteklina, otok, kvrga grba (bochel) bumper - odbija, branik, odbojnik (aut) bundel - sveanj, snop snop (lichtstralen) pramen (licht)??? bungalow - bungalov burcht - zamak, dvorac bureau - ured, biro (kantoor) pisai sto (schrijftafel) bureaucratie - birokratija burgemeester - gradonaelnik, predsednik optine burger - gradjanin in burger zijn - nositi gradjansko (civilno) odelo burger- - gradjanski burgerij - gradjanstvo burgerlijk - gradjanski (civiel) prost (niet deftig) bureau van de burgerlijke stand - matini ured

ambtenaar van de burgerlijke stand - matiar register van de burgerlijke stand - matina knjiga burgeroorlog - gradjanski rat burgerrecht - gradjansko pravo burgerschool - hogere burgerschool - realna gimnazija burgerstand - gradjanski stale bus - kutija, sandui autobus (autobus) bushalte - autobuska stanica busje - limenka buskruit - barut buslichting - vadjenje pisama (iz potanskih sanduia) buste - sise, dojke (v. vrouw) poprsje (borstbeeld) bustehouder - brushalter, grudnjak butagas - butan buur, buurman - sused, komija buurt - susedstvo in de buurt van - u blizini buurvrouw - susetka, komika b.v. (=bij voorbeeld) - npr., n. pr., na pr., na primer

-C-

ca (=circa) - otprilike cabaret - kabare, varijete cabine - kabina cacao - kakao cactus - kaktus cadeau - poklon, dar cadeau krijgen - dobiti poklon , dobiti na poklon cadeau geven - dati na poklon cadeau doen - pokloniti, poklanjati, dati na poklon , dati na dar cafe - kafana cafetaria - kafeterija, bife (buffet) cahier - teka ??? calorie - kalorija camera - kamera (fot) camouflage - kamuflaa camoufleren - kamuflirati camping - kapm, kamping Canada - Kanada Canadees - Kanadjanin kanadski (bn) caoutchouc - kauuk capaciteit - kapacitet

cape - kabanica, ogrta capitulatie - kapitulacija, predaja capituleren - predati se, predavati se capsule - kapsula (rui) caravan - kamp prikolica carbid - karbid carbol - karbol carbonpapier - karbon, papir za kopiranje carburateur, carburator - karburator, rasplinja cardanas - kardansko vratilo, kardan (aut) carnaval - karneval, poklade carnavals- - pokladni carnet de passage - karnet (???) carriere - karijera carrosserie - karoserija, koljka (aut) cassa - kasa, blagajna cassatie - ponitenje, kasacija cassette - tranzistor gramofon (muz) cassetterecorder - ??? castreren - kastrirati catalogus - katalog catastrofe - katastrofa catechisatie - veronauka

categorie - kategorija, razred; struka cavalerie, cavallerie - konjica, konjarstvo, kavalerija (mil) ceintuur - pojas, opasa cel - elija (biol, gevangenis) celibaat - neenstvo Celsius - Celzijus 20 graden Celsius - 20 stepeni Celzijusa cement - cement censuur - cenzura cent - stoti deo guldena geen rooie cent - ni prebijene pare centimeter - santimetar centraal - centralan, sredini centrale verwarming - centralno grejanje, parno grejanje centraalstation - glavna eleznika stanica centrale - centrala, elektrina centrala, elektrana (el) centraliseren - centralizovati centrum - centar, sredite ceremonie - ceremonija, obred certificaat - potvrda, uverenje champagne - ampanjac champignon - rudnjaa, ampinjon (vrsta peurke) chantage - ucena

chanteren - uceniti, ucenjivati chaos - haos charmant - armantan chartervliegtuig - arter avion chartervlucht - arter let chassis - asija, kostur (techn) chauffeur - ofer chauffeurs- - oferski chef - ef, naelnik, predstojnik chemie - hemija chemisch - hemijski cheque - ek, doznaka Chili - ile chimpansee - impanza China - Kina Chinees - kineski (bn) Kinez (zn) Chinese - Kineskinja chirurg - hirurg chic - otmen, ukusan, ik chloor - hlor chocolade - okolada cholera - kolera (med)

christelijk - hrianski christen - hrianin christendom - hrianstvo Christus - Hrist chronisch - hronian chroom - hrom (hem. elemenat) cider - jabukovaa cijfer - cifra, ifra, brojka ocena (op school) cilinder - cilindar, valjak cipier - tamniar cipres - empres circa - otprilike, oko cirkulaire - cirkular, krunica circulatie - promet circus - cirkus cirkel - krug citaat - citat citer - citara (muz) (???) citeren - citirati, navesti, navoditi, navodjenje (aanhalen) citroen - limun Citroen - 'Zaba' (aut) (lett.: 'Kikvors') citroenlimonade - limunada

citroenpers - sprava za cedjenje limuna civiel - civilan, gradjanski civilisatie - prosveenje clandestien - tajan, nedozvoljen clausule - klauzula claxon - truba, sirena clerus - svetenstvo cliche - klie client - klijent, muterija, stranka, kupac clientele - muterije closet - klozet closetpapier - klozet-papir (W.C.-papier) clown - klovn club - klub code - ifra cognac - konjak cognossement - otpremnica, otpremni list cokes - koks colbert - kaput odelo (-kostuum) colbertjasje - sako, kaputi collecte - skupljanje priloga collectie - zbirka, kolekcija

collectief - kolektivan collega - kolega (man), koleginica (vrouw) college - zbor, savet predavanje (les, universiteit) college geven - predavati collegiaal - kolegijalan colonne - kolona colporteur - kolporter combinatie - kombinacija combineren - kombinovati, slagati, sloiti comfortabel - udoban, komforan comite - komitet, odbor commandant - komandant, zapovednik commanderen - komandovati, zapovedati commando - zapovest (bevel) zapovednitvo, vodjstvo, komanda, tab (mil) commentaar - komentar commissariaat - komesarijat, poverenitvo commissaris - komesar, poverenik recter-commissaris istrani sudija commissie - komisija, odbor in commissie - komisioni commissionair - komisionar, trgovaki posrednik

communie - priest communique - kominike communisme - komunizam communist - komunist communistisch - komunistiki compact - zbijen compagnie - eta compagnon - ortak, drug compartiment - kupe competent - merodavan, nadlean, kompentetan compleet - potpun, savren potpuno (bw) complex - kompleks complicatie - komplikacija compliceren - zamrsiti, komplikovati compliment - kompliment componeren - komponovati componist - kompozitor compote - kompot compromis - kompromis compromitteren - obrukati, kompromitovati computer - kompjuter concentratie - koncentracija

concentratiekamp - koncentracioni logor concentreren - koncentrisati concern - kombinat (comm) concert - koncert concessie - povlastica, koncesija concierge - vratar, uvar concilie - crkveni sabor concluderen - zakljuiti, zakljuivati conclusie - zakljuak concours - konkurs, takmienje concurrent - konkurent concurrentie - konkurencija conditie - uslov (voorwaarde) stanje (toestand) condoleren - izraziti sauee conducteur - kondukter confectie - konfekcija conferencier - predava, govornik (spreker) najavitelj (programa) conferentie - konferencija confiscatie - konfiskacija conflict - sukob in conflict komen (met) - sukobiti se

conform - prema, u saglasnosti confronteren - suoiti congres - kongres connossement - tovarni list conscientieus - savestan consequent - dosledan, konsekventan consequentie - posledica conservatief - konzervativan conservenblikje - konzerva consideratie - obzir zonder consideratie - bezobziran geen rekening houdend met de belangen van een ander - bezobziran constant - stalan, trajan Constantinopel - Carigrad, Konstantinopolj constateren - utvrditi, konstantovati, ustanoviti; utvrdjivati; uveriti;ubediti constructie - konstrukcija, gradnja, gradja construeren - izgraditi consul - konzul consulaat - konzulat consult - konsultacija consultatie - konsultacija consument - potroa consumptie - potronja (verbruik)

konzumacija (vertering in restaurant) geschikt vor consumptie - jestiv contact - kontakt, dodir, doticaj, spoj contact opnemen met - povezati se sa, stupiti u vezu sa contact- - kontaktni contactlens - kontaktno soivo contant - gotov a contant - u gotovu in contanten - u gotovu contant geld - gotov novac, gotovina contanten - gotov novac, ke contrabas - kontrabas contract - ugovor, kontrakt, pogodba contrast - kontrast contributie - lanarina controle - pregled, kontrola controleren - pregledati, kontrolisati, proveriti, proveravati controleur - kontrolor conventioneel - konvencionalan conversatie - konverzacija, razgovor converseren - razgovarati cooperatie - zadruga, kooperativno drutvo cooperatieve - cooperatieve boerderij - zadruga

cooperatief - zadruan coordineren - uskladiti copie - kopija (kopie) copieren - kopirati (kopieren) corps - zbor correct - ispravan, korektan correctie - popravak corrector - popravlja correspondent - dopisnik, korespondent, korespodent correspondentie - dopisivanje, prepiska, korespodencija, korespondencija correspondentie- - dopisni corresponderen - dopisivati se corrigeren - popraviti, ispraviti, popravljati, ispravljati, korigovati corruptie - korupcija cotelet - kotlet (kotelet) couchette - kuet, leaj coulisse - kulisa coupe - kupe couplet - strofa kuplet (v. twee regels) coupon - talon, kupon, odrezak courant - novine, list couvert - stoni pribor (tafel-)

koverat, omot (enveloppe) couveuse - inkubator (med) creche - deje obdanite credit - 'potrauje' crediteren - kreditirati crediteur - kreditor crematie - kremacija crematorium - krematorijum creme - krem, krema cremeren - kremirati creperen - crknuti (dieren) crisis - kriza criterium - kriterijum criticus - kritiar, ocenjiva croquetje - valjuak sa mesom cultureel - kulturan cultuur - kultura, prosveta cum laude - s odlikom curator - staratelj cursief - kurzivan cursus - teaj, kurs schriftelijke cursus - dopisni teaj curve - krivulja, kriva

cycloon - ciklon, vihor cynisch - cinian, ciniki Cyprus - Kipar cyrillisch schrift - irilica

-D-

daad - in, delo, podvig daag! - zdravo! (hallo!) daags - dnevno, svaki dan daar - tamo, onde (plaats) poto, budui da, kako (aangezien) daar zijn ze - eto ih kako daar bij - kod toga daaraan - tom, tome daarbij - kod toga (plaats) pri tome, tom prilikom (toen) pri tome, pritom (bovendien) daardoor - kroz (plaats) zbog toga (reden) daarenboven - uz to daarentegen - naprotiv, nasuprot tome, pak

daarheen - tamo daarin - engl. in it daarmee - s tim daarna - posle, potom, zatim, posle toga kort daarna - ubrzo zatim daarom - zato, zbog toga daarop - na tome (plaats) zatim (tijd) daarover - o tome daartoe - u tu svrhu daaruit - iz toga, odatle daarvan - od toga daarvandaan - odatle, otuda dadel - urma (datulja) dadelijk - odmah, smesta, zaas, u prvi mah dader - poinioc, poinilac, poinitelj, izvrilac, izvrioc, krivac dag - dan goedendag! - dobar dan! dezer dagen - ovih dana werkdag - radni dan overdag - preko dana dagenlang - danima bij dag - danju

vrij dag - praznik dag- - dnevni dagblad - novine, list dagboek - dnevnik dagelijks - svakodnevni, svakidanji, dnevni (bn) dnevno, svakodnevno (bw) (elke dag) dagen - zvati dageraad - svanue, svitanje, osvit, radjanje dana daglicht - videlo dagloner - nadniar, dnevniar dagloon - nadnica dagretour - povratna karta (koja vai samo za jedan dan) dagvaarden - pozvati, pozivati dagvaarding - poziv dahlia - dalija (plant) (engl. dahlia) dak - krov plat dak - ravan krov dakdeker - pokriva dakgoot - oluk, leb dakloos - bez stana dakpan - crep dal - dolina dalen - sii, spustiti se, silaziti, sputati se (afdalen)

zniziti se, pasti, spadati (prijs) smanjiti se, opasti, opadati (minder worden) pasti, padati, opasti, opadati (niveau) spustiti se (vliegtuig) doen dalen - obarati (prijzen) laten dalen - spustiti daling - silazak (afdaling) sputanje (vliegtuig) padanje, pad (prijs, water, thermometer) opadanje (achteruitgang) Dalmatie - Dalmacija Dalmatier - Dalmatinac Dalmatisch - dalmatinski dam - nasip, brana damast - damast dame - gospodja, dama kraljica (schaakspel) enske, 'dames' (op toilet) dames- - enski damestasje - tana dammen - igrati dame damp - para dampen - pariti se (???)

dampkring - atmosfera damspel - gra dama dan - tada, onda (bw van tijd) od, nego, negoli, nego to (na vergelijkingen) nu en dan - s vremena na vreme, katkad dan ook - stoga, zato, iz tog razloga, dakle tot dan - dotle wie dan ook - ko god wat dan ook - to god, ma to waar dan ook - gde god dank - hvala dank u! - hvala! dank je! - hvala! dank u wel! - hvala lepo! dank u zeer! - najlepe Vam hvala! geen dank! - nema na emu! dank u, hetzelfde! - hvala takodje! God zij dank!, gelukkig! - hvala bogu! dank zij- zahvaljujui dankbaar - zahvalan dankbaarheid - zahvalnost danken (voor) - zahvaljivati se (na of za), zahvaliti se (na of za) te danken hebben - dugovati

dans - ples, igra dans- - plesni dansen - plesati, igrati igranka, ples, plesanje gaan dansen - ii na igranku, ii na bal ik ga dansen - idem na ples (igranku) ik ben wezen dansen - bio sam na plesu (igranci) danser - plesa, igra danseres - plesaica, igraica dansmuziek - muzika za ples dansorkest - sastav (muz) danszaal - plesna dvorana (sala) dapper - hrabar, sran dapperheid - hrabrost darm - crevo blinde darm - slepo crevo dunne darm - tanko crevo dikke darm - debelo crevo dartel - ivahan, vedar, aljiv, vragolast, raskalaan das - kravata, mana (strop-) al (sjaal) jazavac (dier) dashboard - oferska tabla, instrument tabla (aut)

dasspeld - igla za kravatu dat - taj, ta, to (aanw vnw) onaj, ona, ono (aanw vnw) koji, koja, koje (betr vnw) da, to (vw) neka (wens) zonde dat - a da ... ne dateren - datirati datgene - datgene wat - ono to datum - datum dauw - rosa daveren - tutnjati, odjeknuti, tresti se d.d. (=de dato) - dne, dana de - wordt niet vertaald (het Servisch kent geen lidwoorden) debat - debata, rasprava debatteren - debatovati, raspravljati debet - dug debiteren - zaduiti debiteur - dunik debuut - debi, prvi nastup decaan, dekaan, deken - dekan (voorzitter v. e. universitaire faculteit) december - decembar, prosinac decimeter - decimetar

declameren - deklamovati, recitovati declaratie - deklaracija raun, nota (rekening) declareren - deklarisati decoreren - odlikovati deeg - testo deel - deo, odeljak svezak (boek-) gumno (dorsvloer) deel uitmaken van - pripadati deelachtig worden - primiti, dobiti udela u deelbaar - deljiv deelgenoot aan - uestvovati u deelnemen aan - uestovati u; sauestovati u deelnemer - uesnik; sauesnik deelneming (aan) - uee (u), uestvovanje (u) sauee, saaljenje (medegevoel) deels - delimino, delom deeltje - estica deemoedig - ponizan, smeran Deen - Danac Deens - danski deerlijk - teko, jako, ozbiljno

deernis - saaljenje, alost defect, defekt - kvar, defekt pokvaren (bn) defensief - defanziva (zn) defanzivan, odbramben (bn) defile - defile definitie - definicija definitief - definitivan definitivno (bw) deftig - otmen, dostojanstven, gospodski deftigheid - dostojanstvo degelijk - solidan, temeljit, valjan, pouzdan wel degelijk! - i te kako! degen - ma degene - degene die - onaj koji deining - talasanje uzbudjenje (fig) dek - pokriva (kleed) paluba (schip) dekblad - omot cigare deken - deka, pokriva, ebe dekan (decaan) gewatteerde deken - jorgan

deker - pokriva dekken - pokriti, pokrivati namestiti, postaviti, postavljati, prostreti, prostirati (tafel) tititi, braniti (mil) pokriti, pokrivati (kosten) dekking - zaklon deksel - poklopac, kapak; zaklopac delegatie - delegacija delen - deliti, podeliti, razdeliti deler - delitelj (wisk) delfstof - ruda delgen - ponititi, otpisati, otpisivati (schuld) platiti (schuld) delging - otpis (schuld) delicaat - kakljiv, delikatan deling - deljenje delven - kopati democratie - demokratija democratisch - demokratski demonstratie - demonstracija (wetenschappelijk en pol) demontage - razlaganje demonteren - demontirati, rastaviti, rastavljati, rasklopiti; razloiti, razlagati

dempen - zatrpati (kanaal) priguiti (geluid) uguiti (opstand) zie ' gedempt' den - bor, jela Denemarken - Danska in Denemarken - u Danskoj Den Haag - Hag denkbaar - mogu, zamisliv denkbeeld - pojam, ideja, pomisao denkbeeldig - prividan, imaginaran denken - misliti, pomisliti denkend - razuman denkwijze - nain miljenja dennenbos - borova uma departement - departman dependance - depandans (engl. annex (dodatak, dograda; pridodati) deponeren - deponovati, poloiti, polagati deposito - depozit, pohrana depositeur - polaga, ulaga (comm) depot - skladite depressief - engl. depressive deprimeren - deprimirati, tititi

derde - trei een derde - treina (zn) deren - koditi, smetati, oalostiti dergelijk, dergelijke - ovakav, takav, slian en dergelijke - i slino (i sl.) derhalve - prema tome, stoga, zato, radi toga, zbog toga dermate - u tolikoj meri dertien - trinaest lijn dertien - trinaestica (tram) dertig - trideset desalniettemin - pri svemu tome des te - to, tim des te better - to bolje, tim bolje desbetreffend - dotini deserteren - dezertirati, odmetnuti se deserteur - dezerter, odmetnik desgewenst - po elji desinfecteren - dezinfkovati deskundig - struan deskundige - vetak desniettegenstaande - uprkos tome, uz sve to, pri svemu tome desnoods - u sluaju potrebe, ako ustreba, u krajnjem sluaju dessert - poslastica, desert

destijds - svojevremeno destilleren - ispei detachement - odeljenje (mil) detail - pojedinost, potankost, detalj en detail - na malo, na sitno (comm) detective - detektiv detectiveroman - kriminalni roman, detektivski roman deugd - vrlina krepost deugdelijk - valjan, temeljit, solidan deugdzaam - estit, poten, vrli; valjan deugen - valjati, vredeti deugniet - mangup, nitkov, vucibatina, nevaljalac, mulac deuk - udubljenje (od udarca), rupa, ulegnue deuken - ulupati deuntje - arija, melodija deur - vrata deurknop - kvaka deurwaarder - sudski izvritelj devies - lozinka, geslo, deviza deviezen - devize deze - ovaj, ova, ovo isti

dezelfde - isti, ista, isto dezelfde als - isti (ista, isto) kao dezelve - isti dia - dijapozitiv (fot) diagnose - dijagnoza dialect - nareje, govor, dijalekt diamant - dijamant diameter - promer, dijametar, prenik diarree - proliv dicht - [dichter, het ?] zatvoren (gesloten) zbijen (dicht opeen) gust (mist, bos) [gusi (opeen), najgii] dicht doen - poklopiti, poklapati (met deksel (poklopac) luchtdicht - nepropustljiv za vazduh waterdicht - nepropustljiv za vodu dichtbevolkt - gusto naseljen dichtbij - blizu, nedaledo, uz (bw) blizak (bn) van dichtbij - izbliza dichtdoen - zatvoriti, zatvarati; sklopiti (ogen, boek) dichtdraaien - zavrnuti, zavrtati dichten - praviti stihove (gedichten maken)

zaepiti, zapuiti (stoppen) dichter - pesnik dichterbij - blie, poblie dichterbij komen - pribliiti se, pribliavati se; prii dichterbij brengen - pribliiti, pribliavati dichterbij elkaar brengen - pribliiti, pribliavati dichterlijk - poetian, poetski, pesniki dichtgooien - zasuti, zasipati (gat) dichtheid - gustoa, gustina dichtklappen - sklopiti dichtknopen - zakopati dichtnaaien - zaiti dichtstbijzijnd - najblii dichtstoppen - zaepiti, zapuiti dichttrekken - navlaiti, navui dichtvouwen - preklopiti dictaat - diktat dictatuur - diktatura dicteren - diktirati die - taj, ta, to (aanw vnw) onaj, ona, ono (aanw vnw) koji, koja, koje (betr vnw) dieet - dijeta

dief - kradljivac, lopov, lupe diefstal - kradja dien met dien verstande dat - s tim da dienaar - sluga dienen - sluiti, posluiti imati, morati (moeten) te dien einde - u tu svrhu (daartoe) dienovereenkomstig - prema tome, u saglasnosti s tim dienst - sluba usluga (gunst) nameten diensttijd - vojni rok (leger) militaire dienst - vojna sluba, vojni rok wat is er van uw dienst? - ime Vam mogu sluiti? van dienst zijn - posluiti in dienst (bij) - u slubi (kod); zaposlen (kod) in dienst treden (bij) - zaposliti se (kod) in dienst nemen - zaposliti in dienst bij - zaposlen u, u slubi kod dienst hebben - biti deurni in (militaire) dienst zijn - sluiti vojsku waamee kan ik u van dienst zijn? - ime Vam mogu sluiti?

dienstbode - slukinja, sluavka dienstdoend - u zameni deurni (arts, apotheek) dienstmeisje - kuna pomonica, sluavka dienstig - koristan, zgodan, upotrebljiv dienstjaren aantal dienstjaren - sta dienstplicht - vojna obaveza dienstplichtige - vojni obaveznik dienstregeling - vozni red, red vonje dienstreis op dienstreis - na terenu dienstvaardig - usluan dienstweigeraar - vojni begunac dientengevolge - usled toga diep - [dieper, ?] - dubok [dublji, ?]; tvrd (slaap) diepgang - gaenje (broda) diepte - dubina, duina diepvries- - smrznut, zaledjen diepvriezen - duboko zamrzavanje het diepvriezen - duboko zamrzavanje diepzinning - dubokouman dier - ivotinja

dierbaar - [dierbaarder, ?] - drag, predrag, mio, ljubljen [drai, ?] dierbaarst - najdrai (liefst) dieren- - ivotinjski dierenarts - veterinar dierenbescherming - zatita ivotinja dierenriem - ivotinjski krug, zodijak dierentemmer - ukrotitelj dierentuin - zooloki vrt dierkunde - zoologija dierlijk - ivotinjski zverski, bestijalan (fig) dieselmotor - dizel motor dieselolie - gazolin, gasolin dievegge - kradljivica difterie - difterija dij - butina, bedro dijk - nasip, brana dik - [dikker, ?] - debeo [deblji, najdeblji] ugojen (zwaarlijvig) dik worden - odebljati, ugojiti dikte - debljina dikwijls - esto (puta), vie (puta) dimmen - priguiti svetla (automobila)

dinamo - dinamo dinar - dinar para - para, hoderste dinar diner - ruak dineren - ruati ('s middags) veerati ('s avonds) ding - stvar, predmet dingen - dingen naar - traiti dingen naar de hand v.e. meisje - prositi devojku dinsdag - utorak dinsdags - utorkom diploma - diploma diplomaat - diplomata diplomeren - diplomirati direct - odmah (dadelijk) neposredno (bw) vlak voor (het vertrek) - neposredno pre (polaska) neposredan, ravan (regelrecht) directeur - direktor, upravitelj, upravnik directie - direkcija, uprava directorie - enske gaice directrice - upraviteljica, upravnica, direktorka dirigent - dirigent

discipline - disciplina disconto - diskont discotheek - diskoteka discussie - rasprava, pretres, diskusija discuteren - raspraviti, diskutovati disharmonie - nesklad diskwalificeren - iskljuiti, diskvalifikovati dissertatie - doktorska disertacija, doktorska teza distel - striak, kalj, badelj (bot.) distributie - deljenje, raspodela racionalisanje (in oorlogstijd, tijdens oorlog) district - kotor, srez, okrug, oblast districts- - oblasni, okruni, sreski dit - ovaj, ova, ovo divan - kau, divan divanbed - kau, divan divers, diverse - razni de diverse - pojedini diversen - razno (zn) dividend - dividenda divisie - divizija Djakarta - Dakarta dobbelen - kockati se

dobbelsteen - kocka, reb dobber - plovak dobberen - plutati, plivati docent - docent, nastavnik doch - ali, samo, ma dochter - erka, ki dochtertje - erkica doctor, dokter (in) - doktor, lekar (arts) doctoraat - doktorat doctorandus - diplomiran (sin.: afgestudeerd (afstuderen(diplomirati)) doctrine - doktrina document - isprava, dokument, akt documentair - dokumentaran dode - mrtvac dodelijk - smrtan, smrtonosan, ubitaan mrtav (stilte) doden - ubiti, ubijati prekrati (tijd) doedelzak - gajde doek - krpa, platno, sukno pekir slika (na platnu) (schilderij) ekran, platno (bioscoop)

zavesa (schouwburg) marama doel - cilj (bestemming) svrha (doeleinde) gol, pogodak (sp) doelbewust - svestan (cilja) doeleinde - svrha doelloos - besciljan, bez svrhe doelmatig - svrsishodan, podesan, efikasan doelpunt - gol, zgoditak (sp) doeltreffend - uspean, efikasan, delujui doelverdediger - golman (sp) doelwit - nian doen - [deed, deden, gedaan] - raditi, initi, uiniti, uraditi doen alsof - praviti se kao da, pretvarati se; priiniti se zich anders voordoen - pretvarati se doen aan - baviti se (beoefenen) pijn doen - boleti doen toekomen - dostaviti, dostavljati met elkaar doen harmonieren - dovesti u sklad te doen hebben met - imati posla sa dof - nem, mukao (geluid) bez sjaja, taman (kleur)

dog - doga (hond) dogma - dogma dogmatisch - dogmatican dok - dok (scheeps-) doktersassistente - medicinska sestra dol - pobesneti lud, besan, divlji dolen - lutati, skitati se dolgelukkig - presretan; razdragan dolk - bode dollar - dolar dom - glup, blesav, aav (bn) katedrala (zn) domweg uit het hoofd leren - nabubati domein - domena domheid - glupost, blesavost domicilie - prebivalite dominee - pastor (protestantski) domineren - dominirati dominerend - prepotentan dommekracht - dizalica dommelen - zadremati domoor - blesan, tikvan, budala, blesavac

dompelen - umoiti Donau - Dunav donder - grmljavina, grom donderdag - etvrtak donderdags - etvrtkom donderen - grmeti donderende bijval - urnebes pljeskanja (frenetian aplauz???) donderslag - tresak donker - mraan, taman, mrk mrak, tama donker worden - potamneti, smraiti se (buiten); zamraiti se potamneti (kleur) in het donker - po mraku, u mraku donker blauw - tamno plav dood - smrt, samrt (zn) mrtav (bn) dood- - smrtan doodgraver - grobar dookkalm - mirne due doodkist - mrtvaki sanduk doodlopend - doodlopende weg - slepa ulica doodop - iscrpljen, premoren doods - pust, osamljen, sumoran

doodse stilte - grobna tiina doods- - mrtvaki, samrtni (bed) doodsbleek - beld kao smrt doodskop - mrtvaka glava doodslaan - potui, tui, premlatiti, pobiti doodsstrijd - samrtni doodstil - sasvim tih sasvim nepokretan (onbeweeglijk) doodstraf - smrtna kazna doodtrappen - zgaziti doodvonnis - smrtna presuda doodziek - bolestan na smrt, smrtno oboleo doof - gluv doof worden - ogluiti se doofheid - gluvoa doofstom - gluvonem dooi - kopnenje, otapanje (leda) dooie diender - mrtvo puvalo dooien - het dooit - topi se led buiten zichzelf zijn van - topiti se od dooier - umance doolhof - labirint doop - krtenje

krst de doopplechtigheid - krtenje doop- - krsni doopbewijs - krtenica, krteni list (geboortebewijs) doopsgezinde - anabaptista, pristalica ponovnog krtenja doopvont - krstionica door - kroz (plaats) preko (via) od, zbog, usled (oorzaak) od strane (bij handeling verricht door een persoon) door en - skroz door en door - iz osnova, skroz door middel van - kroz, pomou, putem door elkaar - zbrkano, pomeano, u neredu door elkaar halen - pomeati; zameniti, zamenjivati; zbrkati door elkaar roeren - pomeati, smeati door het hoofd schieten - sinuti kroz glavu (gedachte) nu gaat hem een lichtje op - sad mu je sinulo door- - proitati ???; razrezati ??? doorbijten - progristi doorbladeren - prelistati doorboren - probuiti doorbranden - pregoreti

doorbreken - probiti, probijati doorbrengen - provesti, provoditi (tijd) slapend doorbrengen - prospavati doorbuigen - savijati se, povijati se doordat - poto, budui da, zato to, time to, na taj nain to doordringen - prodreti; proniknuti, pronicati zai (u), prodirati doordringen in - zai u, zalaziti u proeti, proimati uveriti (u) (overtuigen) doordringend - prodoran doordrongen van - proet dooreen - zbrkano, pomeano, u neredu doorgaan - nastaviti, produiti, nastavljati (verdergaan) ostvariti se, ostvarivati se, odravati se (doorgang vinden) door gaan - proi kroz, prolaziti kroz erdoor gaan - proi kroz, prolaziti kroz erdoor komen - proi, prolaziti doorgaan voor - vaiti kao, biti smatran za niet doorgaan - otpasti, otpadati doorgaand - direktan (vagon) (rijtuig) doorgaand verkeer - tranzitni saobraaj doorgaans - obino, openito

doorgang - prolaz doorgeven - engl. pass (the salt) (dodati (so), pass on (to) doorgewinterd - prefrigan doorgronden - dokuiti; proniknuti, pronicati doorhaling - brisanje, precrtavanje doorheen - kroz zich er doorheen slaan - probiti se kroz, probijati se kroz, progurati se er doorheen dringen - progurati se er doorheen vliegen - proleteti er doorheen sluipen - prounjati se doorklieven - sei kroz (golven) doorkomen - izbijati (tanden (zubi)) doorkruisen - prokrstariti osujetiti (plan) doorlaten - proputati doorlezen - proitati doorlichten - napraviti rentgensku sliku doorgelicht worden, zich laten doorlichten - ii na rentgen doorlopen - produiti, ii dalje proi (boek) proi, prolaziti kroz poderati

zavriti (school) doorlopend - stalan, neprekidan, neprestan (bn) doorluchtig - presvetli doorn - [doornen, dorens] - trn, bodlja, bodljika [trnje] doornat - mokar do koe, pokisao do koe, skroz mokar doornemen - engl. go through (a letter) (1. pro}i (kroz); 2. pro}i, pre}i, pregledati (knjigu); 3. prepatiti; 4. do`iveti (knjiga je do`ivela tri izdanja); 5. probiti (zrno je probilo zid) doornig - trnovit doorreis - proputovanje, prolaz doorreisvisum - tranzitna viza doorreizen - putovati dalje, nastaviti putovanje (verder reizen) obii, obilaziti (doortrekken) er doorreizen - proputovati doorrijden - produiti (svojim putem) doorschieten - prostreliti doorschijnend - proziran doorslaan - pregoreti (zekering) doorslaand - presudan, uverljiv doorslag - prepis, kopija (copie, kopie) de doorslag geven - biti presudno, pretegnuti doorslaggevend - presudan doorslagpapier - papir za kopije

doorslikken - progutati doorsluipen - prounjati se doorsmeren - podmazati doorsnede - presek (dwars-) promer, dijametar, prenik (diameter) doorsnijden - prorezati, presei doorstaan - pretrpeti, podneti, podnositi doorsteken - probosti doorstoten - probiti, probijati doorstrepen - precrtati, prekriati doorsturen - engl. send on doortastend - odluan, energian doortocht - prolaz doortrapt - prevejan, prepreden doortrekken - obii, obilaziti (doorreizen) er doortrekken - proputovati doortrokken van - proet doorvoer - tranzit doorvoeren - provesti, provoditi (systeem) doorvoerhandel - tranzitna trgovina doorwaden - pregaziti doorweekt - promoen, raskvas~en doorwrocht - dovren, briljivo obradjen

doorzagen - pretesterisati doorzetten - biti istrajan, ne popustiti, istrajati doorzettingsvermogen - istrajnost doorzichtig - proziran, providan doorzichtigheid - providnost, prozirnost doorzien - dokuiti, prozreti; proniknuti, pronicati pregledati doorzoeken - pretraiti, pretraivati doos - kutija, sanduk dop - ljuska (ei, noot, boon) kapsula, poklopac, kapa (pen) zatvara (fles) dopen - krstiti, pokrstiti het dopen - krtenje doper - krstitelj doperwt, doperwten - graak doppen - ljutiti, oljutiti dor - suv, neplodan dorp - selo dorps- - seoski dorsen - vriti, mlatiti mlaenje dorst - edj

dorst hebben - biti edan dorst krijgen - oedneti dorstig - edan dosis - doza dossier - dosije douane - carinarnica, carina douane- - carinski douaneonderzoek - carinski pregled douanebeambte - carinik, carinarnik douanekantoor - carinarnica douaneonderzoek - carinski pregled douanetarief - carinska tarifa douche - tu, prskalica een douche nemen - tuirati se douchen - tuirati se tuiranje (zn) doven - gasiti, ugasiti, utrnuti (vuur) dozijn - tuce dr. - dr (doctor) draad - konac, nit (textiel) ica (metaal) draad- - ian draadloos - beian

draadnagel - ekseri draagbaar - nosila (zn) nosiv, prenosiv, prenosan (bn) draagkracht - nosivost draaglijk - podnoljiv, snoljiv kako tako, osrednje (tamelijk goed) draagvleugelboot - gliser, hidrogliser, hidrokrilni brod draagwijdte - domaaj draai - zavoj (weg) okretaj, okret (omwenteling) amar (om de oren) draaibank - strug draaiboek - filmski scenario draaideur - okretna vrata, vrata na okretanje draaien - vrteti (se), okrenuti, okretati, kruiti; zaokrenuti; zavrteti motati (sigaretten) om (de waarheid) draaien - obii, obilaziti draaierig zijn - imati vrtoglavicu draaikolk - vrtlog, vir draaimolen - ringipil, vrteka draaitol - zvrk draaiorgel - ulina orgulja draak - zmaj, adaja

dracht - nonja draf - kas dragelijk - snoljiv dragen - nositi noenje podnositi (verdragen) snositi (kosten, verantwoording, leed) drager - nosa, nosilac draineren - odvodnjavati drainering - odvodnjavanje dralen - oklevati drama - drama dramatisch - dramatian drang - nagon, tenja, pritisak drank - pie, napitak sterke drank - estoko pie drankje - lek drassig - movaran, barski drastisch - drastian draven - kasati dreef - op dreef brengen - pokrenuti, staviti u pokret ik ben goed op dreef - posao mi polazi za rukom dreg - aklja (za vadjenje predmeta ili utopljenika iz vode)

dreggen - traiti sa akljom pod vodom dreigbrief - pretee pismo dreig- - pretei dreigen - pretiti; predstojati; pretei dreiging - pretnja drempel - prag drenkeling - utopljenik drenken - napijati, opijati, pojiti dresseren - dresirati, vebati dreumes - mali, malian (kleuter) dreunen - tutnjati, tresti se drie - tri trojica (mannenlijke personen) troje (personen van verschilend geslacht) lijn drie - trojka (tram) in drieen - na troje driehoek - trougao driehoekig - trouglast driehonderd - trista, tri stotine drieling - trojci ??? driekleur - trobojka Driekoningen - Tri kralja drieling - trojke, trojke

driemaal - tri puta driemaandelijks - tromesean driesprong - raskre tri puta driest - smeo, smion, drzak drietal - troje, trojica drievoud - in drievoud - u tri primerka drievoudig - trostruk trostruko (bw) driewieler - trokolica drift - naglost, naprasitost (toorn) driftig - nagao, naprasit, estok driftig worden - planuti; raspaliti se drijf- - pogonski drijfboei - plovak drijfjacht - hajka, lov s hajkaima drijfkracht - pogonska snaga, pogon drijfriem - pogonski remen drijfveer - pobuda drijven - plivati, plutati (op vloeistof) terati, goniti, naterati (voort-) biti skroz mokar (nat zijn) handel drijven - baviti se trgovinom drillen - izmutrati, mutrati

dringen - gurati, gurnuti dringend - hitan, uran (urgent) drinkbaar - pitak drinken - piti ik krijg zin om wat te drinken - osladilo mi se pie met kleine teugjes drinken - pijuckati drinkglas - aa drinkwater - pitka voda, pijaa voda, voda za pie droefenis - tuga, alost; aljenje droefgeestig - melanholian, setan droefheid - alost droevig - tuan, alostan drogbeeld - utvara drogen - osuiti, suiti osuiti se, suiti se suenje ; utrti (tranen) (obrisati suze???) drogist - drogerist drogisterij - drogerija drogreden - lani zakljuak drom - gomila dromen (van, over) - sanjati (in de slaap) sanjariti, matati (fantaseren)

dromerig - sanjalaki, dremljiv dromerij - sanjarenje drommels! - Boga mi!, bogami! dronk - zdravica (heil-) dronkaard - pijanac, pijandura dronken - pijan dronken worden - opiti se, opijati se zich zat drinken - opiti se, opijati se zich dronken drinken - pijaniti dronkenschap - pijanstvo droog - suv suvoparan (fig) droog maken - osuiti se droogdok - dok drooggelegd - suen droogleggen - isuiti, suiti drooglegging - isuivanje droogmaking - suenje droogte - suvoa sua (gebrek aan regen) droom - [dromen] - san droombeeld - obmana drop - bombona od sladia

droppel - kap drugs - droge druif - [druiven] - zrno grodja zie aldaar druipen - sipiti, kapati, curiti druiper - triper, gonoreja, kapavac (med) druipnat - skroz mokar, mokar do koe, obliven druiven - grodje (coll) drug - zaposlen (bezet) (bn) prometan, pun sveta (straat etc.) iv (levendig) pritisak (pressie) pritisak (bloed-) tampa (boek) izdanje (uitgave) druk - pritisak tampa (boek-) prometan, iv (straat enz.) zaposlen druk- - tamparski drukfout - tamparska greka drukken - pritisnuti, pritiskati, gnjeiti, gurati, gurnuti stisnuti, stiskati (ineen-)

tampati (boek enz.) laten drukken - tampati de hand drukken - stisnuti ruku erdoor drukken - progurati erdoor duwen - progurati laten drukken - tampati drukken door - protiskati ??? er doorheen drukken - protiskati ??? drukkend - teak, nesnosan (kwellend) sparan (warm) drukkende hitte - sparina (warm) drukker - tampar bij de drukker zijn - biti u tampi drukkerij - tamparija drukpers - tamparska maina, maina za tampanje (machine) tampa (journalistiek) drukproef - tamparski ogled drukte - ivot drukwerk - tampane stvari drummer - bubnjar druppel - kap, kaplja druppelen - kapati D-trein - ekspresni voz

dubbel, dubbele - dupli, dvostruk dubbele punt - dve take dubbelganger - dvojnik dubbeltje - novi od 10 centi dubbelzinnig - dvolian, dvosmislen dubieus - dvojben, sumnjiv, problematian duchten - bojati se, biti zabrinut radi duchtig - snaan, straan, jak, veliki (bn) jako, poteno (bw) duel - dvoboj duf - vlaan, plesniv, priguen duidelijk - jasan, nedvosmislen, oigledan, razgovetan, glasan, izrazit duidelijk maken - raistiti; razjasniti duif - golub beter een vogel in de hand dan tien in de lucht - bolje je vrabac u ruci nego golub na grani duig - duga (v. ton) (???) in duigen vallen - propasti, nasukati se duikboot - podmornica duikelen - preturiti se duiken - roniti, zaroniti, gnjuriti, zagnjuriti, zagnjuriti se duiker - ronilac duim - palac (lichaamsdeel (anat) en maat)

duimstok - preklopni metar duin - dina, sprud, peani breg duister - mraan, tmuran, sumoran (bn) tama (zn) duisternis - mrak, tama Duits - nemaki in het Duits - na nemakom Duitse - Nemica Duitser - Nemac Duitsland - Nemaka in Duitsland - u Nemakoj duivel - djavo, vrag loop naar de duivel! - vrag te odneo! duivels - djavolski, vraji, vraki duiventil - golubarnik duizelen - het duizelt me - muti mi se pred oima duiselig - ik ben duizelig - vrti mi se u glavi, imam vrtoglavicu duizeligheid - vrtoglavica duizeling - nesvestica, vrtoglavica ik ben duizeling - vrti mi se u glavi duizend - hiljada duizendpoot - stonoga duizendste - hiljaditi

dulden - podneti, podnositi, trpeti dun - [dunner, het ?] - tanak, fin, fini redak (vloeistof) dunheid - finoa; tanina dunk - miljenje dunner - tanji redji (vloeistof) duo - zadnje sedite (na motoru) duplicaat - duplikat, prepis duplo - in duplo - u dva primerka duren - trajati, potrajati durf - smelost, hrabrost durven - smeti (ik durf) dus - dakle, prema tome dusdanig - takav dutje - een dutje doen - dremati, zadremati; prospavati dutten - dremati duur - [duurder, het duurst] - skup (bn) [skuplji, najskuplji] skupo (bw) vreme trajanja, duina, rok, trajanje (zn) duur worden - poskupeti op de (lange) duur - vremenom, naposletku duurder worden - poskupeti

te duur - preskupo (bw) duurte - skupoa duurzaam - trajan, postojan duw - udarac duwen - gurati, gurnuti duwen! - guraj! (op deur) dwaalspoor - stramputica dwaas - glup, smuen, lud dwaasheden begaan - ludovati dwaasheid - glupost, ludost dwalen - lutati greiti, pogreiti (zich vergissen); varati se dwaling - zabluda, pogreka dwang - sila, prisiljavanje dwang- - prisilan dwangarbeid - prisilni rad, robija dwarrelen - vrteti se, kovitlati se dwars - poprean (bn) popreko (bw) dwars zitten - derati dwarsbomen - omesti, ometati dwarsdoorsnede - presek dwarslijn - poprena crta

dwarsstang - poprena motka dwarsstraat - poprena ulica dweepziek - zanesen, fanatian dweil - krpa za pranje poda dwepen met - biti oduevljen za, zaneti se, zanositi se dweper - zanesenjak dwerg - patuljak dwingeland - tiranin, nasilnik dwingen - prisiliti, naterati, prisiljavati, siliti, nagnati d.w.z. (dat wil zeggen) - t.j., tj. (to jest) dynamiet - dinamit

-E-

eau de cologne - kolonjska voda eb - oseka ebbehout - ebanovina echo - odjek, jeka, eho echt - pravi (bn); rodjeni stvarno, zbilja (bw) brak (zn) in de echt verbinden - venati echt- - brani

echtbreuk - brakolomstvo echter - medjutim, pak, no, ali, a echtgenoot - suprug, mu echtengote - supruga, ena echtpaar - brani par, supruzi echtscheiding - razvod braka economie - ekonomija, privreda economisch - ekonomian, ekonomski, privredni econoom - ekonom e.d. (=en dergelijke) - i sl. (i slino) edel - plemenit edelman - plemi edelmoedig - velikoduan edelmoedigheid - velikodunost edelsteen - dragulj, dragi kamen editie - izdanje eed - zakletva E.E.G. EEZ (Evropska ekonomska zajednica) EZT (Evropsko zajedniko trite) eekhoorn - veverica eelt - ulj een - jedan

lijn een - jedinica (tram) een of andere - neki, koji, nekakav, kakav een voor een - jedan po jedan een zekere - neki op een of andere manier - nekako, ikako cijfer een - jedinica de een - jedinica eend - plovka, patka eendje - patkica Lelijk Eendje - Spaek (aut) eendracht - sloga eendrachtig - sloan eenheid - jedinstvo jedinica (mil, wisk) eenjarig - jednogodinji eenmaal - jedanput eenogig - orav eenparig - jednoduan eenpersoonskamer - jednokrevetna soba eenrichtingsverkeer - jednosmeran saobraaj eens - nekada, jednom, negda, jedanput wel eens - ikada (ooit) het eens worden (over) - sporazumeti se

het eens zijn met - slagati se sa wij zijn het eens - sporazumni smo beter eens dan nooit - bolje ikad nego nikad niet eens - ne ... ni hij heeft ons niet eens gegroet - nije nas ni pozdravio eensgezind - sloan eensklaps - odjednom, najedanput eensluidend - saglasan, veran, istovetan (afschrift) eenstemmig - jednoduan eentonig - jednilian eenvoud - jednostavnost eenvoudig - jednostavan, prost prost (bw) eenzaam - usamljen, sam, povuen pust (woest) eenzaamheid - usamljenost, samoa eenzijdig - jednostran eer - ast, poast (zn) pre, pre nego to (bw) odlika eerbaar - astan, poten, dostojan eerbetoon - odavanje poasti eerbetuiging - poast

eerbied - potovanje eerbied hebben voor - potovati eerder - pre, ranije eerder aankomen - pretei eergevoel - oseaj asti, ponos, obraz eergisteren - prekjue eerlijk - poten, estit (fatsoenlijk) (bn) iskren (oprecht) om je eerlijk te zeggen - iskreno da ti kaem eerlijkheid - potenje iskrenost (oprechtheid) eerloos - neastan, nepoten eerst, eerste - prvi najpre, pre svega (bw) het eerst - najpre (bw) eerste hulp - prva pomo eerste hulp bij ongelukken (E.H.B.O.) - prva pomo in het eerst - u prvi mah, ispoetka in de eerste dagen van (een maand, jaar) - poetkom in de eerste plaats - na prvom mestu, pre svega; prvenstvo ten eerste - jedno; prvo van de eerste mei - prvomajski eerstegeboren - prvorodjeni

eersteklas - prvoklasan, prvorazredan eertijds - nekada eervol - astan eerwaarde - veleasni eerzucht - astoljublje eerzuchtig - astoljubiv, astohlepan, slavohlepan eetbaar - jestiv eetkamer - trpezarija eetlust - apetit eetzaal - sala za ruavanje eeuw [eeuwen] - vek, stolee eeuwenlang - vekovima eeuwig - veit, vean eeuwigheid - venost effect - efekt, efekat, uinak dejstvo effecten - efekti (fin) effectenbeurs - efektna berza effen - ravan, gladak, glatko effenen - ravnati, poravnati efficient - efikasan, delotvoran eg - drljaa, brana egel - je

eggen - drljati, braniti egocentrisch - egocentrian egoisme - egoizam egoist - egoist egoistisch - egoistian Egypte - Egipat Egyptenaar - Egipanin Egyptisch - egipatski EHBO - prva pomo ei - [eieren] - jaje [jaja] gebakken ei - peeno jaje eierdopje - aica za jaja eigen - vlastit, sopstven rodjeni (bloedverwant) svojstven (karakteriserend) eigenaar - vlasnik, sopstvenik eigenaardig - udan, osobit eigenbelang - interes eigendom - vlasnitvo, svojina eigenhandig - svojeruan, vlastoruan, svojom rukom eigenlijk - zapravo, u stvari (bw) stvaran, pravi (bn) eigenlijk gezegd - pravo da ti kaem

als ... eigenlijk wel - ako uopte eigennaam - vlastito ime eigenschap - osobina, svojstvo eigenwaan - umiljenost, uobraenost eigenwijs - tvrdoglav eigenzinnig - svojeglav, svojevoljan, samovoljan, prkosan eik - hrast eikel - ir eiland - ostrvo eilandbewoner - ostrvljanin eind- - krajnji, zadnji, poslednji, zavrni einddiploma - zavrno svedoanstvo, diploma einde - kraj, svretak, zavretak, istek, izmak ten einde - na izmaku aan het eind - nakraj tegen het einde van - potkraj ik denk er niet aan! - nije mi ni na kraj pameti! er is geen sprake van - nije mi ni na kraj pameti hoe kom je erbij dat ...? - odakle ti pada na pamet da ...? eindelijk - konano, napokon (bw) eindeloos - beskrajan, beskonaan eindeloosheid - beskrajnost, beskonanost eindexamen - zavrni ispit, diplomski ispit

matura, ispit zrelosti (van de middelbare school) eindexamen doen aan een middelbare school - maturirati eindhalte - poslednja stanica, zadnja stanica eindigen - zavriti, svriti, zavravati, svravati eindpunt - poslednja stanica, zadnja stanica (tram, trein etc.) eis - zahtev tuba, tubeni zahtev (jur) eisen - zahtevati, traiti (verlangen) eiser - tuilac, tuitelj, parniar (jur) eiseres - tuiteljica (jur) eiwit - belance belanevina (scheikundig) ekster - svraka eksteroog - ulj el - lakat elan - vol elan - pun zamah elastiekje - gumena vrpca elastisch - elastian elders - drugde naar elders - drugamo elders anders heen - drugamo elegant - elegantan elektricien - elektriar

elektriciteit - elektricitet elektriciteitsmeter - strujomer elektrisch - elektrian elektrische centrale - elektrana elektriseren - elektrizirati elektrotechnicus - elektrotehniar element - element elementair - elementaran elf - jedanaest lijn elf - jedanaestica (tram) elftal - momad, ekipa, tim, jedanaestorka elk, elke - svaki elke dag - svakodnevno elkaar - se jedan drugog jedan drugom dicht bij elkaar - blizu jedan drugom ze houden van elkaar - oni se vole ze lijken op elkaar - slini su jedan drugom alles bij elkaar - sve skupa bij elkaar - skupa het is voor elkaar - u redu je achter elkaar - jedan za drugim, uzastopce, uzastopno (bw)

tot elke prijs - poto poto koste wat kost - poto poto op elkaar zetten - stisnuti (tanden) uit elkaar springen - prasnuti uit elkaar nemen - razmetnuti uit elkaar houden - razabrati uit elkaar gaan - razdvojiti se, razii se, razilaziti se met elkaar kunnen opschieten - slagati se met elkaar omgaan - vidjati se elkaar regelmatig zien - vidjati se tegenover elkaar stellen - suoiti voor elkaar brengen - udesiti naast elkaar - uporedo elleboog - lakat met de ellebogen werken - gurati se laktovima ellende - beda, jad, mizerija, nevolja; sirotinja ellendig - bedan, jadan els - ilo jova (plant) Elzas - Elzas email - emajl emancipatie - emancipacija emanciperen - emancipirati

embryo - zametak, embrion emigrant - emigrant, iseljenik emigratie - emigracija; seoba emigreren - emigrirati, iseliti (se), odseliti (se); seliti se emmer - vedro, kofa employe - slubenik (beambte) (ambtenaar) employee - slubenica en - i, a, pa, te en waarom? - a zato? en daarom - pa en wel - i to en wat dan nog? - ta onda? encyclopedie - enciklopedija endeldarm - mar (anus) endosseren - potpisati (na poledjini eka), odobriti, potvrditi energie - energija energiek - energian; silan; pun zamah eng - tesan, uzak, uzan, uski engageren - angaovati engel - andjeo Engeland - Engleska in Engeland - u Engleskoj Engels - engleski

Engelse sleutel - francuski klju in het Engels - na engleskom Engelse - Engleskinja Engelsman - Englez engte - tesnac (ook fig) enig - jedini ijedan (welke dan ook) enige - nekoliko enigszins - nekako, donekle, pomalo enkel - gleanj (anat) lanak (anat) jedino (bw) jednostruk (bn) (niet dubbel) ist (zuiver) geen enkel - nijedan, nikakav een enkele reis naar - karta za enkele - nekoliko, neki neto enkeling - pojedinac enkelvoud - jednina, singular enorm - ogroman, veliki, kolosalan enquete - anketa enten - kalemiti (voke)

vakcinisati (engl. inoculate (persons)) enthousiast (over) - oduevljen, zanesen, entuzijasta enthousiast worden - odueviti se, oduevljavati se enthousiast worden voor - odueviti se, oduevljavati se; zaneti se enthousiast maken - odueviti, oduevljavati enthousiasme - oduevljenje, oduevljavanje, polet entree - ulaz (ingang) ulaznina (geld) entreebiljet - ulaznica enveloppe - koverat, omot enz. (=enzovoorts) - itd. (i tako dalje) (izg.: enze.ford) epidemie - epidemija epilepsie - padavica, epilepsija (med) epos - ep equipage - posada (engl. crew), ekipaa er - er is, er zijn - ima er is niet (geen), er zijn niet (geen) - nema er was, er waren - bilo je er komt - dolazi hij is er niet - nema ga en dan is er geen vuiltje aan de lucht! - i nikom nita! eraf gooien - zbaciti erbarmelijk - bedan, jadan, nikakav (ellendig)

straan, strahovit (verschrikkelijk) erbarmen - zich erbarmen - smilovati se erbij erbij laten - pripustiti, priputati ??? ere- - poasni ereboog - slavoluk erburger - poasni gradjanin eredienst - kult, obred eren - astiti, poastiti ereplaats - poasno mesto; proelje erewacht - poasna straa erewoord - asna re op mijn erewoord! - na asnu re!, asna re! erf - dvorite kod seljake kue erf- - nasledni, nasledan erfdeel - nasledje erfelijk - nasledan, nasledni erfelijkheid - naslednost erfenis - nasledstvo, nasledje, batina erfgenaam - naslednik erfgename - naslednica erflater - oporuioc, oporuitelj erfpacht - zakup nasledstva

erg - [erger, het ?] - lo, straan, teak, jak (bn) [gori, najgori] vrlo, jako, veoma, posve (bw) pregeen erg hebben - ne primetiti, ne primeivati erg klein - droban ergens - negde igde (waar dan ook) ergens heen - nekuda, negde ergens anders - drugde ergens anders heen - drugamo tegen acht uur - negde oko osam sati erger - gori (bn) gore (bw) erger maken - pogorati erger worden - pogorati (se) ergeren - sekirati, ljutiti zich ergeren - sekirati se, ljutiti se, jediti se ergerlijk - uvredljiv, sramotan, izazovan ergernis - sekiracija, ljutnja ergst - najgori (bn) (slechtst) najgore (bw) erin steken - zavui, zavlaiti erin trekken - zavui, zavlaiti

erin wrijven - utrti erkennen - priznati, priznavati, nostrificirati (van buitenlands diploma) erkenning - priznanje erkentelijk - zahvalan ernst - ozbiljnost teina (mate, zwaarte) ernstig - ozbiljan ozbiljno (bw) teak, jak (erg) niet ernstig - neozbiljan erotisch - erotian erts - ruda erts- - rudni ervan - ??? ervaren - iskusan ervaring - iskustvo erven - naslediti, nasledjivati ervoor ervoor zorgen dat - paziti da erwt, erwten - graak erwtensoep - supa od graka es - jasen escadrille - eskadrila

escorte - pratnja, zatita eskader - eskadra eskadron - eskadron Eskimo - Eskim essay - rasprava essentie - bit, sutina essentieel - bitan, esencijalan estafette - tafeta esthetisch - estetian Estland - Estonija etage - sprat etalage - izlog etappe - etapa eten - jesti jelo (zn) zich zat eten - najesti se, nadrati se eet smakelijk! - prijatno! wat eten - zaloiti etenswaren - ive??? (ivotne namirnice ???) ether - eter ethica, ethiek - etika ethisch - etiki etiket, etiquette - etiketa

etmaal - puni dan (24 sata) ets - bakrorez etsen - rezbariti etter - gnoj etteren - gnojiti, gnojiti se etui - korice Euromarkt - zie E.E.G. Europa - Evropa Europeaan - Evropljanin, Evropejac Europees - evropski euvel - mana, nedostatak, bolest, kvar, zlo evacueren - iseliti (se) evangelie - jevandjelje, evandjelje even - malo (een poosje) parni (getal) isto tako, podjednako (net zo) even ... als - jednako ... kao, isto toliko ... koliko (kao), isto tako ... kao; tako ... kao i zowel ... als (ook) - kako ... tako i hij is even groot als zijn vader - on je (isto tako) visok kao njegov otac evenzo - podjednako evenaar - ekvator, polutar evenals - kao, kao i, isto kao

evenaren - biti ravan evenbeeld - slika i prilika, verna slika eveneens - takodje, ujedno, jednako, isto tako evenmin - niti ... ne, ni ...ne evenmin als - kao ni evenredig - srazmeran evenredigheid - srazmera, razmeram, omer eventueel - eventualan (bn) evenveel (als) - isto toliko (koliko) evenwel - medjutim, pak, no, ali evenwicht - ravnotea evenwichtig - uravnoteen, staloen, sredjen (mens) evenwijdig (aan) - uporedan (sa), paralelan (sa) evenzeer - isto tako, isto toliko ex- - bivi, nekadanji examen - ispit voor zijn examen zakken - pasti na ispitu examinator - ispitiva examineren - ispitati, ispitivati Excellentie - ekscelencija exclusief - ne ukljuujui (niet inbegrepen) excursie - izlet excuseren - oprostiti, opratati

excuus - oprotaj, oprotenje excuus vragen - izvinjavati se, moliti za oprotenje executeur-testamentair - izvritelj testamenta exemplaar - primerak exotisch - egzotian expediteur - otpremnik, otpremilac; spediter??? expeditie - ekspedicija, pohod otpremanje (verzending) expeditie- - otpremniki expeditiebedrijf - otpremnitvo experiment - eksperiment, proba, ogled, opit expert - strunjak, vetak exploderen - eksplodirati, rasprskati se, rasprsnuti se exploitatie - eksploatacija (v. e. bedrijf) obradjivanje (v. grond) izrabljivanje, eksploatacija (uitbuiting) exploiteren - eksploatisati, izvlaiti korist iz (bedrijf) obradjivati (grond) izrabljivati (uitbuiten) exploratie- - istrani export - izvoz, eksport exporteren - izvoziti, eksportirati exporteur - izvoznik

expreese per expreese - hitno expres - namerno, hotimice, za inat expressebrief - ekspresno pismo extase - ekstaza extern - koji stanuje van kole extra - vanredan, poseban, dodatan (bn) ekstra (bw) vanredno (buitengewoon) extreem - krajnost ezel - magarac stalak (schilders-) ezelin - magarica ezels- - magarei

-F-

faam - glas, slava fabel - basna fabelachtig - basnoslovan fabriceren - fabrikovati, izraditi, izradjivati fabriek - fabrika fabrieks- - fabriki

fabrieksarbeider - fabriki radnik fabrieksmerk - zatitni znak fabrikaat - fabrikat fabrikant - fabrikant factor - faktor factuur - faktura, raun facultatief - fakultativan, neobavezan faculteit - fakultet faculteit der Letteren en Wijsbegeerte - filozofski fakultet faculteit van Letteren en Wijsbegeerte - filozofski fakultet failliet - bankrotiran faillissement - steaj, bankrot fakir - fakir fakkel - baklja falen - promaiti, ne uspeti fameus - famozan familiaar - familijaran familie - familija, rodbina, rodjaci porodica (gezin) hij is familie van mij - on je u srodstvu sa mnom familie- - domai familielid - rodjak familienaam - prezime, porodino ime (sin.: achternaam)

fanatiek - fanatik, zadrt fantaseren - fantazirati, matati, sanjariti fantasie - fantazija, mata fantastisch - fantastian, silan, divan, sjajan, savren, bogovski Farao - faraon farizeeer - farizej (engl. Pharisee) (???) farmaceutisch - farmaceutski farmacie - farmacija fascineren - zadiviti fascisme - faizam fascist - faist fase - faza fat - kico fataal - fatalan, sudbonosan, zlokoban, koban fata morgana - fatamorgana fatsoen - pristojnost, potenje fatsoenlijk - pristojan, poten fauteuil - fotelja favoriet fazant - fazan februari - februar, veljaa federaal - savezni fee - vila, arobnica

feest - proslava, zabava, sveanost, blagdan slava (kerkelijk) feest van de beschermheilige van de familie - krsna slava (orthodox) feest- - zabavan feestdag - praznik, blagdan feestelijk - svean feestje - zabava feestmaal - gozba, svean ruak feilbaar - pogreiv feit - injenica, fakat in feite - faktiki, faktino feitelijk - zapravo, u stvari, faktino (bw) stvaran, faktian (bn) fel - jarki, arki (licht, kleur) otar, ljut (kou, wind) estok, naprasit (heftig) felicitatie - estitka feliciteren (met) - estitati gefeliciteerd! - estitam! gefeliciteerd met uw verjaardag! - estitam Vam rodjendan! ferm - vrst, odluan, vredan feudalisme, feodalisme - feudalizam feuilleton - feljton

fier - savestan, ponosan, astan fiets - bicikla (rijwiel) fiets- - biciklistiki (rijwiel-) fietsen - voziti se na biciklu, voziti biciklu fietsenstalling - ostava za bicikle fietser - biciklist fietslantaarn - lampa za bicikle fietspad - staza za bicikliste, biciklistika staza fietspomp - pumpa za bicikle figurant - statist figuur - figura; stas figuurlijk - in figuurlijke zin - u prenosnom smislu fijn - fin (alle bet.) sitan, tanak (dun) poboan (vroom) dat is fijn! - to je fino! fijne vent - ovek i po fijn meisje - devojka i po fijndrukken - zgnjeiti fijngevoelig - osetljiv, nean fijnhakken - seckati fijnheid - finoa fijnsnijden - seckati, sei

fijnstampen - tucati fijnwrijven - satrti; utrti fiks - vrst, jak, snaan filantropisch - ovekoljubiv, filantropski file - kolona (aut) filet - file filiaal - podrunica, filijala film - film film- - filmski filmen - filmovati, snimati filmjournaal - filmski urnal filmster - filmska glumica, filmska zvezda filmtoestel - filmski aparat filosofie - filozofija filosofisch - filozofski filosoof - filozof filter - filter, cediljka filtersigaret - filter cigareta filtreren - filtrirati, cediti fin, fini - fijn dat is fijn! - to je fino! Fin - Finac finale - finale, zavrnica (sp);

financieel - finansijski financien - finansije financieren - finansirati finish - fini (sp) Finland - Finska in Finland - u Finskoj Fins - finski firma - firma fiscus - fiskus (??) fixeren - fiksirati fladderen - leprati flakkeren - plamsati flanel - flanel flanelletje - potkoulja (hemd) flank - bok, bedro flat - stan flater - greka, glupost flauw - neslan, bljutav neslan (grap) flauwte - onesveenje flauwvallen - pasti u nesvest, onesvestiti se flegmatisch - flegmatian flens - prirubnica (techn)

flensje - tanka palainka fles - boca, flaa flesje - boica, flas~ica flets - bezbojan, bez sjaja, bled fleurig - cvetajui, zdrav, vedar flikkeren - blistati, svetlucati, treptati flink - vrst, solidan, jak, velik, hrabar, odluan, istrajan jako, vrlo, mnogo (erg) poteno (bw) flink aanpakken - prionuti na flirten - flertovati, koketovati flitslampje - blic-lampa floers - tanki veo flonkeren - svetlucati, sijati se Florence - Firenca fluisteren - aputati fluit - flauta, frula, svirajka zvidaljka, pitaljka (fluitje) fluiten - zvidati, pitati, svirati (na fruli) fluitist - flautist fluitje - zvidaljka, pitaljka fluitketel - kotli sa zvidaljkom fluweel - barun, somot

foedraal - navlaka, korice, futrola foei! - pi! fok- - rasplodni, za rasplod fokken - gajiti, odgajati; uzgajati gajenje fokker - gajitelj fokkerij - gajenje, odgajivanje (het fokken) pogon za gajenje (uzgajanje) stoke (fokbedrijf) folder - prospekt folteren - muiti foltering - muenje fonds - fond, glavnica fonkelen - svetlucati, blistati se fontein - vodoskok, esma, fontana fooi - napojnica, baki foppen - nasamariti, prevariti force majeure - via sila forceren - razbiti, razbijati forel - pastrmka formaat - format, veliina formaliteit - formalnost formeel - formalan formeren - sastaviti, sastavljati

formule - formula formulier - formular, obrazac fornuis - tednjak, poret fors - jak, razvijen, snaan, kran, jedar fortuin - imovina, bogatstvo fosfor - fosfor foto - slika, snimak, fotografija een schilderij of fotovan zichzelf laten maken - slikati se fotocopie - fotokopija fotogeniek - fotogenian fotograaf - fotograf fotograferen - fotografisati, slikati, snimati fotografie - fotografija fotomontage - fotomontaa fototoestel - fotoaparat fouilleren - premetati, pretraiti (ljude) fout - greka, pogreka, omaka (zn) pogreno (bw) nedostatak, mana (gebrek) pogrean, kriv (bn) (sin.: verkeerd) een fout begaan - pogreiti foyer - foaje, trem fraai - lep, krasan

fractie - odlomak fragment - fragment, odlomak framboos - malina frambozensap - sok od maline frame - okvir ram (fiets) Francaise - Francuskinja franco - franko franje - rese, rojte frankeren - frankirati, platiti potarinu Frankrijk - Francuska in Frankrijk - u Francuskoj hij leeft als God in Frankrijk - ivi kao bubreg u loju Frans - francuski in het Frans - na francuskom Fransman - Francuz fraude - pronevera, potkradanje free-lance - honorarno (bw) honorarni (bn) frequent - est Fries - Frianin frizijski, frianski (bn) fris - sve, friak, odmoran

frisdrank - osveavajue pie (bez alkohola) frisheid - sveina fronsen - skupiti, skupljati de wenkbrauwen fronsen - namrgoditi se, skupiti obrve, mrtiti se front - front (mil, pol) frontaal - eoni frontale botsing - eoni sudar (aut) fruit - voe fuif - zabava, priredba fuiven - zabaviti se functie - funkcija, poloaj functioneren - funkcionisati, raditi fundament - temelj, osnova fundamenteel - osnovan, temeljan fusie - integracija (comm) een fusie aangaan - integrisati se fusilleren - ustreliti, streljati fut - snaga, energija

-G-

gaaf - ceo, neosteen potpun (volledig)

ist (zuiver) gaan - ii, poi hoe gaat het met u? - kako ste? hoe gaat het met je? - kako si? hoe gaat over ... - radi se o ... het gaat niet - (to) ne ide het gaat goed - dobro ide het gaat om ... - re je o ... aan land gaan - iskrcati se uit gaan - istupiti uit de weg gaan - kloniti se; skloniti se; zaobii, zaobilaziti omheen gaan - zaobii, zaobilaziti gaan uit - izai iets gaan halen - ii po, otii po ergens omheen gaan - mimoii te werk gaan - postupiti, postupati gaan naar - otii u gaan halen - poi po gaan staan - postaviti se, postavljati se gaan ophalen - poi po dat gaat niet op! - to ne pali! naartoe gaan - prii, prilaziti voor laten gaan - pustiti napred

ga je gang! - idi svojim putem! gaan over - raditi se (o) op gang brengen - dati zamaha in een andere richting gaan - skrenuti, skretati gaan werken (bij) - zaposliti se (kod) gaar - dobro skuvan gaarne - rado, drage volje gaas - gaza (verband-) gvozdena mrea (kippe) gadeslaan - posmatrati, motriti gading - dat iz van mijn gading - to mi se svidja, time se mogu posluiti gal - zu gal- - zuni galant - galantan galblaas - zuna kesa galerij, schilderijenmuseum - galerija galg - veala galmen - odjekivati, razlegati se galopperen - galopirati galstenen - ucni kamenci galvaniseren - galvanizirati gang - hodnik tok (verloop)

hod (manier v. lopen) gaat uw gang! - izvolite ui! (bij binnenkomen) posluite se! (bij eten) zijn gang gaan - ii svojim putem aan de gang zijn - biti u toku gangbaar - uobiajen, u upotrebi u opticaju (in omloop) gans - guska (zn) sav, itav, ceo (bn) posve, sasvim (bw) ganze- - guji gapen - zevati gaping - zev garage - garaa garanderen - garantovati, jamiti, obezbediti, odgovarati garantie - garancija, jemstvo garde - garda; iba garderobe - garderoba garen - konac, predja garnaal - sitan morski rak garneren - obloiti, oblagati garnituur - garnitura, pribor garnizoen - garnizon, posada

gas - gas, plin gas geven - dati gas gasfabriek - plinara, gaara gasfornuis - tednjak na plin gaskachel - plinska pe gaskomfoor - plinski reo gaskraan - plinska pipa gasleiding - plinska cev gasmasker - plinska maska, gas maska, gasmaska gasmeter - gasomer, gasometar gaspedaal - pedala za gas (aut) gast - gost te gast zijn - gostovati gastarbeider - gastarbajter gastheer - domain, ugostitelj gastmaal - gozba gastoestel - plinski reo gastvrij - gostoljubiv gastvrijheid - gostoljubivost, gostoprimstvo gat - rupa, otvor gaatje - rupica gauw - brzo, odmah; ubrzo zo gauw - u prvi mah

gave - dar, doprinos (gift) nadarenost, darovitost (talent) gazelle - gazela geacht - potovan, cenjen (in brief) ugledan (gezien) geadresseerde - primaoc, primalac geaffecteerd - nameten Geallieerden - de Geallieerden - Saveznici gearmd - pod ruku gebaar - gest, pokret (pri govoru) gebabbel - brbljanje gebak - kolai, torta, trudla gebakje - kola soort gebakje met fruit of kaas - pita gebakken - peen gebaseerd zijn - osnivati se, osnovati gebaseerd zijn op - osnivati se na gebed - molitva gebeente - kosti kostur (geraamte) gebergte - planina, gora gebeuren - dogoditi se, desiti se, dogadjati se, deavati se, zbiti se, zbivati se

gebeurtenis - dogadjaj, zgoda gebied - podruje, oblast, pokrajina, kraj, okrug, predeo polje, podruje (fig) op het gebied van - iz gebieden - zapovedati, zapovediti gebiedende wijs - zapovedni nain (gram) gebit - zubi (natuurlijke tanden en kiezen) zubalo??? (kunst-) (vetaka vilica???) gebocheld - grbav gebod - zapovest de tien geboden - deset zapovesti gebogen - savijen geboorte - rodjenje, radjanje geboorte- - rodni geboorteplaats - mesto rodjenja, rodno mesto geboortebewijs - krsni list, krtenica (doopbewijs) geboortig uit - rodom iz geboren - rodjen geboren worden - roditi se ik ben geboren in Poarevac - rodio sam se u Poarevcu gebouw - zgrada gebouwd goed gebouwd - razvijen

gebraad - peenje gebraden - peen peenje gebreid - pleten gebrek - nedostatak, pomanjkanje, manjak (tekort) nestaica, oskudica (armoede) pogreka, mana, nedostatak (fout) mana (lichaams-) gebrek lijden - oskudevati gebrek hebben aan - oskudevati gebrekkig - manjkav, nesavren, nepotpun bogalj, sakat (lichamelijk) slabo (bw) gebroeders - braa gebroken - slomljen, prebijen (ook fig) gebruik - upotreba obiaj (gewoonte) gebruik maken van - sluiti se, posluiti se, koristiti se, upotrebiti, upotrebljavati (gelegenheid) gebruikelijk - uobiajen gebruiken - upotrebiti, upotrebljavati, iskoristiti gebruikt - upotrebljavan gebruiker - potroa

gebruiksaanwijzing - uputstvo za upotrebu gebrul - rikanje, urlikanje gecompliceerd - zamren, zapleten, komplikovan gedaagde - tueni, tuena gedaante - oblik, lik (worm) pojava, prilika (menselijke) gedaanteverwisseling - preobraaj, metamorfoza gedachte - misao, pomisao de gedachte alleen al - sama pomisao gedachten - pamet in gedachten verzonken zijn - zamisliti se in gedachten verzonken - zamiljen gedachtenis - spomen, uspomena gedeelte - deo deo, komad, odlomak gedeeltelijk - delimian, delom gedegenereerd - izrodjen gedekt - pokriven (schuld) gedempte lichten - oborena (srednja) svetla (aut) gedenkboek - spomen-knjiga gedenkschrift - spomen-slovo, zapis gedenkschriften - memoari gedenksteen - spomen-ploa

gedenkteken - spomenik gedenkwaardig - znamenit, vredan uspomena gedeprimeerd - potiten gedetailleerd - detaljan, podroban podrobno, potanko (bw) gedeukt - ulubljen gedicht - pesma gedienstig - usluan gedijen - uspevati, procvetati geding - spor (jur) gediplomeerd - diplomiran gedisciplineerd - disciplinovan gedoopt - pokrten gedrag - ponaanje, vladanje, dranje, manir, ophodjenje bewijs van goed gedrag - svedoanstvo dobrog ponaanja goede manieren - dobri maniri gedragen - zich gedragen - ponaati se, vladati se, drati se gedrang - guva, stiska, mete, vreva gedreun - tutnjava (od dreunen - tutnjati) gedrocht - nakaza gedrongen - zdepast (mens) zbijen (stijl) gedroogd - osuen (fruit)

gedruis - um, agor gedrukt - tampan (boek) potiten, alostan (stemming etc.) gedrukt worden - tampa geducht - straan, ogroman, primeran (bn) jako, poteno (bw) geduld - strpljenje geduld heben - strpeti se geduld oefenen - strpeti se geduldig - strpljiv gedurende - za vreme, u toku, za, preko, pri, kroz, po gedurfd - smion gedurig - stalan, neprestan (bn) gedwee - posluan, povodljiv gedwongen - prisilan; usiljen geeerd - potovan geel - ut geel worden - pouteti geelfilter - uti filter (fot) geelzucht - utica geen - ne ... (nijedan), ne ... (nikakav), nijedan geen een - nijedan er is geen - nema

ik heb geen - nemam ik heb geen geld - nemam novaca geenszins - ne ... nikako, ne ... nipoto, ne ... nimalo geest - duh (ziel) pamet, um (verstand, bewustzijn) sablast (spook) tegenwoordigheid van geest - prisustvo duha geestdrift - oduevljenje, zanos geestdriftig - oduevljen, zanesen geestelijk - psihiki, umni, duevan, duhovni duhovni (rel) geestelijk hoogstaand - produhovljen geestelijke - svetenik Mohammedaanse geestelijke - hoda geestelijkheid - svetenstvo geestes- - duevan, umni geestig - duhovit, dosetljiv geestkracht - duevna snaga zonder geestkracht - mlitav geestverwant - srodnik duhom geeuwen - zevati gefileerde vis - riba u filetima gefluister - apat, aputanje

gegadigde - takmiar, stranka, molilac, molioc, kupac gegarandeerd - garantovan gegeven - [gegevens] - podatak gegoed - imuan, dobro stojei gegrond - osnovan, opravdan gehaast - uurban gehaat - omraen, mrzak gehakt - fairano meso, iseckano meso gehalte - sadraj, sadrina, koliina, postotak, finoa vrednost, kvalitet (fig) gehard - otporan, oelien gehecht aan - privren, odan, sklon geheel - itav, ceo, sav, celokupan, potpun (bn) sasvim, potpuno, posve (bw) celina (zn) geheel en al - do kraja, iz osnova; skroz over het geheel genomen - uglavnom (bw) geheelonthouder - apstinent, vodopija geheim - tajna (zn) tajni, skriven (bn) tajnost geheime plaats - tajno sklonite geheim houden - tajiti

in het geheim - potajno, u tajnosti (bw) geheimhouden - pritajiti geheimhouding - tajnost geheimschrift - tajno pismo geheimzinnig - tajanstven gehemelte - nepce geheugen - pamenje, memorija gehoor - sluh (zintuig) sluaoci (toehoorders) bij geen gehoor - u sluaju odsutnosti (tel) gehoorzaam - posluan gehoorzamen - posluati; sluati gehoorzaamheid - poslunost gehoorzamen - sluati, posluati gehucht - zaselak, zaseok gehuil - plakanje (geween) urlanje, zavijanje (gebrul) gehumeurd - goed gehumeurd - dobro raspoloen slecht gehumeurd - loe raspoloen, neraspoloen, mrzovoljan, zle volje gehuwd - oenjen (man), udata (vrouw) geinteresseerd - zainteresovan geinteresseerde - stranka

geiser - bojler na plin (huish.) gejzir (bron) geit - koza geite- - kozji gejaagd - u velikoj urbi, nervozan, uzrujan gejuich - klicanje gek - lud (bn) udan, stran (raar) gek zijn op iets - ludovati za im gek zijn op iemand - ludovati za kim voor de gek houden - zafrkavati, zezati, nasamariti, naaliti se sa gek worden - poludeti ludak (zn) ben je gek? - jesi li ti pametan gekheid - ludost ala (grap) gekibbel - natezanje gekkenhuis - ludnica geklap - pljeskanje geklater - ubor gekleed - obuen geklets - brbljanje, naklapanje gekleurd - obojen

geklop - kucanje geknield geknield zijn - kleati geknield luggen - kleati gekruid - zainjen gekruist - unakrsni gekruld - kovrast gekunsteld - nameten gekweel - ubor gelaat - lice gelach - smeh, smejanje gelaedeerde - oteenik gelag - raun, utrok hij moest het gelag betalen - na njemu su se skrila kola (fig) gelang - naar gelang van - prema, srazmerno naar gelang dat - to, u koliko, u istoj meri u kojoj al naar gelang of ... - zavisno od toga dali..., prema tome dali ... gelasten - narediti, odrediti, naredjivati, odredjivati gelaten - pokoran, miran gelatine - elatin geld - novac, pare een macht geld - grdne pare, silne pare voor geen geld - ni za ta

kleingeld - sitan novac papiergeld - papirni novac contanten - gotov novac, ke te gelde maken - unoviti (fin) geld- - novani geldbuidel - kesa geldelijk - novani, finansijski gelden - vredeti, vaiti (geldig zijn); valjati ticati se (betreffen) het geldt ... - radi se o geldgebrek - oskudica novca geldig - vaei, sa vanou; valjan pravovaljan, punovaan geldig zijn - vredeti, vaiti (gelden) het geldig zijn - vaenje, vanost geldig verklaren - uvaavati, uvaiti geldigheid - vanost, valjanost geldigheids- - rok vanosti geldigheidsduur - rok vanosti geldstuk - novi geldzending - novana poiljka geleden - pre nazad (tijd)

pas geleden - malo pre een maand geleden - pre mesec dana twee maanden geleden - pre dva meseca twee jaar geleden - pre dve godine, pretprole godine het is een week - ima nedelju dana geleefd - iveo geleerd - uen geleerde - naunik gelegen - koji se nalazi povoljan, zgodan (passend) dat komt me niet gelegen - to mi ne odgovara dat komt zelfs niet in mij op - to mi nije ni na kraj pameti de gelegenheid waarnemen - iskoristiti gelegenheid - prilika, povod, zgoda, prigoda ter gelegenheid van - prilikom, povodom, prigodom bij die gelegenheid - tim povodom gelegerd zijn - logorovati (bivakkeren) (mil) gelei - ele geleide - pratnja geleidelijk - postepen (bn) postepeno geleiden - otpratiti, povesti, pratiti, voditi sprovoditi (el)

geleider - sprovodnik, provodnik (el) geleiding - pratnja sprovodjenje, provodjenje (el) gelid - maina (mil) geliefd - ljubljen, omiljen gelieve - izvolite gelijk taan (horloge) ravan (vlak) gelijk aan - jednak gelijk heben - imati pravo gelijk maken - izjednaiti het blijft me gelijk - svejedno mi je het blijft me hetzelfde - svejedno mi je het blijft me allemaal gelijk - sve mi je ravno u hebt gelijk - imate sreu u hebt ongelijk - nemate sreu hij heeft zijns gelijke niet - nema mu premca op gelijke voet - na ravnoj nozi hij heeft zijns gelijke niet - nema mu ravna gelijkend op - slian gelijkenis - slinost lik (beeld)

evandjelska pria (bijbels) gelijkgerechtigd - ravnopravan gelijkheid - jednakost gelijkluidend - taan, veran gelijkmaken - izjednaiti, izravnati gelijkmatig - ravnomeran gelijknamig - istoimen gelijksoortig - jednovrstan gelijkstroom - istosmerna struja, jednosmerna struja (el) gelijktijdig - istodoban, istovremen; uporedo gelijkvloers - prizemni gelijkwaardig - istovredan gelofte - zavet een gelofte afleggen - zavetovati se (afleggen - poloiti, polagati) geloof - vera, verovanje vera, religija (rel) geloofsbelijdenis - veroispovest geloofsbrieven - akreditivna pisma geloofwaardig - verodostojan geloop - hodanje geloven (in) - verovati (u) (ik geloof) gelovige - vernik geluid - zvuk, glas

geluidsband - magnetofonska traka (band voor een bandrecorder) geluidsfilm - tonfilm geluimd - raspoloen geluk - srea geluk wensen - estitati op goed geluk - nasumice buiten zichzelf zijn van geluk - rasplinuti se od sree gelukken - uspeti, poi za rukom, polaziti za rukom, uspevati, ii od ruke gelukkig - srean (bn) hvala bogu, sva srea, sreom, na sreu (bw) gelukkig maken - usreiti gelukkig dat ... - sva srea da ... gelukkig Nieuwjaar!, gelukkig Nieuwjaar wensen! - sretna Nova godina! gelukstelegram - telegram sa cestitkom geluksvogel - sretnik gelukwens - estitka gelukwensen - estitati gelukzoeker - pustolov gemaakt - napravljen nameten, usiljen (fig) gemachtigde - opunomoenik gemak - lakoa udobnost (gerief)

met gemak - lako, lagano gemakkelijk - [gemakkelijker, het ?] - lagan, lak komotan, udoban (geriefelijk) het zich gemakkelijk maken - raskomotiti se gemakkelijker - lake (bw) gemalen - mleven gemalin - supruga gemaskerd - maskiran gemaskerd bal - bal pod maskama, maskenbal (bal masque) gematigd - umeren gember - djumbir gemeen - pokvaren, podao, nizak, opak gemeenschap - zajednica, drutvo optenje gemeenschappelijk - zajedniki, opti gemeente - optina (crkvena) zajednica (kerk) gemeente- - optinski gemeentebestuur - optinski odbor gemeenthuis - optinska zgrada gemeentelijk - optinski, komunalni gemeenteraad - optinsko vee gemeenzaam - poverljiv, familijaran, prisan

gemelijk - mrzovoljnost, zlovoljan, mrzovoljan gemene streen - svinjarija gemengd - meovit, pomean gemeubileerd - nameten, s nametajem, s pokuanstvom gemiddeld - prosean, srednji, poprean proseno, u proseku (bw) gemiddelde - prosek gemis - nedostatak, pomanjkanje gemoed - ud, dua, srce gemoedelijk - blag, ljubazan, slobodan, prirodan gemurmel - ubor genaamd - imenom, po imenu, na ime met de naam - imenom (7 van ime) genade - milost genadeslag - smrtni udarac, poslednji udarac genadig - milostiv, blagonaklon genaken - pribliiti se gene - onaj, ona, ono aan gene zijde van - s druge strane geneesheer - lekar geneeskrachtig - lekovit geneeskunde - medicina student in de geneeskunde - medicinar

geneeskundig - medicinski, zdravstven (sin.: medisch) geneesmiddel - lek genegen - sklon, naklonjen, voljan genegenheid - simpatija, sklonost, naklonost geneigd - naklonjen, sklon geneigd zijn tot - naginjati na geneigdheid - naklon naklonost generaal - general generaal staf - general tab Generale Staf - General tab generale repetitie - poslednja proba generatie - pokoljenje, narataj, generacija de nieuwe generatie - podmladak generen - zich generen - ustruavati se, enirati se Geneve - eneva genezen - leiti, izleiti ozdraviti (onov) genezing - leenje, ozdravljenje geniaal - genijalan genie - genije geniepig - podmukao, zloban genieten (van) - uivati (u)

genodigde - pozvanik genoeg - dosta ik heb er geboeg van - dosta mi je toga genoegdoening - udovoljenje, udovoljavanje genoegen - zadovoljstvo usluga (dienst) een genoegen doen - izvoleti genoemd - spomenut, naveden, pomenut genoemd (vermeld) in - iz genomen - uzet genoodzaakt - prinudjen genootschap - udruenje genot - uitak, slast, naslada; rasko genre - anr gentleman - dentlmen geoefend - izveban geoorloofd - dozvoljen, doputen is het geoorloofd? - je li slobodno? geopend - otvoren gepast - umesan, prikladan, zgodan gepast geld - izbrojen novac gepeins - razmiljanje, matanje gepensioneerd - penzionisan

gepensioneerde - penzioner gepeperd - papren (heet) gepeupel - olo, rulja, puk geplaveid - poploan geplet - valjan (od gl. valjati (pletten) geplukt - obran (???) geraamte - kostur geraas - urnebes, galama geraffineerd - prefrigan, prepreden, rafiniran, prefinjen geraken - dospeti, naii, zapasti, zapadati (in schulden, de modder) in moeilijkheden geraken - nadrljati, nagrabusiti in verlegenheid geraken - spetljati se verstrikt geraken - spetljati se van de rechte weg geraken - posrnuti, posrtati in onbruik geraken - izai iz upotrebe gerecht - sud jelo (eten) gerecht met paprika, vlees, aardappelen, uien en tomaten - paprika gerecht met rijst en vlees - pilav gerechtelijk - sudski gerechtigd - ovlaen gerechtigheid - pravda gerechtshof - apelacioni sud

gerechtvaardigd - opravdan gereed - gotov, spreman gereedmaken - pripraviti, spremiti, spremati, zgotoviti gereedschap - [gereedschappen] - alat, orudje geregeld - redovan, redovit, uredan, sredjen (bn) redovno, redovito (bw) gereserveerd - rezervisan (ook fig) gereserveerd staan tegenover - ograditi se od, ogradjivati se od gerieflijk, geriefelijk - udoban, komotan gering - mali, malen, neznatan; slab geringschatten - omalovaiti, omalovaavati geringschatting - omalovaavanje gerinkel - zveckanje, zveanje geritsel - utanje Germaans - germanski geroep - vikanje gerookt, gerookte - suen (vis, vlees) gerookte vleeswaren - suhomesnata roba geroutineerd - rutiniran, izveban gerst - jeam gerucht - um glasina, glas (fig) geruim - geruime tijd - mnogo vremena

geruis - um geruisloos - neujan geruit - kockast, kariran gerust - miran, bez brige geruststellen - umiriti gescheiden - rastavljen, razveden, odvojen gescheiden vrouw - rasputenica geschenk - poklon, dar gescheurd - otrcan, poderan geschieden - dogoditi se, zbiti se, dogadjati se, zbivati se, bivati geschiedenis - pripovest, pria (verhaal) istorija (historie) geschiet - pucnjava geschikt (voor) - zgodan, prikladan, podesan, sposoban, pogodan (za) geschil - spor, prepirka geschoold - izuen, kvalifikovan (arbeider) geschreeuw - vikanje geschrift - spis geschut - artiljerija geselen - bievati geslaagd - uspean geslacht - rod (stam) (ook gram) pokoljenje (generatie)

pol (sekse) geslachts- - polni (seksueel) geslachtsziekte - polna bolest gesleept - vukao geslepen - lukav, prepreden, prefrigan gesloten - zatvoren (dicht) povuen u sebe (mens) gesnik - jeanje gesp - kopa, spona gespannen - napet, nategnut gespannenheid - napetost, nategnutost gespikkeld - pegav gesprek - razgovor een gesprek voeren - razgovorati gespuis - olo, rulja gestadig - stalan, postojan gestalte - stas, struk, uzrast gesteente - kamenje gestel - konstitucija, telesni sastav, zdravlje gesteld - gesteld dat - pretpostavivi da, uzevi da gesteld zijn op - voleti gesteldheid - stanje gestemd - raspoloen

gesternte - zvezde gesticht - zavod osnovan (gegrond(osnovan, opravdan)) gestikte (gewa teerde) deken - jorgan gestolen - ukraden gestreept - prugast gestrektb - ravan (hoek) (prav ???uago) getal - broj getalm - otezanje getij - plima i oseka getikt - natipkan (getypt) aknut, smuen, mahnit (zonderling) (niet goed wijs) getiteld - sa naslovom getrokken - vuen; vukao getrokken lijn - puna linija (geen stippellijn) getrouw - veran getrouwd - oenjen (man), udata (vrouw) getuige - svedok kum (huwelijk) getuigen - svedoiti, posvedoiti getuigenis - svedoanstvo, iskaz getuigenverklaring - iskaz getuigschrift - svedoanstvo, potvrda (school)

geul - leb, oluk geur - miris geuren - odisati geurig - mirisav, miriljav gevaar - opasnost in gevaar brengen - ugroziti, ugroavati gevaarlijk - opasan, pogibeljan geval - sluaj in ieder geval - u svakom sluaju, svakako in geen geval! - ni u kom sluaju!, ni sluajno! (absoluut niet!) in geval van - pri gevallen, gevallene - pali (bn en zn) gevangen - zatvoren gevangene - zatvorenik, zarobljenik, kanjenik, robija gevangen zetten - zarobiti, zatvoriti gevangenis - zatvor, tamnica gevangenisstraf - zatvor, robija, tamnica gevangen nemen, gevangennemen - uhvatiti, zarobiti gevangenschap - zarobljenitvo robija (tuchthuisstraf) gevat - sposoban da brzo i duhovito odgovori gevecht - tunjava, borba, boj gevechts- - borben

geveinsd - licemeran, laan, pretvoran gevel - fasada, proelje geven - dati, davati; zadati, zadavati (zijn woord) pokloniti, poklanjati (schenken) het geeft niet - ne smeta, ne mari dat geeft niets! - ni za ta! geven om - mariti za ik geef - dam ik geef er niet om - nije mi stalo do toga het kan me niets schelen - nije mi stalo do toga ik geef veel om - stalo mi je do het is mij te doen om - stalo mi je do geef op! - ovamo to! uiting geven aan - dati oduka te kennen geven - izraavati, ispoljavati, oitovati een teken geven - namignuti, mignuti op van langs geven - nabubati een slag geven - potegnuti, potezati gevestigd te - sa seditem u (firma) geverfd - obojen gevlekt - pegav gevleugeld - krilat gevleugeld word - krilatica

gevlochten - pleten gevoel - oseaj, oseanje een gevoel van onzetting (afschuw) hebben - zgraavati se, zgroziti se gevoelen - oseati miljenje (zn) gevoelig - osetljiv, oseajan, nean gevoelig voor kietelen - kakljiv ik kan niet tegen kietelen - ja sa kakljiv gevoelloos - bez oseaja obamro (ledematen) nemilosrdan (meedogenloos) gevoelloos worden - obamreti gevoels- - oseajan gevogelte - ivina, perad gevolg - posledica pratnja (personen) (v. vorst) ten gevolge van - usled ten gevolge hebben - povlaiti za sobom gevolgtrekking - zakljuak gevolmachtigde - opunomoenik gevonden - nadjen, naao gevonden worden - javljati se gevormd -

goed gevormd - stasit gevuld - punjen gewaad - odea, ruho gewaagd - smeo, smion, opasan gewaand - tobonji gewaarworden - opaziti, opaati gewaarwording - utisak, opaanje, oseaj gewag maken van, gewagen van - spomenuti, napomenuti gewalst - valjan gewapend - oruan, naoruan gewapend beton - armirani beton gewas - bilje, biljke, usevi, kulture biljka (plant) etva (oogst) geween - pla, plakanje geweer - puka geweer- - puani geweervuur - pucnjava gewei - rogovi geweld - nasilje, sila met geweld - silom gewelddadig - nasilan, silovit geweldenaar - nasilnik

geweldig - silan, golem silno (bw) (veel) geweldig groot - glomazan gewelf - svod gewend - navikao, naviknut gewend aan - nauen na, naviknut na, navikao na gewennen - naviknuti, priviknuti gewennen aan - priviknuti na gewenst - poeljan gewest - oblast, pokrajina, kraj geweten - savest gewetensbezwaar - skrupula, ustezanje zonder gewetensbezwaar - mirne due (rustig) gewetenswroeging - gria savesti ik heb gewetenswroeging - grize me savest, pee me savest hij heeft gewetenswroeging - pee ga savest, ima griu savesti gewettigd - opravdan gewezen - bivi gewicht - teina (zwaarte) teg (voorwerp) vanost, znaaj (fig) soortelijk gewicht - specifina teina gewichtig - vaan, zamaan

gewijd - posveen, svet gewild - nameten (gemaakt) traen (geliefd) gewillig - voljan, posluan gewis - siguran, izvestan (bn) sigurno, zacelo (bw) gewoel - vreva gewond - ranjen gewonde - ranjenik gewoon - obian, prost redovan (hoogleraar, lid) gewoonlijk - obino, po pravilu (bw) gewoonte - obiaj, navika gewoonweg - prosto (bw) gewricht - zglob gezaaide - usev gezag - vlast, autoritet, ugled gezagvoerder - zapovednik, kapetan gezamenlijk - ukupan (bn) skupa, ukupno (bw) gezang - pevanje (het zingen) (crkvena) himna (zangstuk) gezant - poslanik

gezantschap - poslanstvo gezegde - izreka predikat, prirok (gram) gezegend - blaen gezellig - drutven (mens) zgodan, udoban, prijatan, ugodan, sa ugodnom atmosferom (huis enz.) gezelschap - drutvo iem. gezelschap houden - praviti drutvo gezelschaps- - drutven gezet - ugojen, zdepast gezeten - dobro stojei, imuan gezicht - lice (aangezicht) vid (zintuig); vidjenje izgled (uitzicht) pogled (blik, het zien) op het eerste gezicht - na prvi pogled ik ken hem van gezicht - poznajem ga iz vidjenja gezichts- - vidan gezichtsbedrog - vidna obmana, optika varka gezichtspunt - gledite (sin. standpunt); vid gezichtsveld - vidik (vidno polje???) gezien - ugledan (persoon) s obzirom na, na osnovu, imajui u vidu (vz)

gezin - porodica gezins - porodini gezind - raspoloen, naklonjen goed gezind - sklon, naklonjen goed gezind zijn - biti sklon, biti naklonjen gezingheid - sklonost, naklonost uverenje, miljenje (overtuiging) gezindte - crkva, vera, sekta gezinshoofd - glava porodice gezocht - izvetaen, nameten (niet natuurlijk) traen (v. artikel) gezond - zdrav zo gezond als een vis - zdrav kao dren kerngezond - zdrav kao dren gezondheid - zdravlje op uw gezondheid! - na zdravlje! (proost!) gezondheids- - zdravstven gezwel - ostrvo, otok gezwollen - oteen, nateen (opgezet) nadut, naduven (stijl) gezworene - porotnik (jur) Hof van gezworenen - porotni sud gids - vodi

imenik (naamlijst) vodja (teoristisch handboek) giechelen - smejati ispod glasa, tiho se smejati gier - strvinar, sup, leinar gieren - hujati gierig - krt gierigaard - krtica gierigheid - krtost gierst - proso gieten - sipati, liti; razliti, razlivati; zaliti, zalivati gegoten - liven gieter - kanta za zalivanje gieterij - topionica, livnica gietijzer - liveno gvodje gif, gift - otrov gift - dar, poklon (geschenk) doprinos (bijdrage) giftig - otrovan gigantisch - divovski, gigantski (kolossaal) gij - Vi gijzelaar - talac gil - vrisak, krik gilde - ceh, esnaf

gillen - vritati, vriskati, derati se, drati se, pitati ginds - tamo dole (daar)ginds - gore gips - gips giraffe - irafa gireren - platiti pomou iro rauna, irirati giro - iro raun girorekening - iro raun gissen - slutiti, nagadjati gist - kvasac gister, gisteren - jue gisteravond - sino gistermorgen- jue ujutru gistermiddag - jue po podne van gisteren - jueranji gisten - vreti gitaar - gitara glas - aa, krigla; staklo glassje - aica glacehandschoen - rukavica od fine (glatke) koe glad - klizav (glibberig) gladak (effen)

izlizan (autoband) glad maken - gladiti, izgladiti, doterati gladheid - klizavost glatkost (effenheid) gladstrijken - glaati (peglati???) glans - sjaj glanzen - sjajiti se glanzend - sjajan glas - staklo (materiaal) aa (drink-) glasblazerij - staklara glazen - staklen glazenmaker - staklar glazenwasser - ista prozora glazig - staklast glazuur - gledj, caklina, glazura gletsjer - lednjak, gleer gleuf - leb, brazda, otvor glibberig - klizav glijden - klizati se, okliznuti se glimlach - osmeh, smeak glimlachen - smeiti se, smekati se, nasmeiti se, nasmejati se, osmehivati se glimlachend - nasmejan

glimmen - sijati se glinsteren - svetlucati, blistati, bljetati; treptati globaal - globalan; priblino gloed - ar, eravica gloeien - ariti se gloeiend - uaren, usijan, arki gloeiend maken - ariti gloeilamp - sijalica glooiing - obronak, nagib glorie - slava gluiperig - podmukao gluren - viriti, miriti goal - gol, pogodak, zgoditak God - Bog God! - Boe! om Godswil! - za Boga!, za Boga miloga! Goddank! - hvala Bogu!, gelukkig! God (de hemel) beware me! - Boze sacuvaj! Bog zna!, bogzna! - wie weet!, joost mag weten! nije bogzna ta - het is niet veel soeps Boga mi! - drommels! van God - Boji de godganse dag - celi boji dan

in godsnaam - u ime boje; zaboga goddelijk - boanski Boji goddeloos - bezboan godin - boginja godloochenaar - bezbonik, ateist godsdienst - religija, vera (religie) godsdienst- - verski godsdienstig - poboan, religiozan godsdienstonderricht - veronauka godsdienstoefening - Boja sluba godslastering - bogohuljenje godvrezend - bogobojaljiv goed - [beter, het best] roba (waar) rublje, ve, odea (kleren); sukno dobro, imanje, posed (landgoed) dobar (bn) vrij goed - osrednje (bw) (tamelijk) tamelijk goed - bolji goed af zijn - dobro proi, dobro prolaziti er goed afkomen - dobro proi, dobro prolaziti zich te goed doen - osladiti se, zasladiti se wees zo goed - budi tako dobar

zo goed als - gotovo, skoro goede reis! - srean put! dobro (bw) des te beter - to bolje ik voel me niet goed - zlo mi je goedemiddag! - dobar dan! goedemorgen! - dobro jutro! goedenacht! - laku no! goedenavond! - dobro vee! goedendag! - dobar dan! goederen - imovina, imetak roba (waren) roerende goederen - pokretna imovina onroerende goederen - nepokretna imovina goederen- - teretni goederentrein - teretni voz goderenvervoer - robni promen, teretni saobraaj goederenwagen - teretni vagon goedertieren - milosrdan, milostiv, blag goedhartig - dobroudan goedheid - dobrota goedig - blag, popustljiv goedig mens - dobriina

goedkeuren - odobriti, odobravati, pristati (na) goedkeuring - odobrenje, odobravanje goedkoop - jeftin goedkoper - jeftiniji goedkoper worden - pojeftiniti goedkoper maken - pojeftiniti goedschiks - dobrovoljno (bw) goedvinden - dozvoliti, dozvoljavati goeierd - dobriina golf - val, talas (v. water, licht, el) zaliv (inham) golf (sp) golflengte - talasna duina golfslag - talasanje, udaranje valova Golfstroom - Golfska struja golven - talasati se golvend - valovit, talasast gom - guma guma za brisanje (vlak-) gondel - gondola gonzen - zujati, brujati goochelaar - ongler, opsenar goochelen - onglirati

gooien - bacati, baciti; bacanje er uit gooien - izbaciti, izbacivati goot - oluk, leb, odlivnik gootsteen - izdubljen kamen u kojem se pere posudje gordel - pojas gordijn - zavesa, zastor gorgelen - ispirati grlo gort - jemena kaa goud - zlato de morgenstond heeft goud in de mond - ko rano rani dve sree grabi een man van goud - zlatan ovek gouden - zlatan goudmijn - rudnik zlata goudsmid - zlatar goudvis - zlatna ribica gouvernante - odgojiteljica gouverneur - guverner graad - stupanj, stepen graaf - grof graag - [liever, the ?] - rado, drage volje (bw)[radije, najradije] graan - ito, penica, itarice graan- - itni

graangewassen - itarice graanschuur - itnica graansoorten - itarice graat - riblja kost gracht - gradski kanal graf - grob graf van de Onbekende Soldaat - grob neznanog junaka graf- - nadgrobni grafsteen - nadgrobni spomenik gram - gram grammatica - gramatika grammaticaal - gramatiki grammofoon - gramofon grammofoon- - gramofonski grammofoonplaat - gramofonska ploa gramschap - gnev granaat - granata graniet - granit grap - ala een grap maken - aliti se, naaliti se een grapje maken - naaliti se, poaliti se grapjes maken - aliti se grapefruit - grejpfrut

grappenmaker - aljivdija, aldija grappig - smean, aljiv gras - trava grasveld - travnjak gratie - pomilovanje gratie verlenen - pomilovati gratificatie - nagrada gratis - besplatan (bn) besplatno, badava, zabadava, dabe (bw) grauw - siv, sed, tmuran graveerwerk - rezbarija graven - kopati graveren - urezati gravin - grofica gravure - bakrorez grazen - pasti (travu) greep - zahvat ruica (handvat) greintje - trun geen greintje - ni truna grendel - zasun, zapor grendelen - zasuniti, zamandaliti grens - granica, medja

grens- - granini grenspaal - kamen medja grensstation - pogranina stanica grenzeloos - beskrajan, neizmeran grenzen aan - graniiti sa greppel - jarak gretig - pohlepan, poudan, lakom Griek - Grk Griekenland - Grka in Griekeland - u Grkoj Grieks - grki Griekse - Grkinja Grieks-Katholiek - pravoslavan grienen - jaukati griep - grip griesmeel - griz grieven - uvrediti, rastuiti griezelen - jeiti se, zgraavati se, zgroziti se griezelig - jezovit, grozan, uasan griffel - pisaljka griffie - sudska pisarnica griffier - pisar, sudski pisar, zapisniar (jur) grijnzen - ceriti se, keziti se

grijpen - uhvatiti, ugrabiti grijpen naar - posei za, posegnuti za, posezati za grijs - siv sed (haar) grijs worden - osedeti (haren) grijs verleden - davnina grijsaard - starac gril - hir, obest grille - maska (rooster) v. radiator (aut) grillig - hirovit, obestan, nestaan grimas - kreveljenje grimassen maken - kreveljiti se grimeur - minker grimmig - ljutit, surov, namrten, ljut grind, grint - ljunak groef - leb, brazda, oluk groei - rast, rastenje; prirast porast, poveanje (toename) groeien - rasti, porasti, narasti, poveati groen - zelen (bn) zelenilo bruco (student) groen worden - pozeleneti, ozeleneti; zeleneti se

groene kaart - zelena karta (aut) groenachtig - zelenkast groente - povre, varivo; zelje groenteboer - prodavac povra, piljar groentesoep - supa od povra groentetuin - povrtnjak groep - grupa, skup, skupina ansambl (volksdansers, musici) groeperen - grupisati groet - pozdrav ik groet u! - klanjam se!, moj naklon! groeten - pozdraviti, pozdravljati grof - [grover, het ?] - grub, surov, prost [grublji, najgrublji] krupan grond - pod, zemlja, tlo zemlja, zemljite (grondsoort) osnova, temelj (fig) razlog (reden) op grond van - na osnovu, na osnovi, na temelju in de grond - u biti tot in de grond - skroz te gronde gaan - nastradati stuk grond - zemljite

grond- - osnovan, osnovni; zemljini grondbeginsel - naelo, osnov grondbegrip - osnovni pojam grondbelasting - zemljini porez grondbezit - zemljini posed gronden - bazirati grondgebied - teritorija, podruje, oblast grondig - temeljan, temeljit, iz osnova (bn) temeljito, temeljno, iz osnova, iz temelja (bw) grondlegger - osniva, utemeljitelj grondslag - osnova, temelj grondsoort - tlo, zemljite grondstof - sirovina grondverf - osnovna boja grondvesten - osnovati, utemeljiti grondwet - ustav grondwettig - ustavan groot - veliki, krupan groot licht - duga (velika) svetla (aut) groot aantal - mnotvo tamelijk groot - ovelik, ovei; prilian (bn) grootboek - glavna knjiga grootbrengen - podii, podizati

Groot-Brittannie - Velika Britanija grootgrondbezitter - velikoposednik groothandel - trgovina na veliko groothandelaar - trgovac na veliko, veletrgovac grootmoeder - baba, baka grootmoedig - velikoduan, irokogrud grootouders - baba i deda groots - velianstven grootspraak - hvalisanje grootst - najvei grootte - veliina grootvader - deda gros - dvanaest tuceta veina (merendeel) grossier - trgovac na veliko grot - pilja, peina grotendeels - veim delom groter - vei grover - grublji gruis - prah, praak gruwel - strahota gruwelijk - strahovit, grozan, uasan gruwen - zgraavati se, zgroziti se

guerrillaoorlog - gerila guit - vragolan, spadalo, aljivdija, aldija gul - dareljiv gulden - zlatan (bn) gulden (holandski forint) (zn) gulzig - prodrljiv, pohlepan gulzigaard - prodrljivac gulzigheid - pohlepa gulzigaard - prodrljivac gummi - kauuk, guma gummi- - gumen gummistok - penredk (politie) gunnen - rado prepustiti, ne zavideti zbog, od srca eleti gunst - milost, sklonost usluga (dienst) te mijnen gunste - u moju korist gunstig - povoljan, pogodan, zgodan zgodno (bw) gutsen - ikljati (bloed) guur - otar, hladan, neugodan gymnasium - gimnazija, klasina gimnazija gymnastiek - gimnastika, fiskultura

-H-

haag - ivica, iva ograda Haag - Den Haag - Hag, Den Hag Haags - haki haai - ajkula haak - kvaka, kuka; spona haakje - kvaica, kopa tussen haakjes - u zagradama; usput tussen twee haakjes - uzgred uzgred budi reeno (apropos) haakpen - kukica haal - potez haan - petao haar [haren] - vlas (zn) dlaka (lichaams-) kosa, vlasi (haardos) njen, njezin (bez vnw) svoj (haar eigen) je, ju, nju (pers vnw) nje (2 pers vnw) joj, njoj met haar - s njom

haarborstel - etka za kosu haard - pe, ognjite haardroger - suilica za kosu, fen haarkloverij - cepidlaenje haarnetje - mreica za kosu haarspeld - ukosnica, nala, pribadaa haarspeldbocht - serpentina, zavoj za lakat nagli zavoj haarvlok - pramen haas - zec filet, pribedrica (vleessoort) haast - urba (zn) ik heb haast - uri mi se skoro (bijna) (bw) haasten - zich haasten - uriti, pouriti, uriti se, pouriti se, hitati haastig - uran, uurban naglo (bw) haastig te werk gaan - prenagliti haat - mrnja haatdragend - zlopamtilo, nepomirljiv hachee - iseckano meso hachelijk - kakljiv, opasan, neizvestan hagedis - guter

hagel - grad, tua sama (schiet-) hagelen - het hagelt - pada grad hak - peta (anat) peta, potpetica (schoen) tikla (naald-) haken - zakaiti (aan) za kuku plesti kukicom (handwerk) haken naar - udeti za hakkelen - mucati, tepati, natucati hakken - sei, seckati, pocepati cepati (hout) in de pan hakken - satrti (vijand) hal - hala, dvorana, trem predsoblje (vestibule) halen - doneti (voor iem.) uzeti, uzimati (nemen) uhvatiti, stii na, stizati na (trein, bus) vaditi (uit-) odneti (weg-) gaan halen - ii po laten halen - poslati po komen halen - doi po

adem halen - disati uit elkaar halen - rastaviti se, rastavljati se half - pola, po (bn) polovian polovino, napola, upola (bw) half zeven - pola sedam half april - sredinom aprila half- - poluhalfbloed - meanac, melez halfgewicht - poluteak (sp) halfjaarlijks - polugodinji halfrond - polulopta, hemisfera, polukugla, polutka halfslachtig - polovian halfweg - na pola puta hallo! - halo!, alo! (tel); zdravo! halm - stabljika, travka, slamka, vlat; trun hals - vrat, grlo hals over kop - strmoglavice halsbrekend - vratoloman halsdoek - marama halsketting - ogrlica halssnoer - ogrlica halsstarrig - tvrdokoran, jogunast

halt! - stoj! halt houden - zaustaviti se, zaustavljati se halte - stanica, stajalite halvemaan - polumesec halvemaanbroodje - kifla halverwege - na pola puta ham - unka, prut hamer - eki hand - ruka, aka de hand geven - rukovati se sa de hand schudden - rukovati se sa wat is er aan de hand? - ta je u stvari? ter hand nemen - prionuti na, pristupiti van de hand doen - raspaati ??? hand- - runi handbagage - runi prtljag handbal - mala lopta, lopta za rukomet (de bal) rukomet (het spel) handbalspel - rukomet handboek - prirunik handdoek - pekir handdruk - stisak ruke, rukovanje handel - trgovina

poluga zwarte handel - verc de handel in ... - trgovina handel drijven - trgovati handelaar - trgovac; privrednik handelen - postupiti, postupati delovati; raditi; uraditi handelen in - trgovati handeling - postupak, radnja handels- - trgovaki handelscorrespondentie - trgovako dopisivanje handelsman - trgovac handelsmerk - zatitini znak handelsovereenkomst - trgovaki ugovor handelsreiziger - trgovaki putnik handelsschip - trgovaki brod handelsvloot - trgovaka mornarica handelwijze - postupak handen- - runi handenarbeid - runi rad handgebaar - pokreti rukom handgeld - kapara handgemeen worden - uhvatiti se u kotac, potui se

handgranaat - runa granata handhaven - odrati, odravati handhaving - odranje, odravanje handig - spretan, vet, snalaljiv handigheid - spretnost, vetina, snalaljivost handje - ruica handkoffer - runi kofer handlanger - pomonik, jatak, sukrivac handleiding - uputstvo, udbenik handrem - runa konica handschoen - rukavica handschrift - rukopis, pismo handtasje - runa torbica handtastelijk - handtastelijk worden - potui se opipati (bevoelen) handtekening - potpis zijn handtekening plaatsen - potpisati se, potpisivati se handvat - ruica, drak kvaka (deur) handvest - povelja handvol - aka, pregrt handwerk - zanat (beroep) rukotvorina, runi rad (produkt)

handwerksman - zanatlija, majstor handwijzer - putokaz hang- - visei hangar - hangar hangbrug - visei most hangen - visiti dat hangt er van af - kako kad(a) laten hangen - klonuti (hoofd) hangend - visei nereen (proces) (jur) hangkast - orman za odeu hangklok - zidni sat hangmat - visea mrea hansworst - lakrdija hanteren - rukovati, baratati hantering - rukovanje hap - zalogaj haperen - zapeti, zapinjati (blijven steken) faliti, nedostajati (mankeren) hapje - zakuska een hapje nemen - zaloiti happen - uhvatiti zubima, ugristi hard - tvrd (materiaal)

strog, okrutan (karakter) otar (woorden) teak, muan (werk, lot) glasan (geluid) jak (klap, wind) brz (snel) otvrdnuti hard werken - muiti se hard worden - stvrdnuti se harden - ovrsnuti, okaliti, oeliiti hardgekookt - tvrd, tvrdo skuvan hardhandig - grub, surov, bezobziran hardheid - tvrdoa strogost, okrutnost otrina teina glasnost jaina hardhorend - nagluv hardlopen - trati (rennen) hardnekkig - uporan, nepopustljiv hardop - glasno hardvochtig - tvrda srca, okrutan, nemilosrdan

haren - kosa, vlasi (zn) harig - dlakav, kosmat, nakostreen haring - haringa hark - grabulja harken - zgrnuti (lie), skupiti, skupljati, grabuljati harlekijn - lakrdija, harlekin, arlekin harminka - harmonika harmonie - sklad, harmonija doen harmonieren - uskladiti harmonisch - harmonian, skladan harmonica - harmonika harnas - oklop harp - harfa hars - smola hart - srce het hart breekt mij - srce mi se para het hart hebben - usuditi se, usudjivati se hart - sran hartelijk - srdaan hartelijkheid - srdanost hartelust - naar hartelust - po miloj volji harten - srce (kaartspel) hartig - posoljen, usoljen, zainjen

hartkwaal - srana mana (med) hartpatient - srani bolesnik (med) hartroerend - dirljiv hartstocht - strast hartstochtelijk - strastven hatelijk - zloban, neprijateljski mrsko (bw) het staat me tegen - mrsko mi je ik heb er een hekel aan - mrsko mi je hatelijke toespelingen maken - zadirkivati haten - mrzeti gaan haten - zamrzeti have - imovina haveloos - otrcan, odrpan haven - luka haven- - luki havenhoofd - lukobran havenloods - luki pilot, peljar havenschap - luka kapetanija havenstad - luka, luki grad haver - zob, ovas haver- - zobeni havermout - zobeni slad

havik - jastreb (vogel) hazardspel - hazardna igra hazelnoot - lenik hazelnoteboom - lenik, orah (noot-orah; noteboom-orah) hazen- - zeji hazewind, hazewindhond - hrt h.b.s. - realna gimnazija he - no heb - ik heb - imam (ik bezit) ik heb niet - nemam ik heb - ja sam (h ww) ik heb niet - nisam (h ww) hebben - imati (bezitten) (jij bent - si) biti (h ww) niet hebben - nemati wat heeft hij? - ta mu je? Hebreeuws - (staro) jevrejski hebzucht - pohlepa, gramzivost hebzuchtig - pohlepan, gramziv, lakom hecht - vrst, solidan hechten - privrstiti, saiti; pridavati (belang) waarde hachten aan - drati do, pridavati vanost ik hecht daar veel waarde aan - mnogo mi je stalo do toga

als het aan mij lag - da je stalo do mene hechtenis - zatvor in hechtenis nemen - uhapsiti voorlopige hechtenis - istrani zatvor, pritvor hectare - hektar heden - danas (bw) dananjica, sadanjost (zn) hedendaags - dananji, sadanji, savremen hedenavond - veeras heel - itav, ceo, sav (bn) neoteen (onbeschadigd) izleen (genezen) vrlo, jako, veoma, posve, sasvim (bw) heel wat - vrlo mnogo, tota heel veel - jako (bw) heel klein - siuan het kost me heel wat moeite en zorg - zadaje mi muke heelal - svemir, vasiona heelal- - svemirski, vasionski heen - heen en terug - tamo i natrag heen en weer - tamo amo, amo tamo, amo i tamo, tamo i amo waar is hij heen? - kuda je otiao? om heen gaan - obii, obilaziti

heengaan - otii, odlaziti heenreis - put tamo (ovamo) heer - gospodin (mijnheer) gospodar (heerser) Gospod (God) kralj (kaartspel) heren - gospoda 'heren' - muki (op toilet) heere de Heere - Gospod heerlijk - divan, krasan, bogovski heerschappij - gospodstvo, vladavina heersen - vladati, gospodariti harati (ziekten) heerser - vladar, vladalac, gospodar heerweg - drum hees - promukao heester - bun, bunje, grm, grmlje heet [heter, het ?] - vru, vreo, vrela papren (gepeperd) hefboom - poluga heffen - dignuti, dizati udariti, nametnuti (belasting)

heft - ruka, dra heftig - estok, silovit heftigheid - estina heg - ivica, iva ograda heide - vres (plant) heiden - poganin (paganin???) heidens - poganski heien - zabijati koleve u mekano tlo kao podupirae za razne gradjevine heil - spas, srea Heiland - Spasitelj heilig - svet heiligdom - svetilite heilige - svetac, svetica, svetitelj Heilige Schrift - Sveto pismo heiligheid - svetost Zijne Heiligheid - Njegova Svetost heilzaam - lekovit, koristan, spasonosan heimelijk - potajan, tajan, skriven (bn) potajno, iz potaje, kriomice, kradom, kriom (bw) heimwee - tuga za zaviajem, nostalgija heinde - van heinde en ver - iz svih krajeva heining - plot, ograda hek - ograda (omheining)

vrata u ogradi (draaibaar) hekel - een hekel hebben aan - ne voleti, mrzeti een hekel krijgen aan - zamrzeti hekelen - otro kritikovati, podrugivati se heks - vetica hel - pakao (zn) jarki, arki, svetao (bn) helaas - naalost held - junak, heroj helden- - junaki heldendaad - junako delo, podvig heldendicht - junaka pesma helder - jasan, razgovetan (duidelijk) bistar (water, verstand) glasan, jasan, zvuan (geluid) (klinkend) vedar (hemel, weer) svetao (kleur, ogenblik) helderheid - bistrina helderziend - vidovit heldhaftig - junaki heldin - junakinja hele de hele dag door - skroz (non-stop)

helemaal - sasvim, potpuno, posve, skroz (bw); sav helemaal niet - uopte ne, nimalo ne, nikako ne, nipoto ne helemaal niets - ba nita helemaal zonder iets - bez iega helemaal geen - nikakav helen - izleiti zaceliti, zarasti (wond) jatakovati, kupiti (ukradenu robu) (gestolen goed) heler - jatak, kupac ukradene robe helft - polovina poluvreme (sp) (v. e. wedstrijd) voor de helft - napola helikopter - helikopter hellen - naginjati se helling - obronak, strmina, uzbrdica (oplopend) (omhoog), nizbrdica (aflopend), nagib, padina (naar beneden) helm - lem, kaciga helpen - pomoi, pomagati, potpomagati help! - upomo! dat helpt tegen ... - to pomae protiv ... ik kan het niet helpen - nije moja krivica helper - pomonik, pomaga hels - pakleni

hem - ga, njega mu, njemu njima met hem - s njim voor hem - ga (2 en 4 van on, ono) hemd - potkoulja (flanelletje) koulja (overhemd) hemel - nebo, nebesa (alle bet.) in de open lucht - pod vedrim nebom onder de blote hemel - pod vedrim nebom ten hemel schreiend - u nebo vapijui hemel- - nebeski hemelgewelf - nebeski svod hemels - nebeski Hemelvaartsdag - Spasovdan hen - ih, njih (pers vnw) njima met hen - s njima kokoka (zn) hendel - poluga hengel - prut hengelaar - ribolovac hengelen - pecati

pecanje hengsel - stoer (deur-) dra (handvat) uvo hengst - pastuv hennep - konoplje, kudelja her- - popravni herademen - odahnuti herademing - oduak herberg - gostionica herbergen - gostovati herergier - gostioniar herboren - preporodjen herdenken - slaviti uspomenu herder - pastir, ovar herdershond - pas ovar herdruk - pretampavanje heren - gospoda heren- muki (tegenover dames-) gospodski (deftig) herenrok - frak herexamen - popravak, popravni ispit herfst - jesen

in de herfst - u jeseni herfst- - jesenji herfstachtig - jesenji herhaaldelijk - vie puta, u vie navrata, u vie mahova herhalen - ponoviti, ponavljati herhaling - ponavljanje herinneren - pamtiti zich herinneren - setiti se, seati se herinneren aan - podsetiti na, podseati na, opomenuti, opominjati, pomenuti herinnering (aan) - seanje uspomena (aandenken) opominjanje een mooie herinnering (aan iem.) bewaren - zadrati u dobroj uspomeni herkauwen - preivati herkennen - prepoznati herkiezen - ponovo izabrati herkomst - poreklo herleiden (tot) - preraunati, svesti (na) herleven - oiveti herleving - oivljavanje hermelijn - hermelin (dier) hermelin (bont)

hernemen - opet uzeti hernia - kila, hernija (med) hernieuwen - obnoviti, obnavljati, ponoviti, ponavljati heroveren - opet osvojiti, opet osvajati herroepen - opozvati, opozivati, odazvati herroeping - opoziv herrie - galama hersenen - mozak (anat) pamet (fig) opsena hersens - pamet hersenschim - obmana hersenschudding - potres mozga (med) hersenvlies - modana opna hersenvliesontsteking - meningitis (med) herstel - obnova, obnavljanje oporavak, oporavljanje (ziekte) herstel van krachten - okrepljenje herstel- - popravni herstellen - popraviti, popravljati, obnoviti, obnavljati, pokrpiti uspostaviti, uspostavljati (verbinding; rust, orde) popraviti se, popravljati se, oporaviti se, oporavljati se, okrepiti (zieke)

herstellingsoord - oporavilite hert - jelen hertog - vojvoda hertogdom - vojvodina hertogin - vojvotkinja hertrouwen - ponovo se oeniti hervatten - ponovo zapoeti herverzekering - reosiguranje hervormd - protestantski hervormen - preurediti hervorming - reforma (reorganisatie) reformacija (kerk) Herzegowina - Hercegovina van (uit) Herzegowina - hercegovaki herzien - pregledati, ispraviti herziening - pregled, kontrola, ispravljanje het - wordt niet vertaald (lidw) wordt praktisch nooet vertaald (naamwoord) njega (4 van ono) hetand - zupan, zupast heten - zvati se hoe heet u? - kako se zovete? kako Vam je ime? hoe heet je? - kako se zove? kako ti je ime?

heter - vrui hetgene dat, hetgeen dat - ono to, to hetzelfde - isti (bn) isto (bw) dank u, hetzelfde! - hvala takodje! hetzij - hetzij ... of - ili ... ili, bilo ... bilo heuglijk - veseo, vredan spomena, znamenit heulen - udruiti se, zaveriti se heup - kuk (anat) heus - stvarno, zaista, zbilja (bw) heuvel - breg, breuljak heuvelachtig - bregovit hevig - estok, silovit, jak jako (bw) hevig verlangen - enja hevig aandoen - potresti hevigheid - estina, silovitost hiaat - zev, nedostatak hiel - peta op de hielen zitten - pratiti u stopu hiel- - petni hier - ovde, tu tot hier - dovde

hier vandaan - odavde hier en daar - tu i tamo, ponegde, amo tamo, tamo amo, amo i tamo hier ben ik! - evo me! hierbij - kod ovoga, ovim, tome hierdoor - kroz ovo usled toga (dientengevolge) hierheen - ovamo, ovuda heirmede - ovom, sa ovim, time hierna - posle toga, potom, nakon ovoga hiernamaals - drugi svet, zagrobni svet hiervandaan - odavde hij - on hijgen - dahtati, dihati hijgend - zadihan hijsen - dignuti, ispeti, istaknuti, istai (vlag) razapeti, razapinjati (zeilen) hijskraan - dizalica, kran (kraan) hik - tucavica ik heb de hik - tuca mi se hikken - tucati (ik heb de hik - tuca mi se hinde - kouta hinderen - smetati, ometati, omesti, spreavati; sputati het hindert niet - ne smeta

hinderlaag - zaseda hinderlijk - na smetnju, dosadan, neugodan hindernis - smetnja, prepreka, zapreka, prepona, potekoa hinderpaal - smetnja hinken - hramati hinniken - rzati (paard) hip - iz historie - istorija historisch - istorijski hitte - vruina hittegolf - talas vruine, topli talas hobbelig - neravan hobbelpaard - konj za njihanje hobby - hobi hockey - hokej hoe - kako hoe lang? - koliko?, dokle? hoe zeg je dat in het ...? - kako se to kae na ...? hoe dan ook - bilo kako, ma kako, ikako hoe oud bent u? - koliko Vam je godina? hoe laat is het? - koliko je sati? hoe ... des te ... - to ... to ... hoe eerder hoe beter - to pre to bolje

en hoe! - nego ta! hoed - eir hoge hoed - cilindar hoge ome - velika zverka de hoed opzetten - pokriti se, pokrivati se hoedanigheid - svojstvo hoede - zatita (bescherming) oprez (waakzaamheid) op zijn hoede zijn - biti na oprezu, uvati se hoe het ook zij - bilo kako bilo hoef - kopito hoefijzer - potkovica hoek - ugao, oak hoektand - onjak (tand) hoen - kokoka hoepel - obru hoera! - ura! hoes - navlaka hoest - kaljanje, kaalj hoesten - kaljati hoeve - seljaka kua hoeveel - koliko de hoveelste is het vandaag? - koji je danas dan?

voor hoeveel? - poto? voor welke prijs? - poto? hoeveel kost het? - poto je? hoeveel weeg je? - koliko si teak? hoeveelheid - koliina een ontzaglijke hoeveelheid - bezbroj hoeven - niet hoeven - ne trebati, ne morati (ik hoef niet te+ww-ne trebam+ww) ik moet gaan - treba da idem hoewel - iako, premda, ma da, mada hof - dvor het hof maken - udvarati se hof- - dvorski hoffelijk - uljudan hoffelijkheid - uljudnost hofhouding - dvor, dvorski ivot hofleverancier - dvorski nabavlja hofnar - dvorska budala hoge - ??? hoge ouderdom - duboka starost hoger - vii Hogerhuis - gornji dom hogeschool - visoka kola hok - kuica, upa

hokje - kvadrat (op formulier) hol - peina, jama (zn) upalj iem. het hoofd op hol brengen - zavrteti nekome pamet hol- - peinski holbewoner - peinski ovek Holland - Holandija Hollander - Holandjanin (Nederlander) Hollands - holandski Hollandse - Holandjanka (Nederlandse) hollen - trati, potrati, juriti, pojuriti holte - udubljenje, upljina hom - mleac, mle hommel - bumbar homp - komad, pare hond - pas, ker, pseto honde- - pasji, psei hondehok - psea kuica hondelijn - uzica honderd - sto honderden - stotine honderdjarrig - stogodinji honderdste - stoti

honderdtal - stotinka hondeweer - pasje vreme honds - pasji hondsdagen - pasji dani, psei dani hondsdolheid - besnilo honen - rugati se, prezirati Hongaar - Madjar Hongaars - madjarski Hongaarse - Madjarica Hongarije - Madjarska in Hongarije - u Madjarskoj honger - glad ik heb honger - gladan sam honger lijden - gladovati hongerig - gladan hongersnood - glad, gladovanje honing - med honing- - meden honingraat - [honingraten] - sae honingzoet - meden honorarium - honorar hoofd - glava ef, stareina, naelnik (chief)

naslov (boven artikel) aan het hoofd staan - biti na elu predstojnik proelje (tafel) uit hoofde van - na ime (sin.: genaamd) uit het hoofd - na pamet, napamet dat wil er bij mij niet in - ne ide mi u glavu het zit me tot hier, ik ben het helemaal zat - to mi je na vrh glave iem. het hoofd op hol brengen - zavrteti nekome pamet hoofd- - glavni, osnovan, osnovni hoofdartikel - uvodni lanak hoofdbureau - glavni ured hoofdconducteur - mainovodja, vozovodja hoofddoek - marama za glavu hoofdkussen - podglavak hoofdkwartier - glavni stan hoofdletter - veliko slovo hoofdman - stareina hoofdpersoon - glavno lice hoofdpijn - glavobolja ik heb hoofdpijn - boli me glava ik krijg hoofdpijn - zabole me glava ik kreeg hoofdpijn - zabole me glava

hoofdplaats - glavno mesto hoofdprijs - glavni zgoditak (in loterij) hoofdhaar - vlasi, kosa hofdredacteur - glavni urednik hoofdstad - glavni grad hoofdstraat - glavna ulica hoofdstuk - poglavlje, glava hoofdzaak - glavno, glavna stvar hoofdzaak is dat - glavno je da hoofdzakelijk - uglavnom, veinom (bw) hoog - [hoger, het ?] - visok hoge ouderdom - duboka starost hoog- - prehoogachten - ceniti, potovati hoogachtend - sa potovanjem (onder brief) hoogachting - potovanje hoogconjuctuur - opte blagostanje, visoka konjuktura hooggeacht - potovan hooghartig - ohol, gord Hoogheid - Visost hoogleraar - univerzitetski profesor hoogmis - velika misa hoogmoed - oholost, gordost, ponos

hoogmoedig - ohol, gord, ponosan hoognodig - preko potreban hoogoven - visoka pe hoogspanning - visoki napon hoogst - najvii najvie (bw) het is de hoogste tijd - krajnje je vreme hoogstens - najvie (maximaal) hoogte - visina uzvienje (heuvel) tot op zekere hoogte - donekle op de hoogte stellen - obavestiti op de hoogte zijn met - biti upoznat sa op de hoogte met - upoznat sa, upun u in de hoogte - uvis hoogtepunt - vrhunac, jek hoogtezon - lampa za UV zracima, vetako sunce hoogverraad - veleizdaja hoogvlakte - visoravan hooi - seno hooiberg - gomila sena, hrpa sena hooien - skupiti seno, skupljati seno hooivork - vile; rava

hoon - poruga, sprdnja, ruglo hoop - nada (verwachting) hrpa, gomila (stapel) gomila, more (menigte) zijn hoop vestigen op - polagati nadu u hoopvol - pun nade povoljan koji daje nadu u dobar uspeh hoorbaar - ujan hoorn - rog (dier; muz) slualica (tel) hoorspel - radio drama hop - hmelj hopeloos - oajan, beznadan hopen (op) - nadati se horde - rulja, horda horecabedrijf - ugostiteljsko preduzee horecabedrijfsgroep - ugostiteljstvo horen - uti hoor eens! - uj! zeg! - uj! horizon - horizont horizontaal - horizontalan, vodoravan

horloge - sat, asovnik het horloge loopt voor - sa ide napred horloge- - satni horlogemaker - asovniar, urar hospes - gazda hospita - gazdarica hostie - hostija (engl. 1. domain, 2. vojska, 3. hostija (Cath.) (rel)) hotel - hotel hotelier - hotelijer hotelsector - ugostiteljstvo houdbaar - koji se moe braniti (odravati) (theorie, vesting) koji se ne kvari lako, trajan (eten) houden - drati (in de hand) sauvati, zadrati, zadravati, pridrati, pridravati (behouden) odrati, odravati (word, vergadering e. d.) houden van - voleti (ik houd van) gaan houden van - zavoleti zich houden aan - drati se, pridravati se rekening houden met - voditi rauna houden voor - menjati za het bed houden - odleati in stand houden - podravati gehouden worden - odrati se (vergadering, tentoonstelling e. d.);

biti u toku houder - nosa (techn) vlasnik, korisnik (v. e. rijbewijs e. d., v. paspoort e. d.) houding - dranje, poza, stav hout - drvo op eigen houtje - na svoju ruku hout- - panj houten - drven (bn) houthakker - drvosea houtskool - drveni ugalj houtskoolvuur - ar houtskoolvuurtje - eravica, ar houtsnede - drvorez houtsnijwerk - rezbarija houw - udarac houweel - kramp, pijuk houven - sei hovaardig - ohol, gord hoveling - dvorjanin hozen - izbaciti vodu (iz ladje) huichelaar - licemer huichelachtig - licemeran huichelarij - licemerstvo

huichelen - licemeriti, pretvarati se huid - koa huid- - koni huidig - dananji, sadanji huig - resa huilen - plakati, dreati (wenen) urlikati (dier) zavijati, hujati (wind) pla, plakanje gaan huilen - zaplakati huis - kua kuite (v.e. instrument) (techn) dom (tehuis) huis van bewaring - istrani zatvor eethuis - gostionica naar huis - kui huis- - kuni, domai huisarts - kuni lekar huisbaas - gazda (kue), stanodavac huisbewaarder - pazikua huisdokter - kuni lekar (zie huisarts) huiseigenaar - kuevlasnik huiselijk - kuni, domai

huisgenoot - ukuanin huisgezin - porodica huisheer - gazda, domain huishoudelijk - domainski huishouden - domainstvo huishoudschool - domainska kola huishoudster - kuna pomonica huishuur - stanarina, kirija huisje - kuica huiskamer - dnevna soba huisportier - kuepazitelj huisraad - nametaj huisschilder - moler; soboslikar huisvader - domain huisvesten - smestiti, smetati huisvesting - smetaj konak, stan huisvrouw - domaica, gazdarica huiswaarts - kui huiswerk - domai zadatak huiszoeking - premetaina huiveren - jeiti se, drhtati, poplaiti se, ustuknuti, zgroziti se, zgraavati se

huivering - jeza, drhtavica, srsi, trnci, strah huiveringwekkend - jeziv, jezovit, strahovit huizen - stanovati, iveti hulde - poast, odavanje poasti huldigen - odati poast priznati, prihvatiti (opvatting enz.) hullen - uviti, ogrnuti, zamotati hulp - pomo potpora, podrka (bijstand) eerste hulp bij ongelukken - prva pomo hulp in de huishouding - kuna pomonica hulp verlenen - pomoi hulp- - pomoni hulpbehoevend - kome je potrebna pomo, nemoan, slab hulpbron - izvor, sredstvo, bogatstvo hulpeloos - bespomoan hulpmiddel - pomono sredstvo, pomagalo hulpvaardig - usluan hulpverlening - pomaganje hulpwerkword - pomoni glagol huls - mahuna (bonen) aura (patroon-) hulst - zelenika (bot.)

humaan - human, ljudski, ovean humanisme - humanizam humeur - raspoloenje, volja in een goed humeur zijn - biti dobro raspoloen, biti dobre volje in een slecht humeur zijn - biti loe raspoloen, biti zle volje in een slecht humeur komen - raspoloiti se, oraspoloiti se

humor - humor humorist - humorist humoristisch - humoristian, aljiv hun - njihov (bez vnw) svoj (hun eigen) im, njima (pers vnw) hunkeren naar - eznuti za huppelen - skakutati huren - unajmiti, iznajmiti, iznajmljivati hurken - unuti hut - koliba kabina (schip) hutkoffer - veliki kofer huur - najam, najamnina, kirija stanarina (kamer-) te huur - na iznajmljivanje

huurder - najamnik stanar (kamer-) huurhuis - najamna kua huurprijs - najamnina huwelijk - brak (algemeen) enidba (man) udaja (vrouw) een huwelijk sluiten - sklopiti brak ten huwelijk vragen - prositi, zaprositi in het huwelijk treden - stupiti u brak huwelijks- - brani; svadbeni; venani; enidbeni huwelijksaanzoek - enidbena ponuda huwelijkscadeau - venani dar, venani poklon huwelijksreis - brano putovanje, svadbeno putovanje huwelijksvoorwaarden - brani ugovor huwen - eniti, oeniti se (man) udati se (vrouw) huzaar - husar huzarensla - ruska salata hyacint - zumbul hyena - hijena hygiene - higijena hygienisch - higijenski

hymne - himna hypnose - hipnoza hypotheek - hipoteka hypotheekbank - hipotekarna banka hypothese - hipoteza

-I-

ideaal - ideal (zn) idealan (bn) idealisme - idealizam idealistisch - idealistian idee - pojam, ideja, pomisao; zamisao ik heb er geen idee van - nemam pojma idee fixe - fiks ideja identiek - istovetan identiteit - istovetnost, identitet identiteitskaart - lina karta idioot - idiot (zn) idiotski (bn) idool - idol idylle - idila ieder - svaki

iedereen - svako iemand - neko; ko iko (wie dan ook) van iemand - neiji van iemand anders - tudj iep - brest Ier - Irac Ierland - Irska in Ierland - u Irskoj Iers - irski iets - neto, iega, neega ita (wat dan ook) iets verder - odalje (izdalje???) ijdel - sujetan, tat bahat uzaludan, prazan, pust (vergeefs) ijdelheid - sujeta ispraznost (nietigheid) ijken - kalibrisati, badariti ijl - redak, razredjen (lucht) ijlen - juriti, uriti se, hitati buncati (v. zieke) ijlgoed - brzovozna roba

ijlings - hitno ijs - led sladoled (consumptie-) ijs- - leden ijsbaan - klizalite ijsbeer - severni medved ijsberg - ledeni breg (koji pliva u moru) ijscoman - sladoledija ijselijk - strahovit, grozan, jeziv ijshockey - hokej na ledu ijskast - friider, hladnjak ijskoud - leden Ijsland - Island ijslander - hokej na ledu ijssalon - sladoledarnica, poslastiarnica ijsschots - santa leda ijver - marljivost, revnost ijverig - marljiv, revnosan ijzel - poledica, klizavica ijzen - zgraavati se, zgroziti se, jeiti se ijzer - gvodje ijzer- - gvozden ijzerdraad - gvozdena ica

ijzeren - gvozden (bn) ijzergieterij - elezara ijzerwaren - gvozdena roba ijzerwinkel - gvodjara ijzig - leden jeziv, uasan (afschuwelijk) ik - ja illegaal - ilegalan illusie - iluzija, opsena; varka illustratie - ilustracija, slika illustreren - ilustrovati imitatie - imitacija, oponaanje imiteren - imitirati, oponaati imker - pelar immer - oduvek immers - jeli? (in vragen) jer (want) immigrant - naseljenik, useljenik immigreren naar - useliti se u immoreel - nemoralan, pokvaren, razvratan impopulair - nepopularan import - uvoz importeren - uvesti, uvoziti

importeur - uvoznik impuls - pobuda, impuls in - u, po in het Engels, Frans enz. - na engleskom, francuskom itd. inademen - udisati inbeelding - fantazija, mata, imaginacija (engl. fancy, imagination) inbegrepen - zajedno sa, uraunat, uraunato, uraunat u (inclusief) inbegrip - met inbegrip van - zajedno sa, ukljuujui inbeslagneming - zaplena; zabrana inbinden - vezati uvezati, povezati (boek) savladati, obuzdati (fig) popustiti (toegeven) inboedel - pokuanstvo inboezemen - uliti, zadati, zadavati (angst) pobuditi, pobudjivati, izazvati, izazivati (eerbied) inboorling - urodjenik, domorodac inborst - ud, narav inbraak - provala inbreken (in) - provaliti (u) (dief) inbreker - provalnik inbreng - ulog (fin) inbreuk - diranje (u), povreda, odstupanje

inburgeren - odomaiti se incasseren - ubrati, ubirati, inkasirati incident - incident inclusief - ukljuujui; ukljuno zajedno sa poslugom (in restaurant) incompleet - nepotpun inconsequent - nedosledan indelen - podeliti, raspodeliti (verdelen) indelen bij - uvrstiti u, svrstiti u; uvrtavati u indeling - deoba, podela, razdeoba, raspored indenken - zich indenken - zamisliti, zamisliti se, pomisliti inderdaad - doista, zaista, uistinu, jest indertijd - svojevremeno index - indeks Indiaan - Indijanac Indie - Indija indien - ako indienen - podneti, podnositi, predati, predavati, izneti, iznositi, podii, podizati (ontslag, klacht) Indier - Indijac indijken - nasipati indirect - indirektan, posredan, zaobilazan, neupravan (bn) Indisch - indijski

individu - pojedinac, individua individueel - individualan, pojedinaan, lian indommelen - zadremati indompelen - zamoiti, namoiti Indonesie - Indonezija Indonesier - Indoneanin indopen - namoiti, umoiti, umakati, zamoiti, potopiti, potapati indrijven - uterati (u), uterivati (u) indringen - prodreti, provaliti indringer - nametljivac, uljez indruk - utisak, dojam (lett en fig) ik heb de indruk dat ... - ini mi se da, imam utisak da ... indrukken - utisnuti indrukwekkend - impozantan, velianstven, znatan indutten - zadremati industrie - industrija industrieel - industrijski (bn) industrijalac, privrednik (zn) ineengedrongen - zbijen ineenkrimpen - zgriti se ineens - najedamput, najednom, odjedamput, odjednom ineenstorten - sruiti se ineenstorting - ruenje

ineenvlechten - splesti ineenzakken - sruiti se inenten - vakcinisati (med) (engl. vaccinate) inenting - vakcinacija (med) (engl. vaccination) infanterie - peadija infanterist - peak infecteren - inficirati (med) infectie - infekcija (med) inflatie - inflacija influenza - influenca, grip (med) influisteren - doapnuti informatie - informacija, obavetenje informaties inwinnen - traiti informacije; raspitati se, raspitivati se informatie- - obavetajni informatiebureau - informativni biro, obavetajni biro, biro za informacije informeren (naar) - informisati se, raspitati se (o) ingaan - ui, ulaziti ingaan op - odazvati se, pristati (na) er ingaan - stati (in een ruimte) ingang - ulaz; prilaz met ingang van - poev od, poevi od ingebeeld - zamiljen, nestvaran (niet werkelijk)

umiljen (verwaand) ingeboren - urodjen ingenaaid - broiran, meko uvezan ingenieur - ininjer ingenomen - ik ben ingenomen met - svidja mi se ingenomen met zichzelf - uobraen, umiljen ingesloten - priloen, u prilogu ingesloten doe ik u toekomen ... - u prilogu Vam aljem ... ingetogen - uzdrljiv, umeren, edan, pribran, sabran ingeval - ako, u sluaju da ingeving - ideja, nadahnue, pobuda ingevoerd - uvezen (geimporteerd) ingevolge - prema, po, na temelju, na osnovu, iz ingewanden - utroba, creva ingewikkeld - komplikovan, zamren; sloen ingewikkeld maken - komplikovati ingeworteld - ukorenjen ingezetene - stanovnik ingieten - uliti ingredient - sastojina (sastojak???) ingrijpen - zahvaliti umeati se u (zich mengen in) (fig) ingrijpend - radikalan, zamaan, energian

inhalen - uvui, povui (intrekken) prestii, preticati, pretei (aut) nadoknaditi (tijd) potegnuti, povui (rook) inhaleren - inhalirati, duboko udisati, potegnuti dim, uvui dim inhalig - pohlepan, lakom inham - zaliv, uvala inhechtenisneming - hapenje inheems - domai inhoud - sadraj, zapremina inhouden - sadrati (bevatten) zadrati, zadravati, zaustaviti, zaustavljati (adem) inhouding - ustezanje inhoudsopgave - sadraj (knjige) (register) initiatief - inicijativa injectie - injekcija (med) inklaren - ocariniti, platiti carinu za (comm) inkomen - prihod, dohodak (zn) ui, ulaziti inkomsten - prihod inkomstenbelasting - porez na prihode inkoop - kupovina, kupovanje inkopen gaan doen - ii u kupovinu

inkoopsprijs - kupovna cena inkopen - kupovina inkrimpen - skupiti se, zgriti se inkt - mastilo Oostindische inkt - tu inktpot - mastionica inktvis - kalamar (vis) (engl. cuttle-fish) inkwartieren - ukonaiti, smestiti smetanje inladen - utovariti, ukrcati, ukrcavati inlander - urodjenik, domorodac inlands - domai inlassen - umetati, umetnuti, ukopati inlaten - pustiti u zich inlaten met - uputati se u, upustiti se u inleggen - uloiti, ulagati inlegger - ulaga, polaga inleiden - uvesti, uvoditi inleidend - uvodni inleiding - uvod inleven - zich inleven in - uiveti se u inleveren - uruiti, predati inleiding - uvod; pristup

inlichten - obavestiti, obavetavati, informisati inlichting - informacija, obavetenje inlichtingen inwinnen - propitati se inlijsten - uokviriti inlijving - pripajanje, pripojenje inmaakpot - tegla inmaken - spremati za zimu, konzervirati (jelo) inmenging - meanje (engl. interference (smetnja, interferencija) inmetselen - zazidati inmiddels - medjutim, za to vreme, u medjuvremenu, uto inname - zauzee (mil) innemen - zauzeti, zauzimati (plaats; mil) uzimati (medicijn); uzeti (geneesmiddel) innemand - simpatian, prijatan inneming - zauzee innen - ubrati, naplatiti, uterati, kupiti (u smislu skupljati), podii, podizati (geld) (bijv. in winkel) innerlijk - unutranji innig - prisan, nean, usrdan, dubok inpakken - zamotati, umotati, pakovati, spakovati, upakovati ; slagati, sloiti; zaviti, zavijati pakovanje inpolderen - oteti od mora

inprenten - usaditi u pamet, utuviti u glavu inreisvisum - ulazna viza in- en uitreisvisum - ulazno-izlazna viza inrichten - urediti, uredjivati, namestiti opremiti, opremati (bedrijf, werkplaats) anders inrichten - preurediti inrichting - uredjenje, nametanje; postrojenje; raspored zavod (instituut) uredjaj (toestel) inroepen - pozvati se na (een beroep doen op) traiti (hulp) inruilen - zameniti, zamenjivati inschakelen - ukopati, ukljuiti (el) umetnuti, uvrstiti (ig) inschenken - natoiti, naliti; sipati inschepen - ukrcati, ukrcavati inschikkelijk - popustljiv, blag inschrijven (op) - upisati, upisivati, unositi (in register) zich laten inschrijven (op, aan) - upisati se, upisivati se (na) inschrijven (in) - upisati, upisivati inschrijving - upis insekt - insekt, buba insgelijks - dank u, insgelijks! - hvala, takodje!

inslaan - zabiti, zabijati (spijker, paal) udariti (bliksem) uterati (u), uterivati (u) razbiti, razbijati (ruit) krenuti, udariti (weg) inslapen - zaspati doen inslapen - uspavati inslikken - progutati insluipen - potkrasti se (fout) insluiten - obuhvatiti, obuhvatati, ograditi, ukljuiti priloiti (in brief) insmeren - namazati, premazati inspannen - napregnuti, potruditi, zapeti, zapinjati, napeti, naprezati, natezati uloiti (krachten) upregnuti (paarden, trekdier) zich inspannen - napregnuti se, naprezati se, potruditi se, zapeti, zapinjati, napeti, truditi se alle krachten inspannen - uloiti sve snage, zapeti iz petnih zila, zapinjati iz petnih zila, zapeti iz sve snage inspannend - naporan inspanning - napor, naprezanje, natezanje inspecteren - nadgledati, pregledati, nadzirati

inspecteur - inspektor, nadzornik inspectie - inspekcija, nadgledanje; ogled; smotra inspiratie - inspiracija, nadahnue inspireren - inspirisati, nadahnuti inspuiten - ubrizgati inspuiting - injekcija instaan voor - jamiti za, garantovati za installatie - postrojenje, uredjaj, uredjaji, oprema, instalacija instandhouding - odranje, odravanje instantie - organ, ustanova, nadletvo instappen - ui, popeti se u insteken - staviti u (in zak) zabadati, zabosti u (neus) utaknuti (stekker in stopcontact) instellen - povesti, voditi (onderzoek) postaviti, postavljati (commissie) postaviti, udesiti, podesiti (apparaat) instelling - ustanova, zavod, organ instemmen (met) - pristati na, biti saglasan sa; pristupiti instemmen met - pristupiti instemming - odobravanje, pristajanje, pristanak instinct - nagon, instinkt instituut - ustanova, zavod, institut

instorten - ruiti se, sruiti se instorting - ruenje instoten - razbiti, razbijati instructie - uputstvo, instrukcija instructies geven - poduavati instrument - instrument alat, orudje (werktuig) sprava (toestel) intact - netaknut integendeel - naprotiv, nasuprot; protivno; suprotno (bw) integratie - integracija intekenen (op) - upisati, upisivati intellect - intelekt, razum, um intellectueel - intelektualan (bn) intelektualac (zn) intelligent - inteligentan interessant - interesantan, zanimljiv interesseren - interesovati, zainteresovati, zanimati zich interesseren voor - interesovati se za, zanimati se za, zauzeti se za, zauzimati se za het interesseert me niet - ne marim za to interest - kamata interieur - enterijer, unutranjost

interlokaal - medjugradski internationaal - internacionalni, medjunarodni interplanetair - medjuplanetarni interview - intervju interviewen - intervjuisati intiem - intiman, prisan intocht - (svean) ulazak intomen - obuzdati intreden - nastupiti, nastupati intrek - zijn intrek nemen (bij) - odsesti, odsedati, smestiti se, svratiti intrekken - uvui povui, povlaiti, opozvati, opozivati, porei, poricati (woorden etc.) useliti se (in huis) intrekking - opoziv intrige - intriga, spletka; smutnja zaplet (drama) introduceren - uvesti, uvoditi, predstaviti introductie - preporuka (aanbeveling) uvod (inleiding) intuitie - intuicija intussen - medjutim, u medjuvremenu, za to vreme inval - upad, provala (mil, vijandelijke) zamisao, dosetka (idee)

invalide - invalid invaliditeitsverzekering - invalidsko osiguranje invallen - upasti, upadati, provaliti invasie - invazija, upad invatten - okovati inventaris - popis imovine, inventar inventarisatie - inventura, inventar investeren - uloiti, ulagati, investirati invloed - uticaj invloedrijk - uticajan invoegen - uplesti u invoer - uvoz invoeren - uvesti, uvoditi, uvoziti (nieuwe tarieven) uvesti, uvoditi (fig) invoerhandel - uvozna trgovina invoerrecht - uvozna carina, carina invorderen - uterati, uterivati, ubrati, ubirati, pokupiti (belasting) invullen - ispuniti, popuniti, popunjavati (formulier) inwendig - unutranji inwerken (op) - delovati (na) uvesti u posao, uvoditi u posao inwerking - delovanje, uticanje, dejstvo inwijden - posvetiti

inwijden in - uputiti u, upuivati u inwikkelen - omotati; smotati; zavijati, zaviti inwilligen - udovoljiti (verzoek), odazvati se, odobriti, pristati (na) inwilliging - odobravanje inwinnen - inlichtingen inwinnen - propisati se raad inwinnen bij - savetovati se sa inwisselen - promeniti inwoner - stanovnik inwoner van Pozarevac - Poarevljanin vrouw of meisje uit Porevac - Poarevljanka inwoners - stanovnitvo inwoning kost en inwoning - stan i hrana inwrijven - utrti inzage - uvid ter inzage - na uvid, na razgledanje inzake - u stvari inzamelen - prikupljati, sabirati, kupiti (u smislu skupljati) inzenden - poslati, dostaviti inzepen - nasapuniti inzet - ulog (in spel), uloak inzetten - uloiti, ulagati zich inzetten voor - zauzeti se za, zauzimati se za

inzicht - shvatanje, razumevanje (begrip) miljenje (mening) inzien - uvideti, uoiti mijns inziens - po mom miljenju, po mom vidjenju inzittende - putnik (u nekom vozilu) inzonderheid - osobito, naroito inzouten - usoliti Ir. (=ingenieur) - ing. (ininjer) ironie - ironija ironisch - ironian ireeel - nerealan irriteren - iritirati, ozlojediti is - hij is - on je zij is - ona je hij is niet - on nije zij is niet - ona nije het is laat - kasno je het is niet waar - nije istina ischias - iijas (med) islamitisch - islamski isolatie - izolacija isolatieband - izolaciona vrpca isoleren - izolirati, izolovati

isolerend - neprovodan Israeliet - Izraelac Israelisch - izraelski Istrie - Istra bewoner van Istrie - Istranin bewoonster van Istrie - Istranka Istrisch - istarski (van Istrie) Italiaan - Italijan Italiaans - italijanski Italiaanse - Italijanka Italie - Italija ivoor - slonova kost, slonovaa

-Jja - da, jeste jaar - godina vorig jaar - prole godine, lani, lane in (het jaar) 1993 - godine 1993 een (heel) jaar - godina dana van dit jaar - ove godine, ovogodinji jaar- - godinji jaarbeurs - velesajam, sajam jaargang - godite, godina

jaargetijde - godinje doba jaarlijks - godinji godinje (bw) jaarmarkt - vaar jaartal - godina jaartellig - era jaarverslag - godinji izvetaj jacht - lov, potera jahta (schip) jacht- - lovaki jachtakte - lovaka dozvola jachthond - lovaki pas jachtvliegtuig - lovac jagen - loviti, naterati uriti se (haasten) uit elkaar jagen - rasterati jager - lovac jakhals - akal jaloers - ljubomoran jaloezie - ljubomora (jaloersheid) roletna (zonnescherm) jam - dem, pekmez, marmelada jammer - dat is jammer - to je teta

jammeren - jaukati jammerlijk - jadan, bedan jampot - tegla Jan - Ivan, Ivo, Jovan janken - cvileti, zavijati januari - januar, sijeanj Japan - Japan Japanner - Japanac Japans - japanski Japanse - Japanka japon - haljina jarenlang - godinama jarig - jarig zijn - imati rodjendan wanneer ben je jarig? - kada imas~ rodjendan? jarretel - podvezica jas - kaput, ogrta, plat (mantel) jasje - kaputi, sako (colbert-) jawel - da, jest, dakako jazz - dez je - ti (pers vnw) te tvoj (bez vnw) je eigen - svoj

jeep - dip jegens - prema jenever - rakija, klekovaa jeugd - omladina, mlade, podmladak (jonge mensen) mladost (periode) vroege jeugd - detinjstvo jeugd- - omladinski jeugdherberg - omladinsko prenoite jeugdig - mladenaki jeuk - svrab ik heb jeuk - svrbi me jeuken - svrbeti paljenje mijn handen jeuken - svrbe me ruke jezuiet - isusovac Jezus - Isus jicht - kostobolja (med) jij - ti jiu-jitsu - diu-dica Jodin - Jevrejka jodium - jod Joegoslaaf - Jugosloven Joegoslavie - Jugoslavija

Joegoslavisch - jugoslovenski Joegoslavische - Jugoslovenka jokken - lagati jolig - veseo, zabavan, neobuzdan jong - [jonger, het jongst] - mlad (bn) [mladji, najmladji] mladune (zn) jong worden - podmladiti se weerjong worden - podmladiti se jongeheer - mladi gospodin jongeling - momak, mladi jongelui - mlade, omladina jongen - deko, deak, momak, mladi die jongen is precies zijn vader - deko je pravi pravcati otac Jood - Jevrejin Joods - jevrejski jou - tebi tebe met jou - s tobom journaal - filmski urnal, filmske novosti (film) (bioscoop) journalist - novinar journalistiek - novinarstvo jouw - tvoj jouw eigen - svoj

jubelen - kliknuti, klicati, pokliknuti jubilaris - jubilarac, jubilaran jubileum - jubilej judo - dudo juffrouw - gospodjica (mejuffrouw) juichen - kliknuti, klicati, pokliknuti juist - ispravan, pravilan, pravi, prikladan (bn) upravo, ba, taman (bw) za inat juistheid - pravilnost juk - jaram juke-box - duboks juli - juli, srpanj jullie - vi (pers vnw) vam vas met jullie - s vama va (bez vnw) jullie eigen - svoj jumper - demper jungle - dungla juni - juni, lipanj juridisch - pravni; sudski

jurist - pravnik jurk - haljina jury - porotni sud, porota (jur) iri, ocenjivaki odbor (sp) jus - sos od mesa juskom - posuda za sos od mesa justitie - pravosudje, pravda officier van justitie - javni tuilac, dravni advokat juweel - dragulj juwelier - juvelir

-K-

kaak - vilica, eljust kaal - elav otrcan (kleren) kaal worden - oelaviti kaalheid - elavost kaap - rt Kaap de Goede Hoop - Rt Dobre Nade kaars - svea kaarsje - sveica

kaart - karta (alle betekenissen) kaarten - kartati se kaartje - karta ulaznica (toegangs)-) vozna karta (trein-) kaartspelen - kartati se kaartspeler - karta kaartsysteem - kartoteka kaas - sir kabbelen - uboriti, romoniti (beek(potok)) kabel - kabl kabelbaan - uspinjaa, iara kabeljauw - bakalar kabinet - ministri, vlada (regering) sobica (kamertje) kabouter - patuljak kachel - pe kadaster - zemljina knjiga kade - kej, pristanite kader - okvir (fig) in het kader van - u okviru, u sklopu kadet - pitomac, kadet kadetje - zemika (broodje)

kaf - pleva kaft - korice, omot kajuit - sobica na brodu kakelen - kokodakati brbljati, eretati (fig) kalender - kalendar kalf - [kalveren] - tele kalfs- - telei kalfsleer - telea koa kalfsvlees - teletina kaliber - kalibar kalk - kre kalken - okreiti (muur) kalkoen - uran kalksteen - kamenac, krenjak kalm - miran, spokojan kalmeren - umiriti, smiriti, utiati, stiati kalmpjes aan - polako, komotno (op zijn gemak) kalmte - mirnoa kam - ealj (haar) greben (berg-) kresta (hane-) kobilica (viool-)

kameel - kamila kamer - soba komora (college) Kamer van Koophandel - trgovaka komora kamer- - komorni kameraad - drug kameraadschappelijk - drugarski kamerjas - kuna haljina, kuno odelo kamermeisje - sobarica kamermuziek - komorna muzika kameruur - stanarina, kirija kamfer - kamfor kamgaren - kamgarn, eljana vuna od eljane vune kamille - kamilica kammen - eljati, oeljati kamp - borba (strijd) logor, tabor kamp (camping) kamp- - logorski kampeerder - turista koji provodi svoj odmor u kampu kampeerterrein - kamp kampeervergunning - dozvola za kampovanje

kamperen - kampovati, logorovati het kamperen - kampovanje, turistiko (sportsko) logorovanje kampioen - prvak, ampion kampioenschap - prvenstvo kampkaart - kamping isprava kampvuur - logorska vatra kan - vr, kanta, ibrik kanaal - kanal het Kanaal - Laman kanarievogel - kanarinac kandelaar - svenjak kandidaat - kandidat kaneel - cimet kangoeroe - kengur kanker - rak kano - lak amac, un, kanu kanon - top kanon-, kanons- - topovski kans - ansa, izgled, mogunost kansel - propovedaonica kanselarij - kancelarija kanselier - kancelar kant - strana, kraj (zijde)

obala (rivier) ipka (handwerk) ipke (borduurwerk) aan deze kant - s ove strane van mijn kant - s moje strane aan de rechter kant - s desne strane aan de andere kant van - preko kantelen - prevrnuti (se), prevrtati (se), okrenuti (se) kantine - kantina kantongerecht - optinski sud, sreski sud kantoor - ured, kancelarija, pisarnica kantoorboekhandel - papirnica kantooruren - kancelarijsko vreme kap - kapa (hoofddeksel) zaslon (lamp) krov (huis) ko (rijtuig) suvratak (v. laars) (engl. top-boot( (???) hauba (motor-) kapel - kapela (rel) orkestar (muz) kapelaan - kapelan kapelmeester - kapelnik

kapen - grabiti kapitaal - kapital kapitalisme - kapitalizam kapitein - kapetan kapot - pokvaren, slomljen kapot maken - pokvariti, razbiti; razbijati kapot gaan - pokvariti se kapot slaan, kapotslaan - polupati, razbiti, slupati kappen - sei, posei (boom) eljati (haar) kapper - frizer, berberin, brica naar de kapper gaan - oiati se ik ga naar de kapper - idem se podiati kapperswinkel - berbernica, brijaka radnja kapsel - frizura kapstok - vealica kapucijner, kapucijners - sivi graak (groente) kapucin (monnik) (engl. grey frair( (???) kar - kolica karaf - bokal, boca karakter - karakter; znaaj karakteristiek - karakteristian, svojstven karavaan - karavan

karbonade - odrezak kardinaal - kardinal Karel - Karlo, Dragutin karig - krt, tedljiv (niet gul) oskudan (niet overvloedig) karikatuur - karikatura karnemelk - kiselo mleko sort dunne karnemelk - vrsta kiselog mleko karper - aran karrespoor - kolosek, koloteina kartel - kartel (comm) kartelen - (zupasto) izrezati karton - karton kartonnen - kartonski, od kartona karwei - posao, zadatak kas - blagajna (fin) staklenik, staklara, staklena bata (broeikas) kassa - kasa, blagajna kassier - blagajnik, kasir kast - orman kuite (v.e. instrument) (techn) kastanje - kesten kasteel - dvorac, zamak, kula

kastelein - gostioniar kastijden - strogo (telesno) kanjavanje kastje - ormanic kat - maka katapult - praka, katapult kater - maak katheder - katedra kathedraal - katedrala, saborna crkva katholiek - katolik (zn) katoliki (bn) katje - resa (plant) katoen - pamuk katoenen - pamuan (bn) katrol - kotur kauwen - vakati vakanje kauwgom - vakaa guma, guma za vakanje kaviaar - kavijar kazerne - kasarna keel - grlo de keel uithangen - dodijati keelgat - drelo keelpijn - guobolja

ik heb keelpijn - boli me grlo keep - urez keeper - golman (sp) keer - put, puta (maal) een keer - jedanput, jednom vijf keer - pet puta nog een keer - jo jednom voor de eerste keer - prvi put in een keer - najedanput keerkring - povratnik (engl. tropic) tropi keerpunt - prekretnica keerzijde - nalije keet - upa keffen - kevkati, tektati kegel - stoac, kupa, unj (wisk) kugla (v. kegelspel) kegelbaan - kuglana kegelen - kuglati se kegelvormig - kupast kei - kamen, kamiak, ljunak keizer - car keizerin - carica

keizerlijk - carski keizerrijk - carstvo, carevina kelder - podrum kelk - kale (engl. cup, chalice (oljica, kup)) aica (bloem-) (engl. calyx) kelner - kelner, konobar kenbaar - primetljiv, vidljiv kengetal - broj automatske telefonske mree kenmerk - obeleje, odlika kenmerken - obeleiti kenmerkend - karakteristian, svojstven, znaajan kennelijk - oigledan (bn) kennen - znati poznati, poznavati (persoon) het niet kennen (van) - nepoznavanje kenner - poznavalac kennis - znanje poznavanje (wetenschap) poznanik, poznanica (persoon) kennis maken met - upoznati se sa, upoznavati se sa, upoznati, upoznavati kennis laten maken met - upoznati (sa), upoznavati (sa) in kennis stellen van - dati na znanje

kennisgeving - obavetenje, oglas kennismaking - upoznavanje kenschetsen - karakterisati kenteken - oznaka, znaka registarski broj (aut) kentekenbewijs - saobraajna dozvola, vozaka dozvola kentering - preokret, promena kerel - momak, dasa, ovek, mukarac reuze kerel - ovek i po keren - okrenuti, okretati prevrnuti, prevrtati (kostuum, pak) zustaviti (tegengaan) kerf - zarez kerk - crkva kerkelijk - crkveni kerker - tamnica kerkhof - groblje kerktoren - crkveni toranj kermen - stenjati, jecati kermis - kermes (engl. fair (sajam, vaar)) kern - jezgro, sr kern- - nuklearni kernachtig - jezgrovit, sadrajan

kerngezond - zdrav kao dren kers - trenja kerseboom - trenja (drvo) kerst- - boini kerstavond - Badnjak kerstboom - boino drvo kerstlied - boina pesma Kerstmis - Boi vooravond van Kerstmis - Badnjak, badnji dan met Kerstmis - za Boi kersvers - sasvim sve kerven - urezati, zarezati ketel - kotao keten - lanac ketsen - zatajiti (geweer) ketter - jeretik ketting - lanac (techn) ogrlica (hals-) ketting- - lanan kettingbotsing - lanani sudar kettingkast - kutija od lanca keu - bilijarski tap, tak keuken - kuhinja

keuken- - kuhinjski Keulen - Keln keur - izbor, selekcija keuren - ispitati (kvalitet) pregledati (med) keurig - lep, uredan, pristojan keuring - ispit, pregled, smotra (vee) militaire keuring - vojniki pregled keus - izbor keuvelen - brbljati, askati keuze - izbor kever - kukac, buba, insekt kibbelen - prepirati se, svadjati se, natezati kieken - slikati, fotografisati kiekje - slika, fotografija kiel - kobilica, kilj, kilja (schip) bluza (bloes) kielzog - vodena brazda kiem - klica, zametak kiemen - nicati, klijati kier - uzan otvor kies - zub, kutnjak (zn) delikatan, oseajan, ukusan, izbirljiv (bn)

kies- - izborni kieskeurig - izbirljiv, probirljiv kiespijn - zubobolja ik heb kiespijn - boli me zub kiesrecht - pravo glasa kiestoon - engl.: dialling tone kietelen - golicati ik kan niet tegen kietelen - ja sam golicljiv kieuw - krga (vis) kievit - vivak kiezel - ljunak kiezen - izabrati odabrati birati het kiezen - biranje (zn) iemands zijde kiezen - pristati uz kiezer - bira, izbornik kijf - buiten kijf - neosporno kijken - gledati, pogledati; videti het kijken - gledanje (zn) kijk eens! - gle! om een hoekje kijken - zaviriti kijker - dvogled, durbin

kijven - svadjati se, psovati se kik - hij gaf geen kik - nije ni zinuo kikken - pisnuti, zinuti kikker, kikvors - aba kil - hladan, neugodan, nezagrejan kilo - kilo pond - pola kila kilogram - kilogram kilometer - kilometar kilometerteller - brojilo kilometara kilowatt - kilovat kim - horizont kin - brada kind - [kinderen] - dete onecht kind - vanbrano dete kinder- - deji kinderachtig - detinjast kinderbijslag - deji dodatak kinderjaren - detinjstvo kinderkamer - deja soba kinderlijk - detinjski kinderstoel - deja stolica kindertuin - deje igralite, deji vrti

kinderwagen - deja kolica kinds - detinjast kindsbeen - van kindsbeen af - od malih nogu, od malena kinine - kinin kinkhoest - veliki kaalj, pertusis (med) kiosk - kiosk kip - kokoka pile (gebraden) kippe- - pilei kippenhok - kokoarnik, kokoinjac kippesoep - pilea supa kippevel - ??? ik krijg er kippevel van - koa mi se jei, prolaze me trnci kist - sanduk, koveg kistje - sandue, sandui kitsch - ki klaar - gotov, spreman (gereed) bistar, vedar, svetao (helder) jasan (duidelijk) klaarblijkelijk - oigledan, oevidan, oit klaarkomen - zavriti, svriti klaarmaken - pripremiti, spremiti klaarspelen -

het klaarspelen - upaliti klacht - alba; reklamacija; tuba smetnja, bol (med) klachtenboek - knjiga za albe klad - mrlja (vlek) nacrt, koncept (eerste ontwerp) kladden - mrljati, mazati klagen - tuiti se, aliti se, kukati klam - vlaan, oznojen klamp - spona klandizie - muterije klank - zvuk, glas (gram) klankluidend ??? - zvuan klant - muterija klap - udarac amar (oorvijg) prasak, tresak (knal) een klap geven - oamariti; udariti klappen - pljeskati (in de handen) puknuti, prsnuti (band) klappertanden - cvokotati zubima klaproos - bulka, turinak klapstoel - stolica na rasklapanje

klarinet - klarinet klas, klasse [mn. klassen] - razred (school, trein) stale (stand) klasa (beide bet.) uionica (-lokaal) klassenstrijd - klasna borba klassiek - klasian klateren - uboriti, odjekivati, tutnjati klauteren - penjati se, uspeti se, popeti se klauw - kanda, apa klaver - detelina (gewas) tref, mak (kaarten, kaartspel) kleden - odevati, obui zich kleden - oblaiti kledij - nonja kleding - odea, odelo kleed - odelo (kledingstuk) ilim, tepih, sag (vloer-) stolnjak (tafel-) kleedhokje - kabina, kupaa kabina kleedje - prostira; sag kleedkamer - svlaionica, garderoba kleerborstel - etka za odelo

kleerhanger - iviluk kleerkast - orman za odeu kleermaker - kroja klei - glina, ilovaa klein - [kleiner, het kleinst] - mali, malen, sitan malo (bw) nizak (van gestalte) tamelijk klein - omalen; omanji kleinbeeldcamera - kamera za uski film, mikrofilmska kamera kleinburgerlijk - malogradjanski kleindochter - unuka kleingeestig - uskogrudan, zatucan kleiner - manji kleingeld - sitan novac, sitnina kleinhandel - trgovina na malo, maloprodaja kleinhandelaar - sitniar kleinigheid - sitnica, malenkost kleinkind - [kleinkinderen] - unuk kleinood - ukras, nakit kleinzerig - osetljiv na bol kleinzielig - zatucan kleinzoon - unuk klem - tipaljka (knijper)

zamka, klopka (val) energija, naglaavanje (nadruk) klemmen - stisnuti, stiskati klemtoon - naglasak klep - ventil (techn); zaklopac suncobran, zaslon (v. pet) zalistak (hart-) (med) kleren - odela, odea (mn) klerenhanger - zie kleerhanger klerk - pisar kletsen - brbljati, petljati, naklapati, mleti; priati kletskous - brbljivac, brbljivica kletsnat - skroz mokar, pokisao kletspraat - brbljanje, blebetanje kletteren - zveketati, zveati (metaal) pljutati (regen) kleur - boja, kolor rode kleur - rumenilo kleuren - bojiti, obojiti, bojadisati, farbati, ofarbati kleurecht - postojane boje kleurenblind - slep za boje kleurenfilm - film u boji kleurig - arolik, aren

kleurloos - bezbojan kleuter - malian (dreumes) kleuterschool - deji vrti, deje zabavite, zabavite kleven - lepiti se kleverig - lepljiv kliek - klika kliekje - ostaci (od jela) klier - lezda klieven - rezati, sei, cepati klikken - odati, potkazati klimaat - klima, podneblje klimmen (op) - popeti se (na), penjati se (na), uspeti se (na) (ik klim) penjanje klimmen op (in) - penjati se na klimmen over - prei preko, prelaziti preko klimop - brljan klimplant - povijua, puzavica klingelen - zveati kliniek - klinika klink - zapira klinken - zvuati, zvoniti, zveati nazdraviti (glazen) pribiti, prikovati, zakivati (met klinknagels)

klinker - samoglasnik (gram) cigla, opeka (steen) klip - stena, greben klok - sat, asovnik (uurwerk) zvono (luidklok) klok- - satni klokje - zvonce klokluider, klokkeluider - zvonar klomp - klompa, drvena cipela (schoeisel) gruda (goud) klont - grudva klonter - gruda (???) klontje - kocka, grudvica kloof - klanac, provalija klooster - manastir, samostan kloosterbroeder - fratar kloppen - kucati, pokucati, kucnuti, lupati (op deur) kucanje ; udaranje (slaan) potapati (op schouder) tapati in de handen klappen - tapati rukama (pljeskati???) op de schouder kloppen - potapati po ramenu

tui (room) slagati se, biti taan (rekening) klos - cev, kalem, vreteno kloven - cepati klucht - lakrdija, aljiva igra kluif - kost za glodanje kluis - elija, sobica sigurnosna kutija (in bank) kluit - grudva, grumen (aarde) kluiven - glodati, oglodati kluizenaar - pustinjak, osamljenik klutsen - tui (jaje) kluwen - klupko knaagdier - glodar knaap - momak knagen - glodati knakken - lomiti, lomiti se, saviti, saviti se knal - prasak, tresak, pucanj knalpot - priguiva, izduvni priguiva (techn) knallen - praskati, pucati knap - inteligentan zgodan, lep (uiterlijk) knappen - puknuti, pucati

knarsen - kripati (met de tanden) knarsetanden - krgutati zubima knecht - sluga, pomonik knechten - podjarmiti, podjarmljivati kneden - gnjeiti knellen - stisnuti, tiskati, stegnuti, pritisnuti, gnjeiti; titati uljiti (schoenen) knetteren - praskati, pucketati kneuzen - zgnjeiti, gnjeiti knevel - brk, brkovi knie - koleno knielen - kleknuti, pokleknuti, kleati knieschijf - aica u kolenu, patela knijpen - tipati, utinuti knikken - klimati glavom knikker - kliker knip - zamka, klopka (val) zasun, zapor (deur-) ; spona ??? knipmes - preklopni no, zaklopni no, fedremez, perorez knipogen - namignuti, zamuriti knippen - rezati (met schaar) siati, oiati, potiati (kapper) (haar)

probuiti (kaartjes) zijn haar laten knippen - oiati se, iati se knipperen - treptati (met de ogen) knipperlicht - migavac, migavac (aut) knobbel - kvrga, guka knoeien - prtljati, eprtljati, nadrljati piskarati, krabati (slecht schrijven) knoeierij - mrdanje knoest - kvrga, vor knoflook - beli luk knol - repa kljuse (paard) knoop - dugme (jas) vor, mana (touw(ue, konopac) knooppunt - vorite knoopsgat - rupica za dugme knop - pupoljak (bloem) kvaka (deur) drukknop - dugme (techn) glavica (v. speld) jabuka (v. stok, degen) knopen - vezati vor knoppen zetten - pupiti

knorren - groktati (beest) gundjati (mens) knorrig - gundjalo knots - tojaga knuppel - tojaga, bat klip pendrek (v. politie) knuts - tojaga knutselen - praviti razne predmete (kao diletant u slobdno vreme) koddig - smean, aljiv koe - krava koe-, koeien- - kravlji koek - kola, pogaa koekepan - tiganj koekje - keks koekoek - kukavica (ptica???) koel - sve, hladan koelbloedig - hladnokrvan koelen - rashladiti koelkast - friider koelte - hlad, hladovina koen - smeo, smion, odvaan koepel - kupola

koerier - kurir koers - kurs, teaj (wissel-) pravac, smer (richting) koesteren - grejati gajiti (gevoelens) krijgen koesteren - posumnjati koets - koija koetsier - koija koffer - kofer, koveg prostor za prtljag, "mitgepek", prtljanik, gepek (aut) koffergrammofoon - prenosiv gramfon kofferruimte - prtljanik, gepek (aut) koffie - kafa koffie met melk - bela kafa zwarte koffie - crna kafa, turska kafa koffiekannetje - dezva (Turks) koffiemolen - mlin za kafu koffiemaaltijd - uina koffiepot - lonac za kafu, ibrik kogel - tane, zrno (mil) kugla (bol) kogellager - kuglini leaj kok - kuvar

koken - kuvati, skuvati (spijzen bereiden); svariti; variti kipeti, vreti, kljuati kokend - vreo kokkin - kuvarica kokosnoot - kokosov orah kolen - ugalj kolen- - ugljeni (bn) kolenboer - rudar u rudniku uglja kolenmijn - rudnik uglja kolk - vrtlog, vir kolom - stubac (in krant, in boek etc.) kolonel - pukovnik koloniaal - kolonijalni kolonie - kolonija kolossaal - veliki, divovski, orijaki, kolosalan (gigantisch) kom - zdela, zdelica, posuda, posudica bebouwde kom - naseljeno mesto komedie - komedija komeet - kometa komen - doi, dolaziti er aan toe komen - dospeti op tijd komen - dospeti, prispeti iets komen halen - doi po

iemand komen halen - doi po koga hoe komt dat? - kako to? kom nou! - nije mogue! (ongelovig) hoe komt het dat ... - kako to da ... hoe kom je erbij dat ...? - odakle ti pada na pamet da ...? er goed (slecht) afkomen - dobro (loe) proi (prolaziti) het komt mij niet goed uit - ne odgovara mi tot zichzelf komen - snai se, snalaziti se kom! - hajde! komaan! - hajde! toevallig komen - naii aan komen vliegen - naleteti (na) langs komen - navratiti, navraati komfoor - reo komiek - komiar komisch - komian, aljiv komkommer - krastavac komma - zapeta, zarez kommer - tuga, briga, nevolja, tegoba kommetje - posudica, lonic kompas - kompas, busola komplot - komplot (engl. plot, intrigue (intriga, spletka, zaplet)) kompres - oblog

komst - dolazak op komst zijn - spremati se ik sta op het punt m te - spremam se da konijn - kuni koning - kralj koningin - kraljica koninklijk - kraljevski koninkrijk - kraljevina konkelen - spletkariti kooi - kavez leaj, postelja (schip) kookboek - kuvar (knjiga) kookpunt - vrelite, kljualite kool - kupus, zelje (groente) ugalj (brandstof) koolmees - velika senica ??? koolraap - keleraba koolstof - ugljenik (scheikunde) koolzuur - ugljena kiselina koop - kupovina te koop - na prodaju koopman - trgovac koopvaardij - pomorska trgovina

koopwaar - roba koor - hor, pevaki hor koor- - zborni koord - ue, konopac koorddanser - plesa na konopcu koorts - groznica, vruica koortsachtig - grozniav koorzang - horsko pevanje kop - glava (hoofd) oljica (drink-) over de kop slaan - prevrnuti se, prevrtati se kopen - kupiti, kupovati kupovanje izvaditi, vaditi (toegangs-, treinkaartje) koper - kupac bakar koperen - bakreni (bn) kopergravure - bakrorez kopie - kopija, prepis kopieren - kopirati (copieren) kopij - rukopisi kopje - olja, oljica koplamp - reflektor, prednji far

koppel - remen (riem) par (paar) koppelen - spojiti, spajati, prikaiti koppeling - spoj kuplung, kvailo (aut) spojnica (spoorw.) koppig - tvrdoglav koraal - horski (muz) koral, perla, zrnce (stof) koralen - koralan (bn) kordaat - smeo, odluan koren - ito, penica koren- - itni korenbloem - razliak korenschoof - snop korenveld - itno polje korf - koara, batara korfbal - koarka korporaal - kaplar korrel - zrno korrelig - zrnast korreltje - zrnce korset - steznik

korst - kora krasta (wond) korstje - korica kort - [korter, het ?] - kratak (bn) [krai, najkrai] kratko (bw) tot voor kort - donedavno kort geleden - nedavno kort daarop - ubrzo zatim tamelijk kort - krai van korte duur - kratkotrajan te kort doen - krnjiti te kort komen - pomanjkati te kort schieten - nedostajati in het kort - ukratko kortademig - kratkog daha, sipljiv korter - krai korter worden - kratiti, skraivati kortgeleden - nedavno korting - popust kortknippen - podrezati kortom - ukratko, jednom reju kortsluiting - kratki spoj, kurlus (el) kortstondig - trenutan, prolazan, kratkotrajan

kortwieken - podrezati kortzichtig - kratkovidan kost - hrana de kost geven - hraniti kost en inwoning - stan i hrana, stan sa hranom ten koste van - na utrb kostbaar - dragocen, skupocen kastbaarheden - dragocenosti kostelijk - divan, krasan, izvrstan kosteloos - besplatan, badava kosten - kotati, stajati trokovi, izdaci (zn) hoeveel kost het? - koliko kota?, poto je? het koste wat het wil (kost) - po svaku cenu koster - crkvenjak kostganger - osoba na stan i hranu kostgeld - hranarina kosthuis - pansion kostprijs - cena kotanja kostschool - odgajalite kostschooljongen - pitomac kostuum - odelo, kostim kostwinner - hranilac porodice

kostwinning - zarada, zvanje kotelet - kotlet (cotelet) kou - zima, hladnoa, studen koud - hladan het is koud - zima je, hladno je het koud hebben - zepsti koud zijn - zebsti ik heb het koud - hladno mi je, zima mi je koud worden - mrznuti koud maken - rashladiti koudbloedig - hladnokrvan koude - hladan hladnoa kous - arapa kouvatten - prehladiti se, nazebsti ik vat kou - nazebem kouwelijk - zimogroljiv kozijn - prozorski okvir kraag - kragna, okovratnik kraai - vrana kraaien - kukurikati (haan(petao)) kraakbeen - hrskavica kraal - djindjuva, biser od stakla

kraam - ator, daara kraaminrichting - porodilite, akuerska bolnica kraamkliniek - akuerska bolnica kraamvrouw - porodilja kraan - pipa, slavina, esma (water- (waterkraan)) dizalica, kran (hijskraan) kraanvogel - dral krab - morski rak krabbelen - eati, eprkati krabati (slecht schrijven) krabben - grebati, ogrebati, eati, oeati, grepsti, ogrepsti kracht - snaga, jakost, sila, krepkost van kracht worden - stupiti na snagu met volle kracht - punom parom krachtdadig - snaan, delotvoran, energian krachteloos - nemoc'an, bez snage, mlitav krachtens - po, prema, snagom krachtig - snaan, jak, krepak; silan krakeling - perec kraken - kripati krckati (noten) kram - spona, pritegaa, kopa kramp - gr

krampachtig - grevit kranig - sposoban, izvrstan krankzinnig - lud, umobolan krankzinnige - ludak krankzinnigengesticht - ludnica krans - venac krant - novine krante- - novinski kranteartikel - novinski lanak kranteknipsel - iseak iz novina krantekop - ??? (de krantekop) krantenbezorger - raznosa (novina) krantenjongen - raznosa (novina) krantenverkoper - prodavac novina krap - tesan oskudan kras - ogrebotina (zn) snaan (sterk) (bn) strog, otar (streng) preteran (overdreven) krassen - grepsti, strugati graknuti (raaf) krater - krater

krediet - kredit, veresija, zajam kreeft - jastog, morski rak kreet - krik, poklik krekel - cvrak kreng - mrcina, strvina (lett en fig) krenken - vredjati, uvrediti krenten - suvo grodje Kreta - Krit kreukelen - zguvati, izguvati kreunen - stenjati, jecati kreupel - hrom, epav, osakaen kreupel gaan - hramati kreupel lopen - epati mank gaan - epati kreupelhout - bunje kribbe - jaslice kriebelen - svrbeti, golicati krabati (schrijven) krijgen - [kreeg, kregen, gekregen] - dobiti, primiti roditi (een kind) dobivati, primati radjati (een kind) terati (knoppen, bladeren) ???

overhand krijgen - uzimati maha zin krijgen in - osladiti se; prohteti se zin hebben in - prohteti se krijgs- - ratni krijgsgevangene - ratni zarobljenik krijgsgevangenschap - (ratno) zarobljenitvo krijgshaftig - ratoboran, borben krijgsman - ratnik krijgsraad - ratni sud krijsen - vritati, vriskati krijt - kreda krijtje - kreda krik - dizalica krimpen - skupiti se, skupljati se, stisnuti se (was) kring - krug kringloop - opticaj krioelen - vrveti kristal - kristal kritiek - kritika (zn) ocena (beoordeling) kritian, kritiki (bn) kritisch - kritian, kritiki Kroaat - Hrvat

Kroatie - Hrvatska in Kroatie - u Hrvatskoj Kroatisch - hrvatski in het Kroatisch - na hrvatskom Kroatische - Hrvatica kroeg - krma, mehana kroes - aa, vr, lonac kroeshaar - kudrava kosa krokodil - krokodil krokus - afran (bot.) krom - kriv, iskrivljen, savijen, zavinut kromme lijn - krivulja krombuigen - poviti krombuiging - povijanje krommen - saviti, savijati kromming - zavoj, okuka kronen - krunisati kroniek - hronika, letopis kroning - krunisanje kronkelen - vijugati, vijugati se, krivudati (weg) previjati se, gmizati (dier) kreveljiti se zich krom lachen - kreveljiti se od smeha

kronkelend - vijugav kronkeling - vijuga kroon - kruna (v. vorst) svenjak (licht-) kroonprins - kraljevi, naslednik prestola kroonprinses - princeza kroost - deca, potomstvo kroot - cvekla krop - glava, glavica (sla) voljka (vogel-) kropsla - salata (glaviasta) krot - kuerina, umez kruid - biljka (plant) mirodjija, zain (specerij) geneeskrachtige kruiden - lekovito bilje kruiden - zainiti kruidenier - trgovac meovitom robom kruidenierswaren - meovita roba kruidenierswinkel - prodavnica sa meovitom robom, prodavnica ivotnih namirnica kruidnagel - karanfili kruien - voziti (kolicama) kruier - nosa kruik - vr

termofor (warme) kruimel - mrva kruimeltje - mrvica kruimelen - mrviti, drobiti, zdrobiti kruin - kronja (boom), vrh, teme kruipen - puzati, gmizati kruipen in - zavui, zavlaiti (hoek, gat) kruis - krst Rode Kruis - Crveni Krst een kruis slaan - prekrstiti se een kruisje maken - prekrstiti se kruisbeeld - raspee kruisbes - ogrozd (engl. gooseberry) (???) kruisen - kriati (ukrtati???) (ras) presei (v. wegen) krstariti (v. schip) kruiser - krstarica krsta kruisigen - razapeti na krst, razapinjati kruising - ukrtanje, ukrtavanje (v. soorten) meana rasa (gekruist ras) kruispunt - raskre, raskrsnica kruistocht - krstaki rat

kruisvaarder - krsta kruisverhoor - unakrsno presluavanje kruiswoordraadsel - ukrtenica, ukrtene rei kruit - praak, prah, barut kruiwagen - runa kolica na jedan toak kruk - kvaka, ruka (deur-); ruica taka (v. invalide) klupica, stoliica bez naslona (stoel) krukas - radilica krul - uvojak, kovrda (in haar) strugotina (hout) krullen - kovrati kubiek - kubni kubus - kub (engl. cube (the cube of 4 - 4 na kub)) kuchen - kaljucati kudde - stado, krdo, opor kuif - uperak, pramen kuiken - [kuikens] - pile [pilii, pilad] kuil - jama; rov, rupa kuip - kabao, kaca, kada kuipen - spletkariti kuiperij - smutnja kuis - edan, nevin

kuisheid - ednost, nevinost kuit - list (v. been) (anat) ikra, riblja jaja (v. vis) kunde - znanje kundig - struan, sposoban kunnen - moi umeti (bij machte zijn) znati (vaardig zijn in) kunt u schaken? - znate li igrati ah ik kan het niet laten om te (drinken) - ne mogu a da ne (pijem) ik kan het niet laten om ... - ne mogu odoleti da ... hij (zij, het) kan - moe kunnende lezen en schrijven (geen analfabeet) - pismen zich kunnen redden - snai se, snalaziti se kunst - umetnost kunst- - vetaki, umetniki kunstenaar - umetnik kunstenares - umetnica kunstenmaker - ongler, akrobata kunstgebit - vetaka vilica kunstgeschiedenis - istorija umetnosti kunstig - domiljato (izradjen) kunstmatig - vetaki

kunstmest - vetako djubrivo kunstschilder - (akademski) slikar kunststof - plastina masa kunstwerk - umetniko delo kunstzijde - vetaka svila kunstzinnig - umetniki kurk - ep, zapua (stop) pluta (materie) kurketrekker - vadiep, otpuiva kus - [kussen] - poljubac kusje - pusica ??? kussen - jastuk (zn) ljubiti, poljubiti kussensloop - navlaka kust - obala kust- - primorski kustbewoner - primorac kuststreek - primorje kustvaarder - obalni brod kuur - hir, obest (gril) leenje (voor zieken) kwaad - zlo, nevolja (zn) lo, rdjav, zao (bn)

ljut (boos) kwaad zijn op - ljutiti se na kwaad maken - ozlediti kwaadaardig - zloban, opak, pakostan, zloudan kwaadaardigheid - zloba kwaadspreken - ogovarati, klevetati kwaadspreken - ogovarati, klevetati kwaadwillig - zlonameran kwaal - (hronina) bolest kwadraat - kvadrat kwintet - kvintet kwajongen - mangup, fakin, mulac kwaken - kreketati kwaker - kveker (rel) kwakzalver - nadrilekar kwal - meduza, morski klobuk kwalijk nemen - zameriti; zamerati neemt u me niet kwalijk - izvinite, oprostite kwaliteit - kvalitet kwark - kiselo mleko kwart - etvrt, etvrtina, frtalj kwart voor drie - etvrt do tri kwart over drie - tri i etvrt

kwartaal - tromeseje, kvartal kwartel - prepelica kwartet - kvartet kwartier - etvrt, etvrt sata stan (mil) ??? kwartje - etvrt guldena, 25 centi kwarts - kvarc kwartslamp - kvarc-lampa kwast - kist, kiica, etka (verf-) vor (in hout) kita, resa (versiering) vrui sok od limuna (drank) kweekschool - uiteljska kola kweken - gajiti, gojiti kweker - odgajiva kwekerij - rasadnik kwelen - uboriti, urlikati kwellen - muiti, izmuiti, izmrcvariti kwelling - muka kwestie - pitanje kwetsbaar - ranjiv kwetsen - povrediti, ozlediti (lett en fig) kwetsing - povreda, ozleda

kwetteren - cvrkutati kwiek - ustar kwijlen - sliniti kwijnen - venuti, slabiti, opadati kwijt - ik ben het kwijt - izgubio sam kwijtraken - izgubiti reiti se (zijn bevrijden van) kwijtschelden - oprostiti, opratati otpustiti, otputati kwijtschelding - otpust kwik - iva (engl. mercury) kwinkslag - ala, dosetka kwintet - kvintet kwispelstaarten - mahati repom kwistig - rasipan, dareljiv kwitantie - priznanica

-L-

la - ladica, fijoka laadvermogen - nosivost laag - [lager, the ?] - sloj (zn) nizak (bn) [nii, najnii)

podao, opak (fig) laaghartig - nizak, podao laagspanning - niski napon laagte - nizina laagvlakte - nizozemlje laakbaar - za osudu laan - drvored, aleja, etalite laars - izma rijlaars - jahaka izma laat - [later, het laatst (laatste)] kasan, pozan, dockan (bn) kasno (bw) neka (aansporing) het is al laat - vreme je odmaklo laat hem maar nemen - neka uzme hoe laat is het? - koliko je sati? hoe laat? - u koliko je sati? (om) hoe laat? - u koliko sati? te laat komen (voor) - zakasniti (na) wat later - uskoro laatst, laatste - poslednji, zadnji ten laatste - naposletku, najzad op zijn laatst - najkasnije, najdalje (bw)

in de laatste tijd - u poslednje vreme de laatste adem uitblazen - ispustiti duu labiel - nepostojan, labilan laboratorium - laboratorija labyrint - labirint lach - smeh lachen (om) - smejati se (ik lach) dat is om je dood te lachen! - to je za krepati! in lachen uitbarsten - prasnuti u smeh, udariti u smeh omvallen van het lachen - valjati se od smeha lachwekkend - smean ladder - merdevine, lestve lade - ladica, fijoka laden - tovariti, natovariti, nakrcati nabiti, puniti, napuniti (geweer) nabiti, nabijati (el) nabijanje lading - tovar naboj (el) laf - kukaviki lafaard - kukavica (ovek???) lafhartig - kukaviki, bojaljiv lafheid - kukaviluk

lager - nii, donji (bn) nie (bw) leaj, leite (techn) lagere school - osnovna kola Lagerhuis - donji dom lak - lak (verf) vosak (zegel-) ik heb er lak aan! - ba me briga!, ne marim za to lak- - lakiran (gelakt) lakei - lakej laken - ponjava, arav (bedde-) (zn) sukno (stof) koriti lakken - lakirati, premazati lakom laks - nemaran, ravnoduan lam - [lammeren] - jagnje (zn) [jagnjad] paralizovan, oduzet (bn) lamp - lampa, svetiljka far, svetlo (aut) lampekap - kapa za lampu lampion - lampion lamsvlees - jagnjetina lanceren - lansirati (rui)

lancering - lansiranje (rui) land - zemlja polje (akker) suvo (vasteland) het land hebben aan - mrzeti land- - poljski landarbeider - zemljoradnik landbouw - poljoprivreda, ratarstvo landbouw- - poljoprivredni landbouwer - poljoprivrednik, ratar landbouwkunde - agronomija landbouwkundig - poljoprivredni; ratarski landbouwkundige - agronom landeigenaar - zemljoposednik landelijk - seoski (plattelands) landen - pristati spustiti se, sleteti (vliegtuig ook:) landengte - zemljouz, prevlaka landerijen - imanja, zemljini posedi landgenoot - zemljak landgenoote - zemljakinja landgoed - dobro, imanje, zemljite, posed landhuis - vila

landing - pristajanje sputanje, sletanje, ateriranje, prizemljenje (vliegtuig ook:) landkaart - mapa, geografska karta (map) landloper - skitnica, probisvet, lutaliica landmeter - geometar lands- - zemaljski landschap - pejza, predeo landstreek - pokrajina, predeo landverhuizer - iseljenik landverrader - izdajica domovine landweg - seoski put, poljski put lang - [langer, het langst] - dug, dugaak (bn) visok (van gestalte) dugo (bw) lange tijd - dugo al lang - odavno, ve davno hoe lang? - koliko? maanden lang - mesecima jaren lang - godinama lang geleden - davni op de lange baan schuiven - odugovlaiti, otegnuti, otezati langdradig - razvuen, opiran langdurig - dugotrajan

langer - dui due (bw) vii (van gestalte) hoe langer hoe slechter - sve gore hoe langer hoe beter - sve bolje langs - uz, uza, du, uzdu, kraj langs de weg - pored puta langslaper - spavljivko, pospanko langwerpig - duguljast langzaam - spor, polagan, lagan (bn) polako, polagano, lagano (bw) langzamerhand - postepeno, malo pomalo lans - koplje lantaarn - svetiljka (straat) zaklantaarn - depna svetiljka lap - krpa, dronjak lapje - komad mesa (vlees) lappen - zakrpiti larie - glupost, besmislica larve - larva lassen - variti, zavarivati (techn) lasser - varioc last - teret, breme, optereenje (vracht); tovar

nalog (bevel) gnjavaa (vervelend iets) potekoa, neprilika (moeilijkheid) ik heb last van - smeta mi, boli me laster - kleveta, klevetanje, ogovaranje lasteren - klevetati, ogovarati lasterlijk - klevetniki lastgever - vlastodavac, naredbodavac lastig - teak, muan (moeilijk) dosadan, neugodan, nezgodan (vervelend) nemiran, nestaan (kinderen) lastig vallen - gnjaviti, sekirati, navaliti lastpost - gnjavator lat - letva laten - pustiti, putati (laten gaan, toelaten) ostaviti, ostavljati (achterlaten) okaniti se (niet doen) een pak laten maken - napraviti odelo in de steek laten - ostaviti na cedilu dati (na pranje, peglanje, hemijsko ienje, popravak i sl.) laten wassen - dati na pranje laten weten - poruiti (poslati poruku) laten komen - naruiti, naruivati, poruiti po

laten roepen - poruiti po laten gaan - pustiti, putati, otpustiti, otputati voor laten gaan - pustiti napred, putati napred laten varen - manuti se, odustati od laten stomen - dati na hemijsko ienje laten staan - ostaviti, pustiti (snoor) laten repareren - dati na popravak laten zien - pokazati, pokazivati laten maken - dati uiniti laten schieten - popustiti, poputati de vrije loop laten - dati oduka ik heb er geen zin in - ne da mi se met rust laten - pustiti na miru laat staan (om niet te spreken van) - kamoli, pogotovo (ne) van zich laten horen - javiti se, javljati se putanje later - kasnije, docnije, naknadno (bw) posle (hierna) kasniji, docniji, naknadni (bn) Latijns - latinski Latijns schrift - latinica laude - ??? cum laude - s odlikom

laurier - lovor lauw - mlak lauwerkrans - lovorov venac laven - osveiti, okrepiti laveren - lavirati lawaai - galama, buka lawaai maken - galamiti lawine - lavina, usov laxeermiddel - sredstvo (lek) za ienje lectuur - lektira stuk lectuur - tivo ledematen - udovi leder - koa ledig - prazan ledigen - prazniti, isprazniti lediging - pranjenje ledikant - krevet, postelja leed - alost, tuga, bol leedvermaak - zluradost leedwezen - alost, aljenje leeftijd - starost, (ivotna) dob, (ivotn) doba, godine op leeftijd - u godinama een man op leeftijd - ovek u godinama

leeftijdgenoot - vrnjak leeg - prazan upalj, prazan (fig) leeg maken, leegmaken - prazniti, isprazniti leegdrinken - popiti, ispiti leegte - praznina leek - laik leem - glina, ilovaa leemte - praznina, nedostatak, propust, proputanje leer - nauka, uenje (wetenschap) koa (leder) van leer - konat, koni (sin.: leren) in de leer zijn - biti u nauku, u egrtima leerboek - udbenik leergierig - eljan uenja leerjongen - egrt leerling - uenik, djak leerlinge - uenica leerlooierij - tavionica (???) leerplicht - kolska dunost leerstelling - dogma, naelo leertijd - sta leerzaam - pouan

leesbaar - itljiv leesbibliotheek - biblioteka za posudjivanje knjiga leesboek - itanka leesstof - tivo leest - (postolarski) kalup leeszaal - itaonica leeuw - lav leeuwerik - eva leeuwin - lavica legalisatie - legalizacija, overa legaliseren - legalizovati, overiti, overavati, potvrditi, potvrdjivati legende - legenda leger - vojska, armija Leger des Heils - Vojska Spasa legering - legura (mengsel); smesa legerplaats - tabor legerstede - leaj, odar leggen - staviti, metnuti, stavljati, metati polagati, poloiti (kabels, fundament, etc.) ; udariti (grondslag) nositi (v. kip) (eieren) vezati (knoop) polaganje

de nadruk leggen op - istaknuti, naglasiti, podcrtati, podcrtavati legioen - legija legitimatie - legitimacija legitimatiebewijs - lina krata, legitimacija, iskaznica (persoonsbewijs) lei - tablica (???) leiden - voditi, provoditi, provesti (sin.: voeren) rukovoditi, rukovati (besturen); ravnati ??? (bestieren) leiden tot - dovesti do leiden (voeren) door - provesti kroz leider - vodja, rukovodilac leiding - rukovodstvo, vodjstvo (het leiden); rukovanje vod (buis, water, el) leidraad - uvod (u neku nauku), poetnica lek - pukotina, rupa lek zijn - proputati, curiti lekken - proputati, curiti lekker - ukusan, sladak (smakelijk) prijatan, ugodan (aangenaam) ik voel me niet lekker - zlo mi je, ne oseam se dobro lekkerbek - gurman, sladokusac lekkernij - poslastica lelie - ljiljan, krin lelietje van dalen - djurdjica, djurdjevak

lelijk - ruan, grdan een lelijk figuur slaan - osramotiti se een lelijke streek uithalen - spetljati ??? Lelijk Eendje - Spaek lemen - zemljan (bn) lende - [lenden, lendenen] - krsta, slabina lenen (aan en van) - pozajmiti, pozajmljivati, uzajmiti, posuditi, posudjivati zich lenen - nuditi lengte - duina in de lengte - uzdu, uzduno (bw) lenig - savitljiv, elastian, gibak lenigen - ublaiti lening - zajam lens - soivo, lea lente - prolee lepel - kaika lepeltje - kaiica leraar - profesor, nastavnik lerares - profesorka, nastavnica leren - uiti, nauiti koni, konat (van leer) (bn) het leren - uenje leren kenen - upoznati sa

lering - pouka les - lekcija, sat pouka les geven - pouavati lessen - gasiti, ugasiti, utaiti (dorst) lessenaar - pult, stalak za itanje Letland - Letonija letsel - ozleda, povreda, teta letten op - paziti, paziti na letter - slovo lettergreep - slog letterkunde - literatura letterkundig - literarni letterkundig genootschap - matica (genootschap=udruenje) letterkundige - knjievnik letterlijk - doslovan, bukvalan (bn) leugen - [leugens] - la dat zijn enkel leugens - to su same lai leugenaar - laljivac, laov leugenachtig - laan leuk - zgodan (aardig) smean (grappig) leukoplast - leukoplast

leunen - osloniti se, nasloniti se, nagnuti se; prisloniti naar buiten leunen - nagnuti se van leunen op - nasloniti se na, naslanjati se na leuning - ograda, naslon (trap-, brug-) naslon (rug-, arm-) leunstoel - naslonja, stolica sa naslonom leus, leuze - lozinka, parola leven - ivot (zn) galama (lawaai) iveti (lang) leve! - iveo!, iveli! het leven schenken aan - roditi ivljenje levend - iv weer levend worden - oiveti levenden lijve - osobno levendig - ivahan, ustar, iv levendigheid - ivahnost levenloos - beivotan levens- - ivotni levensbehoeften - ivotne potrebe levensbeschrijving - ivotopis levensduur - ivotni vek, trajanje ivota

levensgevaar - opasno po ivot, opasnost po ivot, smrtna opasnost levensgroot - u prirodnoj veliini levenslang - doivotan levensloop - ivotni tok, ivot levenslustig - vedar, ivahan, poletan levensmiddelen - ivotne namirnice levensonderhoud - uzdravanje ??? levensstandaard - ivotni standard levensverzekering - osiguranje ivota levenswijze - nain ivota, ivljenje lever - jetra, digerica leverancier - dobavlja, snabdeva, nabavlja, liferant, isporuilac leveren - isporuiti, isporuivati, liferovati, snabdeti, snabdevati (comm) nabaviti, nabavljati, dobaviti pruati, pruiti, dati (bewijs) levering - isporuka, dostava, nabavka, snabdevanje leveringsvoorwaarden - uslovi za nabavku levertijd - rok dostave, rok isporuke levertraan - riblje ulje leverworst - jetrenjaa lezen - itati lezer - italac lezing - (javno) predavanje

een lezing houden - predavati liberaal - liberal (zn) liberalan (bn) liberalisme - liberalizam Libie - Libija lichaam - telo lichaams- - telesni lichaamsbouw - sastav tela, gradja tela lichaamsdeel - deo tela, ud lichaamsoefening - telesna veba lichamelijk - fiziki, telesan lichamelijke opvoeding - fiskultura (sin.: gymnastiek licht - [lichter, het ?] - svetlo, svetlost (zn); videlo svetiljka svetlo (aut) groot licht - duga (velika) svetla (aut) svetao (helder) (bn) lagan, lak (niet zwaar) lagan, lak (niet ernstig) zabavan (muziek) aan het licht komen - izai na videlo lichtblauw - svetloplav lichtbundel - pramen

lichtdruk - svetlotisak lichten - dignuti, dii, izvui, izvlaiti (optillen) (anker (sidro, kotva)) svetleti (schijnen) prazniti, isprazniti (brievenbus) sevati (bliksem) lichter - laki (minder zwaar) svetliji (helderder) lichtgelovig - lakoveran lichtgeraakt - uvredljiv lichtheid - lakoa lichting - pranjenje (post) regrutovanje (mil) lichtkroon - svenjak lichtreclame - svetlosna reklama lichtstraal - svetlosni zrak lichtvaardig - nepromiljen, lakouman lichtzinning - lakouman, neozbiljan lichtzinningheid - lakoumnost lid - [leden] - lan, pripadnik (v. vereniging) ud [ledematen] (lichaam) (anat) lanak (v. vinger) stav (v. wetsartikel) lid worden van - ulaniti se u

lid maken van - ulaniti u (vereniging) lidmaatschap - lanstvo lidmaatschapskaart - lanska karta, iskaznica lidwoord - lan lied - pesma liederlijk - odvratan, nemoralan, razuzdan nemaran, neuredan liederlijke kerel - propalica lief - mio, mili, mila, sladak, slatka, drag, ljubak liefdadig - dobrotvoran liefdadigheidsinstelling - dobrotvorno drutvo liefde - ljubav liefderijk - pun ljubavi liefds- - ljubavni liefelijk - draesan, umiljat liefhebben - ljubiti liefhebber - ljubitelj liefje - ljuba liefkozen - milovati, maziti, pomilovati liefkozing, liefkozingen - milovanje, maenje liefst - najradije (bw) najdrai, najmiliji (bn) (dierbaarst) liefste - draga, dragi

lieftallig - umiljat, ljubak liegen - lagati, slagati (ik lieg - laem) lier - lira (muz) vitao (techn) lies - slabina lieveling - draga, dragi (geliefde) dua, zlato ljubimac, ljubimica (gunsteling) lievelings- - omiljen liever - radije (bw) drai, miliji (bn) lift - lift liften - ii autostopom liggen - leati gaan liggen - lei, legnuti languit gaan liggen - izvrnuti se als het aan mij lag ... - da je do mene ... op sterven liggen - biti na samrti ligging - poloaj ligstoel - stolica za leanje, "ligetul" lijdelijk - pasivan lijden - patiti, trpeti; stradati pretrpeti (schipbreuk)

lijden (aan) - bolovati aan een ziekte lijden - bolovati od neke bolesti patnja, muka (zn) lijder - bolesnik, paenik lijdzaam - strpljiv, pokoran, pasivan lijf - telo lijfeigene - kmet lijfrente - dovotna renta lijfwacht - telesna straa lijk - le, mrtvac lijk- - pogrebni, posmrtni lijkbaar - odar lijken op - liiti na, biti slian, biti nalik na hij lijkt sprekend op zijn vader - on je isti otac lijkkoets - mrtvaka kola lijkrede - posmrtni govor, nadgrobni govor lijkschouwing - pregled mrtvaca, autopsija lijkverbranding - spaljivanje mrtvaca lijm - lepak lijmen - lepiti, zalepiti lijn - crta, linija, redak, potez ue, uzica, konopac (touw) obris (???)

in grote lijnen - u glavnim linijama lijnolie - laneno ulje lijnrecht - ravno lijst - spisak, popis, imenik okvir (schilderij) lijster - drozd (vogel) lijsterbes - oskorua (boom) (engl. mountain-ash berry) lijsterbesboom - oskorua (engl. mountain-ash berry) lijvig - ugojen, krupan likdoorn - ulj, kurje oko likeur - liker likken - lizati, oblizati limonade - limunada lindeboom - lipa liniaal - lenjir linker - levi linkerhand - leva ruka links - levo leviarski (pol) naar links - nalevo links georienteerd persoon - liviar (pol) linnen - lan, platno (soort weefsel) (zn) rublje (linnengoed)

lanen (van vlas) (bn) van linnen - platnen linnengoed - rublje, platnena roba linoleum - linoleum lint - traka, vrpca mana lintje - trakica lintworm - pantljiara, trakavica (engl. tape-worm) lip - usna de lippen rood maken - namazati usne lippenstift - karmin, ru liquidatie - likvidacija, obraun, ukidanje liquide - tean liquideren - likvidirati, obraunati, ukinuti lire - lira (geld) lispelen - amoriti list - lukavstvo listig - lukav, prepreden liter - litar literair - knjievni, literarni literatuur - literatura, knjievnost lithografie - kamenotisak Litouwen - Litvanija

litteken - oiljak, brazgotina liturgie - liturgija locomotief - lokomotiva lodderig - pospan, dremljiv loden - olovan (bn) van lood - olovan (bn) loeien - rikati, mukati hujati, besneti (wind) loens - razrok loep - lupa loer - op de loer liggen - vrebati, biti u zasedi loeren (op) - viriti, vrebati lof - pohvala cikorija (groente) loflied - slavospev, slavopojka lofrede - pohvalni govor lofwaardig - pohvalan log - nezgrapan, zdepast, glomazan logaritme - logaritam loge - loa loge, logee - gost logeerkamer - soba za goste, gostinska soba logement - svratite

logeren (bij) - biti u gostima (kod) te logeren uitnodigen - pozvati u goste bij iemand logeren - biti kod koga u gostima logies - stan, soba logisch - logian lok - uvojak, lokna (haar) lokaal - prostorija, lokal (zn) mesni, lokalni, ovdanji (bn) lokaas - mamac loket - alter, prozori lokken - mamiti, vabiti lol - veselje, zabava lolly - lizaljka lomp - [lomper, ?] dronjak (zn) nezgrapan, nespretan (bn) neotesan, grub, prost (v. gedrag) lomperd - prostak, neotesan ovek, nespretnjakovi lompheid - prostota Londen - London Londens - londonski long - plua, plue longontsteking - zapaljenje plua (med)

lont - fitilj loochenen - porei, poricati loochening - poricanje lood - olovo visak (schietlood) loodgieter - limar, vodoinstalater loodrecht - uspravan, vertikalan loods - luki pilot (peljar) (v. schip) upa, baraka (schuur) loodwit - olovno belilo loof - lie looien - taviti (leer) look - luk (???) loom - trom, umoran, mlitav, mlohav loon - plata, zarada loonarbeider - najamni radnik, najamnik loonbelasting - porez na platu loonsverhoging - poviica, povienje plate loop - tok (rivier en fig) cev, puana cev (gewwer) in de loop van - tokom, u toku loop heen! - bei! loopbaan - karijera

loopgraaf - rov loopjongen - potrko loopplank - brvno loot - izdanak, mladica lopen - hodati, peaiti raditi, funkcionisati (motor) tei (rivier) hodanje (zn) obii, obilaziti hard lopen - potrati drie uur lopen - tri sata hoda gearmd lopen - hodati pod rukom tegen het lijf lopen - naii zich het vuur uit de sloffen lopen - polomiti noge (idui) verkeerd lopen - zalutati lopend - tekui (jaar, rekening) peke, peice (te voet) loper - duguljast tepih, staza (tapijt) otpira (sleutel) lovac (schaakspel) lor - krpa, dronjak lorgnet - cvikeri los - odvezan, razreen, raskinut, nespojen, neprivren, slobodan,

pokretan, pomian, nepovezan redak (weefsel) klimav, labav (tand, plank) losbandig - raskalaan, razuzdan, rasputen, neobuzdan losbandigheid - razuzdanost, razvrat losbarsten - buknuti, izbiti losdraaien - odvrnuti losgaan - otkinuti se losgeld - otkupnina losgespen - raskopati losknopen - otkopati, otkopavati, raskopati loskopen - otkupiti loslaten - pustiti, putati, pustiti na slobodu (ook: vrijlaten) popustiti, poputati (touw etc.) otkinuti se (losgaan) odapeti losmaken, losmakenbinden - skinuti, skidati, razvezati, odvezati, odeliti, raskinuti, otkinuti, otkidati, odreiti, odapeti losraken - otkinuti se, popustiti, poputati losrukken - otrgnuti; trgati ??? losschroeven - odrafiti lossen - istovariti, iskrcati lostornen - rasparati, parati, raiti

lostrekken - kidati (afrukken) lot - sudbina (noodlot) loz, sreka (loterij) kocka, reb loten - rebati, izvui rebom, bacati kocku loterij - lutrija lotgeval - doivljaj loting - izvlaenje rebom lotion - losion louter - ist (zuiver) samo, jedino (slechts) loven - hvaliti, pohvaliti lozen - pustiti lucht - vazduh nebo (hemel) miris (geur) in de lucht vliegen lucht- - vazduni luchtaanval - vazduni napad luchtafweer - vazduna odbrana luchtafweer- - protivavionski luchtafweergeschut - protivavionska artiljerija luchtballon - luftbalon

luchtbed - duek luchtdicht - nepropustljiv za vazduh, hermetian luchtdruk - vazduni pritisak luchten - provetriti, provetravati (ventileren) luchtfoto - vazduna fotografija luchthartig - lakouman, nemaran, bezbrian luchthaven - aerodrom (engl. air-port) luchtig - vazduni lak (licht) luchtkasteel - kula u vazduhu luchtledig - bezvazduan, vakuum luchtledige ruimte - vakuum luchtmacht - vojna avijacija luchtpijp - dunik (anat) luchtpomp - vazduna pumpa luchtpost - avionska pota luchtpostpapier - papir za avionsku potu luchtreiziger - putnik avionom luchtroute - vazduna linija luchtschip - avion luchtstreek - pojas, zona luchtvaart - vazduhoplovstvo, avijacija luchtvaart- - vazduhoplovni

luchtvaartlijn - vazduna linija luchtvaartmaatschappij - vazduhoplovno drutvo luchtziekte - vazduna bolest lucifer - ibica lucifersdoosje - kutija za ibice lui - lenj (bn); trom pospan (slaperig) ljudi (mensen) (zn) lui worden - olenjiti luiaard - lentina, lenuga luid - glasan, zvuan luiden - zvoniti (klok) glasiti (antwoord, tekst) luidkeels - iz svega grla luidruchtig - buan luidspreker - zvunik luier - pelena luieren - lenstvovati luiheid - lenjost luik - kapak (v. raam) vrata u podu (vloer-) Luik - Lije luilak - lentina, lenuga

luilekkerland - zemlja dembelija luim - raspoloenje hir (gril) luis - [luizen] - va, vaka luisteraar - slualac, sluaoc luisteren - sluati luisterrijk - sjajan, divan, raskoan luistervergunning - dozvola za radio luit - leut (muz) luitenant - porunik luitenant-kolonel - potpukovnik lukken - uspeti lukraak - nasumice lummel - klipan lunch - (lak) ruak lunchen - ruati; ruanje lunchpakket - paketi sa sendviima lus - oma, zamka lust - elja, volja lusteloos - bez volje lusten - voleti, prijati ik lust geen koffie - ne volim kafu, ne prija mi kafa lustig - veseo, vedar

luttel - malen, sitan, neznatan luxe - rasko, luksuz luxueus - raskoan, luksuzan lymf, lymfe - limfa lymfeklier, lymfklier - limfna lezda lynchen - linovati lyrisch - lirski

-M-

maag - stomak, eludac maagd - devica maagpijn - ik heb maagpijn - boli me stomak maagzweer - ir u stomaku maaien - kositi, eti (ik maai) het maaien - koenje maal - put, puta (keer) vijf maal - pet puta obrok, obed (maaltijd) maaltijd - obrok lichte maaltijd - zakuska maan - mesec (na nebu)

halve maan - polumesec nieuwe maan - mlad mesec volle maan - pun mesec maand - mesec (u godini), mesec dana een mand lang - mesec dana over een maand - za mesec dana een maand geleden - pre mesec dana over twee maanden - za dva meseca over vijf maanden - za pet meseci aan het eind van deze maand - krajem ovog meseca maand- - meseni maandag - ponedeljak maandags - ponedeljkom maandblad - mesenik maandelijks - meseno (bw) meseni (bn) maandenlang - meseceima maandsalaris - mesena plata maandverband - higijenski zavoj, higijenski uloci maanlanding - ateriranje na mesecu maanraket - raketa za let na mesec maanvlucht - let na mesec maansverduistering - pomraenje meseca

maanzaad - mak maar - ali, a, ma nego, no, ve (na ontkenning) samo (slechts) hij moet maar schrijven - neka pie begin jij maar - daj ti poni als je dat maar weet! - samo da zna! maarschalk - maral maart - mart, oujak maas - oko, okce (v. net) (engl. mesh) (???) stitch (v. breiwerk) loophole (v. wet) maat - mera, broj (grootte) takt (muz) drug (kameraad) maatgevond - merodavan maatregel - mera maatschappelijk - drutven, socijalan maatschappelijk werk - socijalni rad maatschappij - udruenje, drutvo (samenleving) drutvo, kompanija (onderneming) maatstaf - merilo, kriterijum macadam - makadam (steenslag)

macaroni - makaroni, rezanci Macedonie - Makedonija Macedonier - Makedonac Macedonisch - makedonski Macedonische - Makedonka machine - maina machine- - mainski machinegeweer - maingever, mainka (vrsta puke) machinist - mainist mainovodja, vozovodja (locomotief) macht - mo, vlast; sila stepen (wisk) uit alle macht - svom silom, iz petnih ila machteloos - nemoan machtig - moan, silan mastan, teak (spijzen) machtigen - ovlastiti, opunomoiti machtiging - ovlatenje, opunomoenje madeliefje - krasuljak Madonna - Bogorodica magazijn - skladite, stovarite, magacin (opslagplaats) magazin, robna kua (winkel) mager - mrav, suv

mager worden - smrati, omraveti magneet - magnet magneet- - magnetski magnetisch - magnetski magnifiek - sjajan mahoniehout - mahagonija mais - kukuruz mais- - kukuruzni maispap - ganci majesteit - velianstvo Zijne Majesteit - Njegovo Velianstvo majoor - major mak - pitom makelaar - meetar, trgovaki posrednik maken - napraviti, nainiti, uiniti, praviti, stvoriti vlak maken - izravnati een pak laten maken - napraviti odelo gelijk maken - izravnati dat maakt niets uit - to je sve jedno dat heeft niets te maken met - nema nikakve veze sa het maakt niets uit - svejedno mi je make-up - minka makkelijk - lagan, lak

makkelijker - lake (bw) makker - drug, ortak makreel - skua mal - kalup, ablon (zn) udan, smean (bn) malaria - malarija Maleis - malajski malen - mleti mals - mek, mekan, soan mama, mamma - mama man - [men] - mukarac, ovek mu (echtgenoot) op de man af - bez okolienja man van de wereld - svetski ovek manchet - manetna manchetknoop - dugme za manetne mand - korpa, koara, ko mandarijntje - mandarina mandoline - mandolina grote mandoline - tambura (folkl) manen - griva (zn) opomenuti tot spoed manen - urgirati

maneschijn - meseina mangel - 1. lack (gebrek) (???); rolja ??? 2. mangle manhaftig - muki, hrabar manier - nain (wijze) goede manieren - dobri maniri manifestatie - manifestacija, priredba manifesteren - ispoljavati mank - epav, hrom (bn) mankeren - faliti, nedostajati, manjkati zonder mankeren - neizostavno (bw) wat mankeer je - ta ti je? ik mankeer niets - nije mi nita mannelijk - muki mannen- - muki mannequin - maneken mannetje - oveuljak mujak (dier) manoeuvre - manevar mantel - ogrta, mantil (jas) manufacturen - manufaktura manuscript - rukopis map - omot od kartona

novanik od kartona mapa, geografska karta maquette - maketa marcheren - marirati marechaussee - andarmerija margarine - margarin marine - mornarica marine- - pomorski marineofficier - pomorski oficir mark - marka (Duitse mark) markies - markiz markt - trite (fin, comm) pijaca,trg sajam, vaar (jaarmarkt, beurs) op de markt brengen - baciti na trite, izneti na trite markt- - trini marktplein - trg, sajmite, arija, pijaca; trite marktprijs - trina cena marmelade - marmelada, dem marmer - mermer, mramor marmeren - mermeran, mramoran marmot - 1. svizac, mrmot (engl. marmot, woodchuck) (???) 2. (engl. guinea-pig)

Marokkaans - marokanski Marokko - Maroko mars - mar Marseille - Marselj marsepein - marcipan marskramer - pokuarac, torbar; sitniar martelaar - muenik martelen - muiti, izmuiti marteling - muenje, muka marter - kuna marxisme - marksizam marxistisch - marksistiki masker - maska maskerade - maskarada maskeren - maskirati massa - masa een massa mense - gomila sveta massa- - masovni massaal - masovni massabijeenkomst - masovni sastanak massage - masaa masseren - masirati masseur - maser

masseuse - maserka massief - masivan mast - jarbol mat - prostira (zn) umoran, iznemogao, slab, mlitav (moe) (bn) bez sjaja (dof) neproziran, mutan (ondoorzichtig) schaak mat - ah mat match - me (sp) materiaal - gradja, materijal (bouw) materialistisch - materijalistiki materie - gradja, materija (sin.: stof) los van de materie - produhovljen materieel - orudja, maine (zn) materijalan (bn) in materieel opzicht - materijalno (bw) matglas - mleno staklo, mutno staklo matig - umeren; uzdrljiv skroman (prijs) osrednji (middelmatig) matigheid - umerenost matras - madrac, duek, strunjaa matrijs - matica

matroos - mornar m.a.w. (=met andere woorden) - drugim reima mayonaise - majonez maximaal - najvie (bw) maximum - maksimum maximum- - maksimalan maximumsnelheid - maksimalna brzina mazelen - ospice me - me mecanicien - mehaniar mechanisch - mehaniki mechanisme - mehanizam medaille - medalja mede - takodje, i medeburger - sugradjanin mededeelzaam - komunikativan, razgovoran (engl. communicative) (engl. liberal (vrijgevig)) (* worden - expand) mededelen (aan) - saoptiti, javiti, javljati, obavestiti, obavetavati, izvestiti, dati na znanje mededeling - saoptenje, vest mededingen - takmiiti se mededinger - takmiar, suparnik (rival)

medegevoel - saoseanje medeklinker - suglasnik (gram) medelijden - saaljenje, samilost, milosrdje medelijden met iem. hebben - imati saaljenja prema, saaliti se na medelijdend - milosrdan, samilostan medemens - blinji medeplichtige - sukrivac, sauesnik, ortak, pomaga medereiziger - saputnik medewerken - saradjivati medewerker - saradnik medewerking - saradnja medeweten - znanje medezeggenschap - pravo uea u upravi medicijn - lek medisch - medicinski, lekarski, zdravstven medisch centrum - zdravstvena stanica meebrengen - doneti, poneti (sobom) meedogenloos - nemilosrdan, porazan (kritiek) meegaan - ii sa, otpratiti meegaand - popustljiv, povodljiv meegeven - popustiti, poputati (zwichten) meel - brano meelballetjes - knedle

meeldraad - pranik meelspijs - testo meemaken - doiveti meenemen - poneti (sa sobom), uzeti (sa sobom), odneti, odnositi, povesti, odvesti meer - jezero (zn) vie (bw) des te meer - pogotovo steeds meer - sve vie meer dan - vie od, preko zonder meer - bez daljnega veel meer - daleko vie meerderheid - veina meerderjarig - punoletan meerekenen - ubrojiti, ubrajati; uraunati meerijden - voziti se meermalen - vie puta, u vie navrata meermaals - vie puta meervoud - mnoina mees - senica meeslepen - zaneti meest - najvie (bw) najee (het vaakst)

de meeste mensen - veina ljudi meestal - obino, veinom, preteno, najee, ponajvie (bw) meester - majstor uitelj (onderwijzer) meester in de rechten - diplomirani pravnik meester zijn - vladati zich meester maken van - zavladati meesterlijk - majstorski, savren meesterwerk - majstorsko delo; remek-delo meetellen - ubrojiti, ubrajati meeting - miting meetkunde - geometrija meeuw - galeb meevallen - bolje ispasti nego to se oekivalo meevaller - neoekivana srea, neoekivana dobit meevoelen (met) - sauestvovati meevoeren - povesti meewarig - saoseajan, milosrdan meewerken (aan) - sudelovati (u) mei - maj, svibanj meikever - gundelj, hrut (??) meineed - krivokletstvo, kriva zakletva, lana zakletva meisje - devojka, cura

prijateljica, zarunica ("aanstaande") sluavka (dienst-) klein meisje - curica, devojica mooi meisje - lepotica meisjes- - devojaki meisjesnaam - devojako prezime (v. getrouwde vrouw) mejuffrouw - gospodjica (juffrouw) melaats - gubav, leprozan malaatsheid - guba, lepra (med) melancholisch - melanholian melden - javiti, saoptiti, javljati, poruiti zich ziek melden - prijaviti se kao bolestan melding melding maken van - nagovestiti melk - mleko melk- - mleni melkboer - mlekadija melken - musti muenje, mua (zn) melkinrichting - mlekarstvo melkkan - posuda za mleko melksalon - mlekara melktand - mleni zub

Melkweg - mleni put melodie - melodija meloen - dinja water-meloen - lubenica memorie - pamenje (geheugen) zapis (gedenkschrift) men - se, ovek, ljudi men moet - treba menen - misliti, verovati, smatrati mengelmoes - meavina, zbrka, arenilo mengelwerk - zbornik mengen - meati, pomeati zich mengen in - umeati se u mengsel - meavina, smea, smesa mengsmering - meanac (voor brommers) menie - minij (engl. red-lead, minium) (???) menig - mnogi menigmaal - vie puta menigte - gomila, mnotvo, navala mening - miljenje, sud volgens mijn mening - po mom miljenju van mening zijn dat - smatrati da, biti miljenja da ik hecht daar erg veel waarde aan - drim mnogo do toga

meningsverschil - nesuglasica mennen - upravljati (konjima) mens - [mensen] - ovek [ljudi] de mens wikt, maar God beschikt - ovek snuje, a Bog odredjuje mensa - menza menselijk - ljudski, oveanski ljudski, ovean, human (humaan) mensen - ljudi, svet mensen- - ljudski menseneter - ljudoder mensenhater - ovekomrzac, mizantrop mensenkennis - poznavanje ljudi mensenliefde - ovekoljublje mensheid - oveanstvo menslievend - ovekoljubiv menstruatie - menstruacija mentaliteit - mentalitet menu - meni, jelovnik merel - kos (engl. blackbird) (vogel) merendeel voor het merendeel - preteno (bw) merendeels - veim delom merg - sr, modina

door merg en been gaan - proimati do sri meridiaan - meridijan merk - znak, oznaka marka (fabrieks-) merkbaar - primetljiv, osetan merken - primetiti, zapaziti, zapaati, opaziti, opaati oznaiti, oznaivati (v.e. merk voorzien) merkwaardig - izvanredan, poseban, zanimljiv, udan merrie - kobila mes - no messing - mesing, uti med mest - djubrivo mesten - djubriti (land) toviti (vee) mesthoop - djubrite met - sa, s met Kerstmis - za Boi met Nieuwjaar - za Novu godinu za (verlengen -, stijgen -) met wie - s kim (7 van ko) metaal - metal metaalindustrie - metalna industrija metaalplaat - lim

metalen - metalan meteen - odmah, smesta, zaas meten - meriti, izmeriti merenje zich meten (met) - ogledati se meteoor - meteor meteorologisch - meteoroloki meter - metar strujomer (el) metgezel - pratilac, drug, saputnik methode - metod, metoda metro - metro, podzemna eleznica metselaar - zidar metselen - zidati meubelmaker - stolar meubels, meubilair - nametaj meubileren - namestiti mevrouw - gospodja, gospa Mexicaans, Mexikaans - meksikanski m.i. (=mijns inziens) - po mom miljenju miauwen - maukati microfoon - mikrofon microscoop - mikroskop

middag - po podne (namiddag) podne (onv) (12 uur) om 12 uur - u podne 's middags - po podne, posle podne middag- - popodnevni middageten - ruati; ruak middagmaal - ruak, obed middel - sredstvo (hulp-, genees-) struk (taille), pas (anat) door middel van - preko, pomou (met behulp van) preko, posredstvom, putem (via) middelbaar - srednji middelbare leeftijd - srednjih godina middelbare school - srednja kola van de middelbare school - srednjokolski middeleeuwen - Srednji vek middeleeuws - srednjovekovni, srednjovean Middellandse Zee - Sredozemno more, Sredozemlje, Mediteran Middellandse-Zee- - Sredozemni, Mediteranski middellijn - promer, prenik middelmatig - osrednji, srednji, prosean middelpunt - sredite, centar (centrum) middelste - srednji, sredinji

middelvinger - srednji prst midden - sredina, sredite midden in - usred, nasred te midden van - medju midden- - sredinji, srednji middenop ??? - usred middenrif - dijafragma (anat) middenstand - srednji stale (mali preduzetnici, vlasnici duana) middenweg - sredina middernacht - pono te middernacht - u pono om 12 uur's nachts - u pono mier - mrav mieters - krvav mij - mi, meni, me, mene met mij - sa mnom mijden - izbegavati, kloniti se mijl - milja mijlpaal - miljokaz mijn - moj mijn eigen - svoj rudnik (zn) mina (mil)

mijnbouw - rudarstvo mijnenlegger - polaga mina mijnenveger - minolovac mijnheer - gospodin mijnschacht - okno mijnwerker - rudar mikken - ciljati, nianiti, gadjati mikpunt - nian Milaan - Milan mild - blag dareljiv (vrijgevig) nilder - blai milieu - sredina, ambijent, milje, okolina militair - vojni, vojniki (bn) vojnik (zn) algemeen militair onderricht aan de universiteit-predvojnika obuka militaire keuring - vojniki pregled miljard - milijarda miljoen - milion miljonair - milioner millimeter - milimetar milt - slezina (anat) min - mali, slab, bolestan, lo (bn)

min 10 C - minus 10 stepeni min of meer - manje vie manje (bw rek) dadilja dojkinja minachten - omalovaiti, podcenjivati minachting - omalovaavanje, podcenjivanje minder - manje (bw) hoe minder hoe beter - to manje to bolje minder worden - popustiti, poputati (pijn, storm) minderheid - manjina minderjarig - maloletan minderjarigheid - maloletnost minderwaardig - prost, nizak, sraman minderwaardigheidscomplex - kompleks manje vrednosti minderwaardigheidsgevoel - oseaj manje vrednosti mineraal - ruda mineraal- - rudni mineraalwater - mineralna voda miniatuur - minijatura minimum - minimum minimum- - minimalan (in samenstellingen) mini-rok - mini suknja

minister - ministar minister-president - predsednik vlade ministerie - ministarstvo ministerie van Binnenlandse Zaken = Ministarstvo unutranjih poslova ministerie van Buitenlandse Zaken = Ministarstvo spoljnih poslova ministerie van Financien = Ministarstvo finansija ministerie van Handel = Ministarstvo trgovine ministerie van Justitie = Ministarstvo pravde, Ministarstvo pravosudja ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Ministarstvo prosvete ministerie van Oorlog = Ministarstvo vojske Openbaar ministerie = javno tuilatvo ministerraad - ministarsko vee minnaar - ljubavnik minnares - ljubavnica minnelied - ljubavna pesma minst - najmanji najmanje (bw) in het minst niet - ni najmanje ten minste - najmanje, (althans) barem, bar, svakako minstens - najmanje minuut - minut minvermogend - siromah, bez sredstava

mis - misa het mis hebben - prevariti se, pogreiti mis slaan schieten - promaiti misbruik - zloupotreba miskbruik maken van - zloupotrebiti misbruiken - zloupotrebiti, zloupotrebljavati misdaad - zloin misdadig - kriminalan, zloinaki misdadiger - zloinac misdragen - zich misdragen - loe se ponaati misdrijf - zloin misgunnen - zavideti, ne priutiti mishagen - ne dopadati se, ne svidjati se negodovanje (zn) mishandelen - maltretirati, zlostavljati, izmrcvariti, mrcvariti mishandeling - zlostavljanje miskennen - ne ceniti, ne priznati, podceniti miskraam - pobaaj, nedonoe misleiden - prevariti, varati, zavarati, obmanuti, obmanjivati misleiding - prevara, obmana mislopen - promaiti (carriere) mislukken - ne uspeti, propasti, nastradati mislukking - neuspeh

mislukt - neuspeo mismaakt - izoblien, izopaen mismaken - unakaziti mismoedig - obeshrabren, potiten misnoegd - nezadovoljan, zlovoljan misnoegd zijn - negodovati misnoegen - negodovanje, zlovolja misplaatst - neumesan misschien - moda; valjda; zar misselijk - odvratagn, gnusan, gadan (onaangenaam) ik ben misselijk - povraa mi se missen - promaiti (doel) manjkati, nedostajati (ontbreken) propustiti, proputati (gelegenheid(prilika, povod,zgoda)) izgubiti, propustiti, proputati (trein, bus) missie - misija missionaris - misionar misstand - loe stanje, nepravda, neurednost, loe prilike mist - magla misten - biti magla het mist - magla je mistig - maglovit mistlamp - svetlo za maglu (aut)

mistroostig - potiten, alostan misverstand - nesporazum misvormd - unakaen, izopaen misvormen - unakaziti mitrailleur - mitraljez mits - pod uslovom da, ali samo mixer - mikser mobilisatie - mobilizacija modder - blato, mulj modderig - blatnjav, muljevit modderpoel - kaljuga mode - moda mode- - pomodan modeblad - modni urnal model - uzor (voorbeeld) tip (type) model (kunstenaars-) kalup (giet(vorm)) modern - moderan, savremen moderniseren - modernizovati, preinaiti po modi modeartikelen - pomodna roba modeshow - modna revija modewinkel - modna trgovina

modezaak - modna trgovina modieus - po modi, pomodan modiste - modistica, kitniarka moe - umoran moe worden - umoriti se, umarati se; zamoriti, zamarati moed - hrabrost, smelost ; srce de moed verliezen - klonuti duhom moed vatten - ohrabriti se moedeloos - obeshrabren, bez hrabrosti moeder - majka, mama moeder- - majin moeders- - majin van moeder - majin moeder-overste - asna re moederlijk - materinski moedertaal - maternji jezik moedertje - mamica moedervlek - mlade moederziel - moederziel alleen - sam samcat moedig - hrabar, odvaan, smeo aan moedigen - navijat (sp) moedwillig - hotimian, nameran (bn)

hotimice, namerno (bw) moeheid - umor moeilijk - teak, muan, tegoban (bn); zaguljen muno, teko (bw) moeilijkheid - tekoa, potekoa, neprilika moeite - trud, muka, napor het is de moeite niet waard - ne isplati se het loont de moeite - vredno je het loont de moeite niet - ne isplati se grote moeite doen - izmuiti se met moeite - teko zich moeite geven voor - zaloiti se za, zalagati se za moeizaam - teko (bw) moer - matica, navrtka, navrtanj moeras - movara, bara moerassing - movaran, barovit moes - kaa moestuin - povrtnjak moeten - morati, trebati het moet maar zo zijn - neka bude ik heb hem gezegd, dat hij maar moet schrijven - rekao sam mu, neka pie moge - neka mogelijk - mogu (bn)

mogue, moda, valjda (misschien) (bw) zo ver mogelijk - nadalje (bw) zo veel mogelijk - to vie zo weinig mogelijk - to manje zo snel mogelijk - to bre zo gauw mogelijk - to pre zo spoedig mogelijk - to pre zo goed mogelijk - to bolje mogelijk maken - omoguiti mogelijkheid - mogunost, izgled mogen - smeti (ik mag) Mohammedaan - Musliman mohammedaans liefdeslied - sevdalinka mohammedanisme - muslimanstvo Mohammedaans - muslimanski mokken - duriti se, priti se mol - krtica (dier) mol (muz) molecule - molekul molen - mlin (alle bet.) vetrenjaa (wind-) molen- - mlinski molenaar - mlinar

molensteen - mlinski kamen, rvanj mollig - punaak, debeljukast, podebeo molshoop - krtinjak mom - onder het mom van - pod vidom, pod platom moment - moment, momenat, trenutak, as, asak, mah op het eerste moment - u prvi mah momentopname - trenutni snimak mompelen - mrmljati, gundjati monarch - monarh, vladar mond - usta de mond opendoen - zinuti mondeling - usmeni (bn) mond- en klauwzeer - slinavka mondig - punoletan monding - ue monnik - kaludjer, monah monopolie - monopol monster - udovite, neman, nakaza (gedrocht) uzorak, mustra (comm) ogled monster zonder waarde - uzorak (mustra) bez vrednosti monsteren - pregledati, ispitati (controleren) upisati se u posadu broda (op schip)

monstering - smotra montage - montaa montagewooning - montana kua Montenegrijn - Crnogorac Montenegrijns - crnogorski Montenegrijnse - Crnogorka Montenegro - Crna Gora monter - vedar, ivahan monteren - montirati, postaviti, postavljati montering - postavljanje monteur - monter montuur - okvir (naoara) monument - spomenik mooi - [mooier, het mooist] - lep wat is dat mooi! - kako je to lepo! mooier - lepi Moor - Maor moord - ubistvo moord en brand schreeuwen - vapiti moorddadig - ubilaki moorden - ubijati moordenaar - ubica moordend - ubitaan

Moors - maorski moot - krika, komad mop - vic, ala mopperen - mrmljati, gundjati, brundati moraal - moral pouka (les) moreel - moralan (bn) morel - vinja (boom en vrucht) mores - Ik zal je mores leren! - pokazat u ja tebi! morgen - jutro (zn) sutra (bw) Goedemorgen! - Dobro jutro! 's morgens - ujutru, izjutra, pre podne vanmorgen - jutros van morgen - sutranji de dag van morgen - sutranji dan morgen- - jutarnji, jutranji morgenavond - sutra uvee morgenmiddag - sutra po podne morgenochtend - sutra ujutru morgenrood - zora morgenstond - zora morren - gundjati, brundati

morsen - proliti, prosuti, prosipati morse- - Morzeov morsetekens - Morzeovi znaci mortel - malter, buka mortier - mortar (???) mos - mahovina moskee - damija Moskou - Moskva van Moskou - moskovski mossel - dagnja, jestiva koljka most - mot (???) mosterd - senf, slaica mot - moljac motel - motel motie - predlog motief - motiv, razlog motiveren - motivisati, obrazloiti, potkrepiti razlozima motivering - obrazloenje motor - motor (aandrijf-) zie aldaar (motorfiets) motorboot - motorni amac motorfiets - motorna bicikla, motocikl, motor motorkap - hauba (aut)

motorrijder - motociklista motorrijwiel - motorcikla motortrein - inobus, motorni voz motorwagen - motorna kola motregen - sitna kia, kiica mousseren - penuati se mousseren de wijn - penuavo vino mousserende wijn - penuavo vino mout - slad mouw - [mouwen] - rukav out de mouw schudden - sipati kao iz rukava mozaiek - mozaik Mozes - Mojsije mud - hektolitar muf - ne sve, bajat, pokvaren, budjav mug - komarac muggezifter - cepidlaka muil - drelo, gubica; ralje ??? papua (pantoffel) muildier - mazga muilezel - mazga, mula muilkorf - brnjica muilpeer - amar

muis - mi muisje - mii muiten - pobuniti se, odmetnuti se (u vojsci ili na brodu) muiter - pobunjenik, buntovnik muiterij - pobuna (u vojsci ili na brodu) muize- - miji muizeval - miolovka mul - pean, praan mummie - mumija Munchen - Minhen munitie - municija munt - novi, kovan novac kovnica (gebouw) munten - kovati muntstelsel - novani sistem murmelen - amoriti, uboriti murw - mekan pobedjen, slomljen (fig) mus - vrabac museum - muzej galerija (schilderijen-) musical - mjuzikl musicus - muziar

muskaat - orai (engl. nutmeg ) muskaatnoot - mukatni oraak (???) muts - kapa mutsje - kapica muur - zid muur- - zidni muurschildering - zidna slika muziek - muzika muziekboeken - note muziek- - muziki muzikaal - muzikalan muzikant - muzikant mysterie - misterija mysterieus - misteriozan mystiek - mistika (zn) mistian (bn) mythe - mit mythologie - mitologija

-N-

na - posle, nakon, iza, za (vz) blizu (bw)

op ... na - izuzev, osim blizak (bn) naad - av naafdop - radkapna (aut) naai- - ivai naaien - iti, saiti aan elkaar naaien - saiti een pak maken - saiti odelo naaimachine - ivaa maina naaister - krojaica naakt - go, nag (bn) akt (schilderij) (zn) naaktheid - golotinja naald - igla naaldboom - etinar naaldhak - tikla (v. damesschoen) naaldwoud - crnogorica naam - ime glas (bekenheid) (reputatie) op staan van - glasati na met de naam - imenom (7 van ime) (duplikat) naambordje - tabla, natpis naamdag - imendan

naamgenoot - imenjak naamkaartje - posetnica naamloze vennootschap - deoniarsko drutvo, akcionarsko drutvo naamplaatje - ploica naamval - pade naamwoord zelfstandig naamwoord - imenica bijvoeglijk naamwoord - pridev naapen - oponaati naar - u (stad, land, bioscoop, school) (vz) na (station, zee) naar (toe) - do prema (sin.: in de richting van) naar (toe) - kod, k(a) (persoon) naar huis - kui za (de trein naar Utrecht - voz za Utrecht) po, prema (volgens) neugodan, alostan, nesretan, odvratan (bn) ik ben er naar van - muka mi je od toga naarmate - to ... to naarstig - revan naarstigheid - revnost naartoe gaan - prii

naast - kraj, pored, pokraj, mimo (vz) najblii (bn) naaste - blinji (zn) ten naaste bij - priblino, po prilici naastenliefde - ljubav prema blinjem nabij - blizak, bliska, bliski nabijgelegen - oblinji nabijheid - blizina nabootsen - oponaati nabootsing - oponaanje naburig - susedan nacht - no `s nachts - nou, po noi goedenacht! - laku no! het wordt nacht - nastaje no nacht- - noni nachtclub - nobi klub nachtegaal - slavuj nachtelijk - noni nachthemd - nona koulja, spavaica nachtkastje - noni ormari nachmerrie - mora nachtverblijf - prenoite

nadat - poto, nakon to, otkada nadeel - teta (schade) nedostatak (gebrek) nadelig - tetan, kodljiv, nepovoljan nadenken - razmisliti, zamisliti se, razmiljati nadenkend - zamiljen nader - blii (bn) dalji, opirniji, blii (verder) poblie, potanko, blie (uitvoeriger) (bw) naderbij komen - primai se, primaknuti se, primicati se naderen - pribliiti se, pribliavati se nastajati naderhand - naknadno nadering - pribliavanje nadoen - oponaati nadruk - naglasak, naglaavanje pretampavanje de nadruk legen op - naglasiti, naglaavati, podvui, podcrtati, podcrtavati nadrukkelijk - izrazit nagaan - slediti (volgen) pregledati, kontrolisati, istraiti (controleren) nagedachtenis - uspomena, seanje

nagel - nokat nagelen - zabiti, zabijati nagellak - lak za nokte nagelvijltje - turpijica za nokte nagemaakt - vestaki, falsifikovan nagenoeg - gotovo, skoro (bw) nagerecht - poslastice, desert; varivo nageslacht - potomstvo, podmladak naief - bezazlen, naivan (sin. argeloos) najaar - jesen in het najaar - u jesen najaars- - jesenji najagen - goniti, progoniti, juruti za naken - predstojati nastajati nakijken - pregledati nakomeling - potomak nakomelingschap - pokoljenje, potomstvo nakomen - drati se (belofte) udovoljiti, ispuniti (verplichting) potovati (verbod) nalaten - ostaviti, ostavljati, oporuiti (erfenis) propustiti, proputati (niet doen)

nalatenschap - ostavtina nalatig - nemaran, aljkav naleven - drati se namaak -imitacija, falsifikat falsifikovan (in samenstellingen) (bn) namaken - falsifikovati namelijk - naime namens - u ime, sa strane namiddag - poslepodne, po podne in de namiddag - po podne, posle podne naoorlogs - poratni, posleratni Napels - Napulj nar - lakrdija narcis - narcis, zelenkada narcose - narkoza naschrift - dodatak, pogovor nasmaak - ukus posle jela nasporen - istraivati, tragati za nastreven - teiti za nat - mokar pokisao (van de regen) nat regenen - pokisnuti nat maken - namoiti, nakvasiti, politi

nat worden - smoiti se, smokriti se natekenen - precrtati natellen - prebrojiti natie - nacija nationaal - nacionalan, narodni nationaliseren - nacionalizovati nationalisme - nacionalizam nationalistisch - nacionalistiki nationaliteit - dravljanstvo, nacionalnost, narodnost natrium - narijum natura - in natura - u naturi natuur - priroda narav (aard) natuurkunde - fizika natuurkundig - fiziki natuurkundige - fiziar natuurlijk - prirodan (bn) naravno!, dakako!, pa da! (bw) natuurprodukt - prirodni proizvod natuurverschijnsel - prirodna pojava nauw - [nauwer, het ?] - tesan, uzak, uzan (bn) (ook fig) [ui, najui] tesnac (zn) in het nauw brengen - dovesti u tesnac

in het nauw zitten - biti u kripcu, biti u stisci nauwe vriendschap - blisko prijateljstvo, tesno prijateljstvo nauwelijks - jedva, tek to nauwer - ui, tesniji nauwgezet - savestan, taan nauwkeurig - taan (bn) (precies) pomno (bw) nauwkeurigheid - tanost navel - pupak navolgen - povoditi se za, slediti navolgend - sledei, idui, naredni navraag doen - propitati se, raspitati se, raspitivati se naweeen - teke posledice (fig) nazaten - potomci nazien - kontrolisati, pregledati N.B. (=nota bene) - primedba nederdalen - sii, silaziti nederdig - ponizan, skroman, neznatan nederlaag - poraz Nederland - Holandija Nederlander - Holandjanin (Hollander) Nederlands - holandski in het Nederlands - na holandskom

Nederlandse - Holandjanka nederzetting - naselje nee - ne, jok neef - rodjak (oomszoon) brati, sinovac (broerszoon, zoon v. broer) neak (zusterszoon, zoon v. zuster) neen - ne neergooien - zbaciti neerhalen - spustiti, sputati (zeilen); skinuti, skidati sputanje neerknielen - kleknuti neerleggen - staviti, metnuti, polagati, poloiti (leggen) spustiti, poloiti (na gebruik) dati ostavku (ambt) odloiti zich neerleggen bij - pomiriti se sa neerlijk - slatko (bw) neerschieten - oboriti neerslaan - oboriti, obariti, izvaliti, pobiti spustiti, oboriti (ogen) neerslachtig - potiten, utuen, pesimistian neerslag - talog (scheik) padavina, oborina (regen, sneeuw enz.)

neerstorten - sruiti se, pasti (instorten) neerzetten - odloiti spustiti (op iets) zie neerleggen negatief - negativ (zn) (foto) negativan (bn) negen - devet een negen - devetica, devetka lijn negen - devetak (tram, bus) no. negen - devetka (tram, speelkaarten) negende - deveti negende deel - devetina, deveti deo negentien - devetnaest lijn negentien - devetnaestica (tram) negentig - devedeset neger - crnac negeren - porei (ontkennen) praviti se kao da ne poznaje (persoon) negerin - crnkinja neigen (tot) - naginjati (na), nagnuti neiging - sklonost, naklonost, nagnue nek - vrat, zatiljak, ija, potiljak nemen - uzeti, poneti; primiti (ik neem enz.)

uzimati doneti (beslissing) preduzeti (maatregelen) op zich nemen - preuzeti na sebe, preuzimati na sebe (verantwoordelijkheid); primiti zich in acht nemen voor - uvati se, paziti se neemt u me niet kwalijk! - izvinite! uit elkaar nemen - rasklopiti neonlamp - neonska cev, neonska lampa nergens - nigde nergens heen - nikuda nerveus - nervozan nest - gnezdo net - mrea (zn) ist (schoon) (bn) pristojan (fatsoenlijk) upravo, malo pre (zojuist) (bw) tano, ba (precies, juist) ba onda - juist toen ba nita - helemaal niets nisam ba najbolje - het gaat niet bepaald goed met me dat is net iets voor hem - to je ba neto za njega net zo - isto tako

in het net - naisto (schrijven) netelig - kakljiv, nezgodan, zaguljen netheid - istoa, pristojnost netjes - uredno, lepo, pristojno netnummer - pozivni broj (tel) netto - isto, neto netvlies - mreznjaa neurien - pevuiti neus - nos vrh (v. schoen) bij de neus nemen - vui za nos neusbloeding - krvarenje iz nosa neusgat - nozdrva neushoorn - nosorog neusverkoudheid - kijavica neutraal - neutralan neopredeljen (pol) neutraliteit - neutralnost neven- - pomoni, propratni, sporedan, uzgredan nevengeschikt - usporedan ??? (gram) nicht - rodjakinja (oomsdochter) bratiina, sinovica (broersdochter, dochter v. broer) sestriina, neakinja (zustersdochter, dochter v. zuster)

nicotine - nikotin niemand - niko (ne) er is niemand gekomen - niko nije doao van niemand - niiji nier - bubreg nierstenen - bubreni kamenci (mn) niet - ne gebiedende wijs + niet (+ infinitief) - nemoj, nemojmo, nemojte zeg niet dat ik hier geweest ben - nemoj rei da sam bio tu niet waar? - jeli?, zar ne? zelfs niet - ni, niti nietig - neznatan, sitan poniten (ongeldig) nietig verklaren - ponititi niet-roker - nepua niets - nita (ne) niets is er volmaakt - nita nije savreno met niets - ni sa im van niets - niega nietsnut - nevaljalac niettegenstaande - uprkos, bez obzira na, pored (svega) toga niettegenstaande dat - pored (svega) toga niettemin - pa ipak, uz sve to, pored svega toga

nietwaar? - nije li? nieuw - nov nieuwbouw - novogradnja nieuweling - novajlija, poetnik nieuwigheid - novotarija, novina nieuwjaar - Nova godina gelukkig nieuwjaar! - Srena Nova godina! Nieuwjaarsdag - Novo leto nieuwjaars- - novogodinji nieuwjaarswensen - novogodinje estitke nieuws - novosti, vesti novo wat is er voor nieuws? - ta ima novo? nieuwsberichten - (radio) vesti nieuwsgierig - znatieljan, radoznao nieuwsgierigheid - znatielja, radoznalost nieuwtje - novost Nieuw-Zeeland - Novi Zeland niezen - kijati nijd - zavist nijdig - ljut, ljutit, srdit Nijl - Nil nijlpaard - nilski konj

nijptang - kleta, kljeta nijverheid - industrija nikkel - nikl nimf - vila nimmer - nikada nippen - pijuckati nis - nia niveau - nivo nivelleren - nivelisati, poravnati nl. (=namelijk) - naime Nobelprijs - nobelova nagrada Nobelprijswinnar - nobelovac noch - ni, niti noch ... noch - niti ... niti nochtans - medjutim, ipak nodeloos - nepotreban nodig - potreban, nuan (bn) potrebno, nuno (bw) nodig heben - trebati zo nodig - po potrebi, ukoliko je to potrebno van het nodige voorzien - spraviti, spravljati noemen - spomenuti, spominjati, pomenuti, imenovati (vermelden) zvati, nazvati (met een naam aanduiden)

nazivati (??) noemenswaard - vredan spomena, znatan, znaajan noemer - nazivnik (imenitelj???) (wisk) nog - jo noga - nugat, vrsta alve nogal - prilino (bw) nogmaals - jo jednom, jo jedanput, opet nok - sljeme (vrh???) (dak) nomade - nomad non - opatica, asna sestra nonchalant - nonalantan, nehajan nonsens - besmislica, glupost non-stop - non stop (de hele dag door nood - nevolja, nuda, beda nooddruftig - siromaan, bedan nematina noodlanding - prinudno sputanje noodlot - sudbina noodlottig - fatalan, sudbonosan, koban, poguban, zlokoban noodrem - sigurnosna konica, konica za sluaj opasnosti noodtoestand - vanredno stanje nooduitgang - izlaz za nudu noodweer - nepogoda, nevreme

noodwoning - provizorna kua noodzaak - potreba, nuda noodzakelijk - potreban, nuan nuno (bw) beslist noodzakelijk - neophodan (bn) neophodno (bw) absoluut noodzakelijk - neophodan (bn) neophodno (bw) noodzakelijkheid - nunost noodzaken - prinuditi, prisiliti nooit - nikad (ne), nikada (ne) hij werkt nooit - nikada ne radi Noor - Norveanin noord- - severni noordelijk - severni noorden - sever naar het noorden - severno ten noorden van - severno od noordenwind - severni vetar, bura, severnjak, severac noorder- - severni noorderbreedte - severna (geografska) irina noorderlicht - polarna svetlost noorderling - severnjak

noordoost - severoistok noordpool - severni pol noordwest - severozapad Noordzee - Severno More Noors - norveki Noorwegen - Norveka in Noorwegen - u Norvekoj noot - orah (vrucht) nota (muz) nootmuskaat - mukatni oraak noriet - ugljeni prah, medicinski ugalj (med) norm - norma, pravilo normaal - normalan nors - namrgodjen, namrten nota - nota, raun (comm) nota (pol en comm) nota nemen van - primiti k znanju, zapamtiti notarieel - notarski, beleniki notaris - notar, (javni) belenik noteboom - orah notehout - orahovina notekraker - krcaljka, krckalica notemuskaat - mukatni oraak

noteren - beleiti, zabeleiti, notirati, zapisati notitie - beleka, zabeleka, zapis notitieboekje - notes, belenica notulen - zapisnik nou - sada no ovaj (tv) nou en of! - kako ne! i te kako! novelle - novela, pripovetka november - novembar, studen nu - sada, sad ovaj (tv) nu eens ... dan weer - as ... as; sad ... sad nu eens - ovaj (tv) n's - ovaj van nu af aan - odsada tot nu toe - do sada, dosad, dosada tot nu toe bestand - dosadanji nuance - nijansa; ton nuchter - trezan tat, prazan (maag) nuchtere maag - prazan eludac op de nuchtere maag - na tate, natate, na prazan eludac

nuchter worden - otrezniti se nudist - nudist nudistenkamp - nudistiki kamp nuf - gizdavica nuk - hir nul - nula onder nul - ispod nule nummer - broj (ook v. tijdschrift etc.) taka (v. programma) nummerbord - registarska tablica (aut) nuntius - papin poslanik, nuncije nut - korist nutteloos - nekoristan, beskoristan, jalov nuttig - koristan nuttig zijn - koristiti nuttigen - jesti, pojesti N.V. (=Naamloze Vennootschap) - D.D. (Deoniarsko drutvo) nylon - najlon nylonkous - najlonka, najlonska arapa

-O-

o.a. (=onder andere) - izmedju ostalog, izmedju ostalih oase - oaza ober - (glavni) konobar objectief - objektivan (bn) objektiv (fot) (zn) obligatie - obveznica observatorium - opservatorija, posmatranica, zvezdarnica oceaan - oekan och! - joj!, jao! ochtend - jutro ochtenblad - jutarnje novine octaaf - oktava octrooi - patent oefenen - vebati, vebati se oefening - veba oerwoud - prauma oester - ostriga oever - obala de oevers treden - poplaviti of - ili dali ik weet niet of hij thuis is - neznam dali je kod kue nou en of! - i te kako!, kako ne!

offensief - ofanziva offer - rtva offeren - rtvovati offerte - ponuda officieel - zvanian, slubeni, oficijelan (bn) officier - oficir officier van justitie - dravni tuilac, javni tuilac officier van gezondheid - vojni lekar officieus - poluzvanian ofschoon - iako, premda, mada ogenblik - moment, momenat, as, asak, tren, trenutak, mah op het ogenblik - trenutno, momentalno, za sada, zasad, zasada (bw) op 't ogenblik - trenutno, momentalno, za sada, zasad, zasada (bw) ogenblikkelijk - smesta, odmah, hitno (bw) trenutan (kort) (bn) direktan (direct) ogenschijnlijk - prividan, naoko (bn) prividno, naoko, naizgled (bw) ogenschouw - ??? in ogenschouw nemen - osmotriti, pregledati, razgledati, ogledati o.i. (=onzes inziens) - po naem miljenju oksel - pazuh oktober - oktobar, listopad

olie - ulje petrolej, nafta (petroleum) olie- - uljani oliehaard - pe na naftu oliespuitje - mazalica za ulje oliesel - poslednje podmazivanje olieverf - uljana boja olifant - slon olifante- - slonski olijf - maslina olijfboom - maslina olijk - zgodan, veseo, aljiv olm - brest olympiade - olipijada Olympische Spelen - olimpijske igre om - oko (rondom) u om acht uur - u osam sati om te - neka om te (+ inf) - da, om te (+ ott) - da bi, kako bi om de 4 uuur - svaka 4 sata om de twee dagen - svaki drugi dan

om de drie dagen - svaki trei dan om de hoek - iza ugla, iza oka om welke reden? - iz kog razloga? om- - oko omarmen - zagrliti ombrengen - pogubiti, ubiti, umoriti ombuigen - previjati; zakrenuti, zakretati omdat - zato to omdoen - obui, staviti na sebe; zaviti (doek) omdraaien - okrenuti, okretati, preokrenuti, preobrnuti, prevrnuti, prevrtati, obrnuti, obrtati, izvrnuti; zaokrenuti, zakrenuti, zakretati ; zavrnuti, zavrtati (hals) zich omdraaien - okrenuti se, prevrnuti se, prevrtati se (in zijn graf) ome - ika omelet - omlet omgaan - omgaan met - druiti se sa, zdruiti, vidjati se sa, zabavljati se sa (persoon) baratati (hanteren) omgaan (met) - ophoditi omgaande - per omgaande - povratnom potom omgang - ophodjenje omgang (gemeenschap) hebben met - optiti sa omgangstaal - saobraajni jezik

omgedraaid - naopako (bw) omgekeerd - obratan, obrnut, naopak naopako (bw) omkeren - obrnuti, obrtati, okrenuti, okretati, preobrnuti, prevrnuti, prevrtati omgeven - ograditi omgeving - okolina (v.e. stad) ambijent (milieu) omgooien - oboriti, sruiti prebaciti (mantel) omgorden - opasati, opasivati omhaal - ??? met veel omhaal - nadugo i nairoko, nadugako i nairoko omhakken - posei omheen - oko omheen gaan - zaobii, zaobilaziti er omheen gaan - okoliiti, zaobii, zaobilaziti er omheen gaan draaien - okoliiti, zaobii, zaobilaziti omheengaan - ophoditi omheinen - ograditi, pregraditi, pregradjivati omheining - ograda, plot; zagrada omhelzen - grliti, zagrliti omhelzing - zagrljaj

omhoog - gore, uvis omhoogtrekken - navui, navlaiti omhullen - zastreti omhulsel - zavoj, omot omkeer - preokret, promena, preobraanje omkeren - okrenuti, zaokrenuti, okretati, preokrenuti, prevrnuti, prevrtati omkomen - poginuti, nastradati, ginuti, stradati omkopen - potkupiti, potkupljivati, podmititi omlaag - dole omleiden - skrenuti, skretati omliggend - okolni omlijsting - okvir omloop - opticaj (aarde, geld) promet (geld) protok (bloed) in omloop zijn - biti u opticaju ommezien - in een ommezien - u tren oka ommezijde - nalije, poledjina zie ommezijde - okreni ommuren - zazidati omrekenen - preraunati omrijden - zaobii omringen - okruiti, okruivati, opasati, opasivati

omroep - radio (organizacija) omroeper - spiker (radio, TV) omroepestation - radiostanica omroepster - spikerka (radio, TV) omroeren - promeati omschakelen - prekljuiti, prespojiti, preklopiti (???) omschijnen - obasjati omscholen - prekvalifikovati omschrijven - opisati, opisivati omschrijving - opis, opisivanje omsingelen - opkoliti, opkoljavati omslaan - prevrnuti se, prevrtati se (sin.: kantelen) promeniti se (weer) prebaciti, ogrnuti (mantel) okrenuti, okretati (bladzijde) zasukati, zavrnuti, zavrtati (mouw (rukav) zavrnuti, zavrtati (rand van hoed) podeliti (kosten) omslag - korice (v. boek) omot, koverta (v. brief) posuvratak (mouw (rukav)) oblog (med) trud, veliki posao, komplikacija, komplikacije (fig)

omspoelen - ispirati, isprati omstanders - prisutni omstandig - opiran, razvuen verzachtende omstandigheden - olakavajue okolnosti omstandigheid - prilika, okolnost omstoten - prevaliti omstreden - sporan omstreeks - oko, otprilike omstreken - okolina omtrek - obim, opseg; obod; obris blizina, okolina (omstreken) omtrent - otprilike (bw) o (aangaande) (vz) to se tie (wat betreft) omvallen - pasti, sruiti se omvang - opseg, obim, obujam (uitgestrektheid, omtrek) obim, opseg (fig) omvangen - obuzeti omvangrijk - opsean, obiman, glomazan omvatten - obuhvatiti, obuhvatati omvergooien - obarati omverwerpen - sruiti, oboriti (regering); preobrnuti omvormen - preinaiti, preobraziti

omweg - zaobilazan put; stramputica omwenden - zaokrenuti omwending - preokret omwenteling - obrtaj, okretaj (v. wiel) okretanje orbita (rui) prevrat, prelom (revolutie) omwerken - preraditi, preradjivati omwerpen - oboriti omwisselen - razmeniti, izmeniti omzeilen - izmaknuti omzet - prodja, prodaja, obrt, promet, realizacija omzetten in - pretvoriti u, pretvarati u omzichtig - oprezan, obazriv, obziran omzien - okrenuti glavu, gledati natrag onaangenaam - neprijatan, nezgodan, neugodan onaangenama situatie - neprilika onaantrekkelijk - neprivlaan onbegrensd - neogranien onbegrijpelijk - nerazumljiv, neshvatljiv onbewerkt - sirov onaanvaardbaar - neprihvatljiv onachtzaam - nepaljiv

onafgebroken - neprekidan onafhankelijk - nezavisan onafhankelijk van - bez obzira na onafhankelijkheid - nezavisnost onafscheidbaar - nerazdvojiv onafscheidelijk - nerazdvojiv, nerazdruiv onafzienbaar - nepregledan, nedogledan onbaatzuchtig - nesebian onbarmhartig - nemilosrdan onbebouwd - neobradjen onbedorven - nepokvaren onbedreven - neupuen onbeduidend - neznatan, nitavan, plitak; sitan onbedwingbaar - nesavladiv onbegaanbaar - neprohodan, neprolazan onbegonnen - neostvariv, neizvodiv, nemogu onbergrijpelijk - nerazumljiv, neshvatljiv onbegrip - neshvatanje onbehaaglijk - nelagodan onbeholpen - nespretan, nezgrapan onbehoorlijk - nepristojan, neumesan, neispravan onbehouwen - nezgrapan onbehouwen mens - divljak

onbehuisd - bez stana onbekend - nepoznat, neznan de Onbekende Soldaat - neznani junak onbekendheid - nepoznavanje onbekendheid (met) - nepoznavanje onbeklemtoond - nenaglaen onbekrompen - irokogrudan onbekwaam - nesposoban, nevet onbelangrijk - nevaan, beznaajan onbelast - neoptereen onbeleefd - neutiv, neuljudan onbelemmerd - nesmetan, bez zapreke onbemand - bez posade onbemind - nevoljen onbepaald - neodredjen, neopredeljen onbeperkt - neogranien onbereidwillig - neusluan onbereikbaar - nedostian onberekenbaar - neproraunljiv onberijdbaar - neprohodan onberispelijk - besprekoran onbeschaafd - nekulturan prost (manieren)

drsko (bw) onbeschaamd - bezobrazan, drzak onbeschaamdheid - bezobrazluk, bezobraznost, drskost onbescheiden - neskroman onbeschoft - bezobrazan, grub, drzak onbeschreven - neispisan onbeschrijfelijk - neopisiv onbeslist - neodluan (ook sp) onbesproken - besprekoran, poten onbestelbaar - neuruiv, nedostatljiv (post) onbestendig - promenljiv, nestalan, nepostojan onbestudeerd - neobradjen onbesuisd - nagao, nepromiljen onbetaalbaar - neplativ divan, neuporediv (fig) onbetamelijk - nepristojan, nedolian, neprilian onbetekenend - beznaajan, neznatan onbetrouwbaar - nepoverljiv, nepouzdan onbetwistbaar - neosporan, neosporiv onbevaarbaar - neplovan onbevangen - prostoduan onbevestigd - nepotvrdjen onbevoegd - nepozvan, nenadlean, nemerodavan

onbevooroordeeld - bez pedrasuda onbevredigend - nezadovoljavajui onbewaakt - bez nadzora, neuvan onbeweeglijk - nepokretan, nepomian onbewoond - nenaseljen onbewust - nesvestan nesvesno (bw) onbezonnen - nepromiljen, nerazborit onbezonnen te werk gaan - zaleteti se onbezorgd - bezbrian onbezorgdheid - bezbrinost onbrandbaar - nezapaljiv, nesagoriv onbreekbaar - neslomljiv, nelomljiv onbruik - in onbruik geraken - izai iz upotrebe onbruikbaar - neupotrebiv onbuigbaar - nesavitljiv ondankbaar - nezahvalan ondankbaarheid - nezahvalnost ondanks - uprkos, pored, pokraj ondeelbaar - nedeljiv onder - ispod, pod (vz) medju (te midden van) onder elkaar - medju sobom

pri, uz (tijdens) uz, uza (een glas wijn) van onderen (af) - odozdo, dole onder de knie krijgen - savladati, savladjivati onder- - donji onderaan - dole onderaards - podzemni onderafdeling - odeljak, odsek onderarm - podlaktica onderbeen - potkolenica onderbewustzijn - podsvest onderbreken - prekinuti, prekidati onderbreking - prekid, prestanak onderbrengen - smestiti, smetati onderbroek - gae, gaice onderdaan - podanik onderdak - krov nad glavom, sklonite; smetaj onderdak geven - nastaniti; zakloniti onderdanig - pokoran, podaniki onderdeel - deo onderdompelen - potopiti, potapati onderdoen voor - ustupiti onderdrukken - ugnjetavati, potlaiti, tlaiti (volk)

uguiti, suzbiti, suzbijati (opstand, gevoel) ;(epidemie, hartstochten) onderdrukking - ugnjetavanje, tlaenje uguivanje, suzbijanje onderduiken - zaroniti ondereind - donji kraj onderen - van onderen - odozdo ondergaan - potonuti, potopiti, potapati (schip) zai, zalaziti (zon) ; zapadati, zapasti propasti (fig) podneti, pretrpeti izdrati, izdravati (straf(kazna)) ten ondergaan - propasti ondergang - zalaz, zalazak (zon) propast, slom, propadanje, raspad (sin.: verval) ondergeschikt - podinjen, podredjen ondergetekende - (dole) potpisani ondergoed - rublje, donji ve ondergrond - podloga, baza, osnova ondergronds - podzemni ondergondse spoorweg - podzemna eleznica onderhandelen - pregovarati, pogadjati se, pogoditi se (over prijs) onderhandeling - [onderhandelingen] - pregovor, pregovaranje [pregovori]

onderhands - ispod ruke onderhavig - dotini onderhevig (aan) - podloan onderhoud - odravanje, izdravanje, uzdravanje (levens-) odravanje (v. e. machine) razgovor (gesprek) onderhouden - izdravati, odrati, odravati, podravati; uzdraati, uzdravati ??? onderhoudend - zabavan onderhuurder - podstanar onderjurk - donja haljina, kombinezon, kombine onderkaak - donja vilica onderkin - podbradak, podvaljak onderkomen - prenoite, konaite, sklonite, smetaj onderleggen - (er) onderleggen - podmetnuti onderlijf - donji deo tela onderling - medjusoban, medju sobom (onder elkaar) (bn) onderlip - donja usna ondermijnen - potkopati, potkopavati, podrovati, naruiti ondernemen - preduzeti, preduzimati ondernemend - preduzetan ondernemer - preduzetnik, preduzima onderneming - preduzee, kompanija (bedrijf)

poduhvat (plan) podvig onderofficier - podoficir onderpand - zalog onderricht - obuka, nastava, poudavanje, obuavanje, pouka onderrichten - pouavati, pouiti, poduavati, obuavati, obrazovati onderrok - donja suknja, podsuknja onderschatten - podceniti, podcenjivati onderscheid - razlika allen zonder onderscheid - svi od reda, svi redom allen zonder uitzondering - svi redom onderscheiden - razlikovati, raspoznati, razabrati, odlikovati; rasudjivati zich onderscheiden - istaknuti se, odlikovati se razni, razliiti, raznovrstan, raznovrsni (bn) razlikovanje onderscheiding - razlikovanje, razlika odlikovanje (ereteken) ter onderscheiding van - za razliku od onderscheidingsteken - znaka onderscheidingsvermogen - mo spoznaje onderschuiven - podmetnuti (kind) onderstaand - dole spomenut, donji onderste - donji, najnii

ondersteboven - naopako, izvrnuto onderstel - postolje onderstelling - pretpostavka ondersteunen - podupreti, podupirati, potpomagati, potkrepiti, pripomoi ondersteuning - potpora, pripomo, pomo ondersteunings- - potporni onderstrepen - podcrtati, podvui, podvlaiti ondertekenen - poptisati, potpisivati ondertekening - potpis ondertrouw - objava braka ondertussen - medjutim, u medjuvremenu, za to vreme onderverhuren - podnajmiti (???) ondervinding - iskustvo ondervoeding - nedovoljna ishrana ondervragen - ispitati, ispitivati, pitati; upitati ondervraging - ispitivanje onderweg - na putu, usput, putem onderwereld - podzemni svet, podzemlje onderwerp - predmet (thema) subjekt, subjekat, podmet (gram) onderwerpen - pokoriti, pokoravati, podjarmiti, podjarmljivati, podvrgnuti, podvrgavati, podvri, podiniti onderwerping - pokoravanje, podjarmljivanje, podinjavanje

onderwijl - u medjuvremenu; usput onderwijs - nastava, obuka, prosveta, obrazovanje schriftelijk onderwijs - dopisno obrazovanje onderwijs- - nastavni; uiteljski onderwijzen - poduavati, pouavati, obuavati, uiti, nauiti onderwijzer - uitelj onderwijzeres - uiteljica onderworpen - pokoran, ponizan (nederig) podloan (onderhevig aan) onderzeeboot - podmornica onderzees - podmorski onderzoek - istraga, istraivanje, ispitivanje prouiti, prouavati pregled (med) onderzoek- - istrani onderzoeken - istraiti, pretraiti, ispitati, isprobati; razmotriti pregledati (med) ondeugd - mana, greh, lo obiaj, porok ondeugend - zloest, nevaspitan, pakostan, vragolast ondiep - plitak ondier - neman, udovite ondoenlijk - nesprovodiv, preteak ondoordacht - nepromiljen, lakomislen, lakouman

ondoordringbaar - neprodoran nepropustljiv (voor lucht) nepromoiv (voor water) ondoorgrondelijk - nedokuiv ondoorzichtig - neproziran ondoorzocht - neistraen ondraaglijk - nepodnoljiv, nesnosan ondubbelzinnig - nedvosmislen, jasan onduidelijk - nejasan, nerazgovetan onecht - laan, vetaki, kriv vanbraan (kind) oneens - het oneens zijn - ne slagati se, ne biti sporazuman oneerbiedig - bez potovanja oneerlijk - nepoten oneffen - neravan, hrapav oneindig - beskrajan, beskonaan oneindig veel - neizmerno, bezbroj (bw) onenigheid - nesloga, neslaganje, nesporazum, razdor, razmirica, nesuglasica onervaren - neiskusan, neupuen, nevet oneven - neparan (wisk) onevenredig - nesrazmeran onevenwichtig - neuravnoteen onfatsoenlijk - nepristojan, nepoten

onfeilbaar - nepogreiv ongaarne - nerado ongastvrij - negostoljubiv ongeacht - bez obzira na ongeacht of - bez obzira ... li ongebaand - neprohodan ongeblust - negaen ongebluste - negaen kre ongedeerd - neozledjen, nepovredjen, neoteen ongedierte - gamad ongedisciplineerd - nedisciplinovan ongeduld - nestrpljenje, nestrpljivost ongeduldig - nestrpljiv ongedurig - nestaan ongedwongen - neusiljen, slobodan, prirodan ongegrond - neosnovan ongehinderd - nesmetan ongehoord - neuven, nezapamen ongehoorzaam - neposluan, nepokoran ongehuwd - neoenjen, slobodan (man) neudata, slobodna (vrouw) ongekookt - presan, sirov, nekuvan ongekunsteld - neizvetaen, nenameten, neusiljen

ongeldig - nevaei ongeldig verklaren - ukinuti, ukidati ongelegen - nezgodan, neprilian ongelegen tijd - nezgodno vreme, nevreme ongelijk - nejednak, razliit ongelijk hebben - nemati pravo, imati krivo neravan (niet effen) (bn) ongeloof - neverovanje, neverstvo, bezverje ongelooflijk - neverovatan neverovatan (niet effen) ongeloofwaardig - neuverljiv ongelovig - neveran ongelovige - nevernik ongeluk - nesrea, nezgoda (ongeval) zla srea, zlo, napast (tegenspoed) een ongeluk krijgen - nastradati ongelukkig - nesretan, nesrean, jadan ongelukkig maken - unesreiti ongeluksvogel - nesrenik ongemakkelijk - teak (moeilijk) neudoban (ongeriefelijk) ongemanierd - neugladjen, bez manira, prost, surov, nekulturan, nezgrapan ongemerkt - neprimetan, neopaen

ongemeubileerd - nenameten, prazan ongenaakbaar - nepristupaan ongenade - nemilost ongeneeslijk - neizleiv ongeoefend - neizveban ongeoorloofd - nedozvoljen, nedoputen ongepast - nedolian, neumesan ongerechtvaardigd - neopravdan ongeregeld - neredovan ongeriefelijk - neudoban ongerept - netaknut, ist ongerijmd - besmislen, protivan razumu ongerust - zabrinut, uznemiren zich ongerust maken - uznemiriti se, uznemiravati se ongeschikt - nesposoban (onbekwaam) nezgodan, neprikladan, neprilian (ongelegen) ongeschonden - neoteen, netaknut ongeschoold - nekvalifikovan ongeschreven - neispisan ongesteld - slab, bolestan ongestoord - nesmetan ongestraft - nekanjen ongetraind - neizveban

ongetwijfeld - nesumnjivo, bez sumnje, jamano (bw) ongevaarlijk - bezopasan ongeval - nesrea, nezgoda, udes ongevallenverzekering - osiguranje za sluaj nesree ongeveer - otprilike, priblino, oko, nekako, po prilici ongevoelig - neosetljiv ongevoelig worden - otvrdnuti ongewapend - nenaoruan ongewenst - nepoeljan, neeljen ongewoon - neobian ongezeglijk - nepokoran ongezellig - nedrutven (mens) neugodan, neudoban (omgeving) ongezond - nezdrav; slab ongodsdienstig - nepoboan ongunstig - nepovoljan; protivan onhandig - nespretan, nevet onhandig iemand - nespretnjakovi onharmonisch - neskladan onhebbelijk - neljubazan, neugladjen onheil - nedaa, nesrea, zlo, propast onheilspellend - zloslutan, straan onherbergzaam - negostoljubiv

onherroepelijk - neoporeciv onherstelbaar - nepopravljiv onheuglijk, onheugelijk - nezapamen sinds onheugelijke tijden - od pamtiveka onhoorbaar - neujan onjuist - neispravan, netaan, nekorektan onjuistheid - netanost onkosten - trokovi, izdaci onkosten maken - troiti onkruid - korov onkruid vergaat niet - nee grom u koprive onkunde - neznanje onkwetsbaar - nepovrediv, neranjiv onlangs - nedavno onledig - ??? zich onledig (bezig) houden met - baviti se onleesbaar - neitljiv, neitak onlesbaar - neutoljiv onlogisch - nelogian onloochenbaar - neporean onlusten - nemiri onmacht - nemo onmatig - neumeren

onmeedogend - nemilosrdan onmens - neovek onmenselijk - neljudski, neovean, nehuman onmerkbaar - neprimetljiv onmetelijk - neizmeran onmiddellijk - odmah, smesta (bw) neposredan (bn) onmisbaar - neophodan, preko potreban (bn) neophodno (bw) onmiskenbaar - nedvosmislen, jasan onmogelijk - nemogu onmogelijk maken - onemoguiti onnatuurlijk - neprirodan onnauwkeurig - netaan, neispravan, nekorektan onnauwkeurigheid - netanost onnodig - nepotreban onnozel - aav, blesav, naivan, budalast onomwonden - bez okolienja ononderbroken - neprekidan (bn) neprekidno, bez prestanka, trajno (bw) ononderzocht - neobradjen onontbeerlijk - preko potreban, neophodno potreban, neophodan (bn) nepohodno (bw)

onontwikkeld - neobrazovan, neuk onooglijk - neugledan onopgelost - nereen onopgemerkt - neopaen onopgevoed - nevaspitan onophoudelijk - neprestan, neprekidan (bn) neprekidno, bez prestanka (bw) onoplettend - nepaljiv onoplettendheid - nepanja onoplosbaar - neizreciv, nerazreiv, nereiv (vraagstuk) nerastopiv (stof) onoprecht - neiskren, neistinit onordelijk - neuredan onovergankelijk - neprelazan (gram) onoverkomelijk - neprebrodiv onovertrefbaar - nenadmaiv onoverwinnelijk - nepobediv onpartijdig - nepristrasan onrecht - nepravda ten onrechte - nepravedno, bez opravdanog razloga onrechtmatig - nezakonit, nepravedan onrechtvaardig - nepravedan, nepravian onredelijk - neosnovan, neopravdan

onregelmatig - nepravilan, neredovan onrein - neist onrijp - nezreo onroerend - onroerende goederen - nekretnina onrust - nemir onrustig - nemiran ons - nam (pers vnw) nas met ons - sa nama, s nama na (bez vnw) ons eigen - svoj deset deka (gewicht) (zn) onsamenhangend - nepovezan onschadelijk - nekodljiv onschatbaar - neprocenljiv onschendbaar - nepovrediv onschuld - nevinost onschuldig - nevin, neduan onsmakelijk - neukusan onstabiel - labav onstabiliteit - labavost onstandvastig - nepostojan, nestalan onsterfelijk - besmrtan

onsterfelijkheid - besmrtnost onstuimig - uzburkan (zee) estok, silovit, buran (fig) onsympathiek - nesimpatian ontaard - izrodjen ontaard person - izrod ontactisch - netaktian ontberen - oskudevati u, biti bez, nemati ontbijt - doruak ontbijten - dorukovati ontbinden - razreiti, razvesti (huwelijk atc.) rastvarati, rastvoriti (scheikunde) raspadati se, raspasti se (lichaam) ontbinding - razreenje rastvaranje, raspadanje rasputanje (parlement) ontbloot - razgolien ontbloot van - lien (fig) ontbloten - otkriti, otkrivati ontbossen - kriti ontbonden - rasputen ontbranden - planuti ontbreken - faliti, nedostajati, manjkati, pomanjkati

ontcijferen - deifrovati ontdaan - prestraen, zbunjen, dirnut ontdaan van - lien, bez (zonder) ontdekken - otkriti, otkrivati, pronai, pronalaziti; uoiti ontdekker - pronalaza ontdekking - otkrie, otkrivanje ontdoen - ??? zich ontdoen van - reiti se, osloboditi se, otarasiti se, otresti se liiti se ontdooien - odmrznuti, otopiti (se), rastopiti (se) ontegenzeglijk - neosporno, nesumnjivo onteigenen - ekspropriorisati ontelbaar - bezbrojan ontembaar - neukrotiv onteren - obeastiti onterven - liiti nasledstva, razbatiniti ontevreden - nezadovoljan ontevredenheid - nezadovoljstvo ontfermen - zich ontfermen over - smilovati se ontgaan - okaniti se ontginnen - kriti, iskriti ontginning - krenje ontglippen - izmaknuti, izmicati

ontgoocheling - razoarenje ontheffen - osloboditi, liiti, reiti ontheffen van - osloboditi od, liiti, reiti onthoofden - obezglaviti, odrubiti glavu, odsei onthoofding - odsecanje onthouden - pamtiti, zapamtiti (niet vergeten) uskratiti, uskraivati (ontzeggen) zich onthouden van - uzdrati se od onthouding - uzdravanje, uzdrljivost onthullen - otkriti, otkrivati, odati onthulling - otkrivanje, otkrie, odavanje ontij - nevreme ontijdig - nepravovremen, u nezgodan as, pre vremena ontkennen - porei, poricati, odrei ontkennend - odrean, negativan ontkenning - poricanje, negacija ontkiemen - niknuti, nicati, izniknuti, iznicati ontkleden - svui, svlaiti ontkomen - izbei, utei er is geen ontkomen aan - nema mrdanja ontladen - istovariti isprazniti (el) ontlasting - stolica (???)

ontleden - analizirati, rastaviti, rastavljati, ralaniti ontleding - analiza, ralanjivanje, rastavljanje ontlenen - pozajmiti ontlokken - izmamiti ontluiken - pupiti ontmaskeren - demaskirati, raskrinkati ontmoedigd - klonuo; utuen ontmoedigen - obeshrabriti ontmoeten - sresti, sastati se sa susretati, susresti elkaar ontmoeten - sastati se ontmoeting - susret ontnemen - oduzeti, oduzimati ontnuchteren - rastrezniti ontoegankelijk - nepristupaan ontoelaatbaar - nedopustiv ontploffen - rasprsnuti se, prasnuti, prsnuti, eksplodirati ontploffing - prasak, eksplozija ontplooien - razviti, razvijati, razapeti ontraadselen - odgonetnuti, odgonetati ontraden - odvratiti od ontroerd - dirnut, ganut ontroeren - dirnuti, ganuti, potresti

ontroerend - dirljiv ontroering - ganue ontrollen - razmotati ontroostbaar - neutean ontrouw - nevera, nevernost (zn) neveran (bn) ontrouw worden - izneveriti ontruimen - isprazniti, osloboditi, oslobadjati; raistiti ontscheping - iskrcavanje ontschorsen - guliti ontslaan - otpustiti, otputati, otkazati, otkazivati, osloboditi, oslobadjati, raspustiti, rasputati ontslag - otpust, otkaz, ostavka zijn ontslag nemen - dati ostavku, otkazati, otkazivati ontslagen - rasputen ontsmetten - dezinfikovati ontsnappen - pobei, utei, izmaknuti (ontsnapt - pobegao (volt d) ontsnapping - begstvo ontspannen - zich ontspannen - razonoditi se, odmarati se ontspanning - razonoda, odmor ontsporen - iskoiti iz ina ontspringen - izbijati (???) ontspruiten - iznicati, izniknuti

ontstaan - nastati, nastajati, postati, postajati, doi do postanak, nastajanje (zn) ontsteken - paliti, zapaliti; raspaliti ontsteking - zapaljenje, upala (ziekte) (med) paljenje, paljba (techn) ontsteld - zaprepaen, zbunjen, prestraen ontsteltenis - zaprepaenje, strah, uzbudjenje ontstemd - oneraspoloen, zlovoljan ontstemd zijn - negodovati ontstemdheid - negodovanje ontstemmen - oneraspoloiti (fig) ontstemming - negodovanje ontstoken - zapaljen, upaljen (med) ontucht - razvrat onttrekken - oduzeti, uskratiti zich onttrekken aan - izbegavati onttronen - zbaciti sa prestola ontvangbewijs - potvrda ontvangen - dobiti, primiti, dobivati, primati doekati, priekati, ekati (gasten) ontvanger - primalac poreznik, ubira (belasting) ontvangst - primanje, prijem (goederen etc.)

prijem (radio) doek (gast) ontvangtoestel - prijemnik ontvankelijk - osetljiv, podloan ontvellen - oguliti ontvlammen - raspaliti se, planuti doen ontvlammen - raspaliti ontvluchten - pobei iz, utei iz, izbei ontvoering - otmica ontvouwen - rasklopiti ontvreemden - proneveriti, utajiti ontwaken - buditi se, probuditi se ontwapenen - razoruati ontwapening - razoruanje ontwerp - nacrt, projekt ontwerpen - projektovati, nacrtati ontwerper - projektant ontwijfelbaar - nedvosmislen ontwijken - kloniti se, skloniti se, izmaknuti, izmicati izbegavati (persoon) ontwikkelaar - razvija (fot) ontwikkeld - obrazovan, kolovan, prosveen (beschaafd, geschoold) razvijen, napredan (film, land, spieren etc.)

ontwikkelen - razviti, razvijati (ook fot) ontwikkeling, ontwikkelling - razvitak, razvoj obrazovanje (beschaving) ontwikkelingsland - zemlja u razvoju ontwrichten - iaiti, izvinuti ontzag - strahopotovanje ontzaglijk - ogroman, straan (bn) strano, jako, vrlo (bw) ontzeggen - uskratiti, uskraivati ontzet - zaprepaen onzetten zich onzetten - jeiti se; zaprepastiti se ontzettend - uasan, strahovit, ogroman (bn) jako, strano (bw); silno ontzetting - strava, strahota, uas, zaprepaenje otputanje (uit ambt) ontzien - tedeti onuitputtelijk - neiscrpan, neiscrpljiv onuitsprekelijk - neizreciv onuitstaanbaar - nepodnoljiv onuitvoerbaar - neostvariv, neizvodljiv, neizvriv onuitwisbaar - neizbrisiv onvatbaar - nezarazan, neosetljiv (voor ziekte)

onveilig - nesiguran onveranderlijk - nepromenljiv onverantwoordelijk - neodgovoran onverbeterlijk - nepopravljiv onverbiddelijk - neumoljiv onverbuigbaar - nepromenljiv (gram) onverdiend - nezasluen onverdraaglijk - nepodnoljiv, neizdriv onverdraagzaam - nesnoljiv, netolerantan onverenigbaar - nespojiv onvergankelijk - neprolazan onvergeeflijk - neoprostiv onvergelijkbaar - neuporediv onvergetelijk - nezaboravan onverhoopt - iznenadan, nenadan (bn) onverklaarbaar - neobjanjiv onvermijdelijk - neizbean, neophodan, neminovan (bn) neizostavno, neophodno (bw) onvermoed - nesluen onvermoeibaar - neumoran onvermogen - nemo, nesposobnost prezaduenost, nesolventnost (fin) onverrichter zake - neobavljena posla

onverschillig - ravnoduan, indiferentan, mlak onverschilligheid - ravnodunost onverschrokken - neustraiv onverstaanbaar - nerazumljiv onverstandig - nerazuman onverteerbaar - nesvarljiv onvervaard - neustraiv onvervalst - pravi onvervuld - neispunjen onverwacht - neoekivan, iznenadan, nagao, nagli, nenadan onverwachts - iznenada, neoekivano, najedanput, odjedanput, preko noi (bw) onverwarmd - neugrejan onverwijld - smesta, bez odlaganja onverwoestbaar - neunitiv onverzadelijk - nezasit, neutoljiv onverzadigd - nezasien onverzettelijk - nepokolebljiv onverzoenlijk - nepomirljiv onverzorgd - neuredan (uiterlijk) bez prihoda, nesnabdeven (arm) onvoldaan - nezadovoljan onvoldoende - nedovoljan onvoldoende zijn - nedostajati

onvolkomen - nesavren onvolledig - nepotpun onvolmaakt - nesavren onvoltooid - nesvren, nedovren, nedogradjen onvolwassen - nedorastao, nezreo niet onvolwassen tegen - nedorastao onvoorbereid - nepripravan onvoordelig - neunosan, skup onvoorwaardelijk - bezuslovan zich onvoorwaardelijk overgeven - predati se na milost i nemilost onvoorzichtig - neoprezan onvoorzien - nepredvidjen onvriendelijk - [onvriendelijker, het ?] neljubazan, neprijatan, neusluan, grub onvruchtbaar - neplodan, nerodan, jalov onwaardig - nedostojan onwaarschijnlijk - neverovatan onweer - nevreme onweerlegbaar - neosporan onweersbui - engl. thunderschower (kratak pljusak sa grmljavinom) onweerstaanbaar - neodoljiv onwetend - neuk onwetendheid - neznanje, nepoznavanje

onwettig - nezakonit, protivzakonit onwil - protivljenje, otpor onwillekeurig - nehotice (bw) nehotian (bn) onwrikbaar - nepokolebljiv onze - na onzedelijk - nemoralan onzeker - nesiguran, neizvestan, neopredeljen onzekerheid - nesigurnost onzelfstandig - nesamostalan onzevader - oena onzichtbaar - nevidljiv onzijdig - nepristrasan, neutralan srednjeg roda (gram) onzin - glupost, besmislica onzen praten - mleti (u smislu priati besmislice) onzindelijk - neist oog - [ogen] - oko (anat) in het oog vallen - padati u oi, upasti u oi met het oog op - s obzirom na, radi onder vier ogen - nasamo op het oog hebben - imati u vidu een oog dichtdoen - zamuriti na jedno oko

oog- - oni oogappel - ona jabuica oogarts - oni lekar ooggetuige - oevidac ooglid - oni kapak ooglijdersgesticht - ona klinika oogluikend - iets oogluikend toestaan - zamuriti na jedno oko, gledati kroz prste oogmerk - namera oogpunt - gledite, stanovite oogst - berba, etva (het oogsten, de oogsttijd) etva, prinos od etve (de opbrengst) wijnoogst - berba grodja oogsten - brati, eti, ponjeti, pribrati etvu (ik oogst-anjem) het oogsten - etva oogsttijd - etva oogwenk - in een oogwenk - u tren oka ooievaar - roda ooit - ikad, ikada ook - takodje, isto wat dan ook - bilo ta, to god, ma ta, ita, iega (duplikat) wie dan ook - bilo ko, ko god, ma ko, iko hoe het ook zij - bilo kako bilo

ook niet - ni ... ne, niti ... ne, niti oom - stric, ika (vaders kant) ujak (moeders kant) oor - [oren] - uvo oor- - uni oorbel - [oorbellen] - naunica, mindjua oord - mesto, kraj oordeel - sud, miljenje oordeelkundig - uvidjavan oordelen - suditi; rasuditi smatrati (beschouwen) oorkonde - povelja oorlelletje - resa od uva oorlog - rat oorlog voeren - ratovati oorlogs- - ratni, bojni, vojni oorlogsinvalide - ratni invalid oorlogsmisdadiger - ratni zloinac oorlogsschade - ratna teta oorlogsschip - ratni brod oorlogsverklaring - objava rata oorpijn - uvobolja ik heb oorpijn - boli me uvo

oorschelp - una koljka oorsprong - poreklo, postanak oorspronkelijk - prvobitan, izvoran oorverdovend - zagluan oorvijg - amar oorzaak - uzrok oost- - istoni oostelijk - istoni oosten - istok ten oosten van - istono od Oostenrijk - Austrija Oostenrijker - Austrijanac Oostenrijk-Hongarije - Austrougarska Oostenrijks - austrijski Oostenrijkse - Austrijanka oostenwind - istoni vetar oosterling - istonjak oosters - istoni, istonjaki Oostzee - Istono more, Baltiko more ootmoedig - smeran, ponizan op - na, po u ; uz, uza

op tijd - na vreme op z'n - po (wijze) op tien september - desetog septembra op die manier - na taj nain het geld is op - novac je potroen op ... na - osim, sem (behalve) op- - prilepiti opbellen - nazvati, javiti se, javljati se, nazivati opbergen - spremiti, spremati opbeuren - podii, dii, dignuti, dizati, podizati opblazen - naduvati, nadimati (ballon) dii u vazduh, dignuti u vazduh (brug) opbouwen - sagraditi, podii opbreken - krenuti opbrengen - donositi, dati prihod, dati korist opbrengst - prihod, dobit, prinos (fin) prinos (oogst) proizvodnja (produktie) opdat - da bi, da opdienen - izneti, iznositi (eten) opdirken - naikati opdracht - nalog, naredba (bevel) posveta (in boek)

narudbina, porudbina (comm) ; zadatak (taak) opdrachtgever - nosilac posla opdragen - posvetiti, posveivati (boek) opdrijven - nabiti, nabijati (prijs) nabijanje (prijzen) opdringen - nametnuti, naturiti, nametati zich opdringen - nametati se opdringerig - nametljiv opdrinken - popiti opdrogen - osuiti se opduiken - isplivati (uit water) iznenada se pojaviti (fig) opeen - skupa, zajedno, blizu jedan drugoga, zbijeno opeenhoping - gomilanje opeens - najedanput, najednom opeenvolgend - uzastopni (bn) opeenvolging - niz, red open - otvoren (geopend) prazan, slobodan (niet bezet) open zijn - raditi (zwembad, museum) in de open lucht - pod vedrim nebom open zee - puina

volle zee - puina openbaar - javan openbaarheid - javnost openbaarmaken - objaviti, obelodaniti openbaar maken - objaviti, obelodaniti openbaren - otkriti, otkrivati, pokazati, ispoljavati, oitovati zich openbaren - otkriti se, otkrivati se, pokazati se, ispoljavati se, oitovati se, objaviti, objavljivati (rel) openbaring - otkrie odavanje objava (rel) openbreken - razbiti, razbijati opendoen - otvoriti, otvarati zie openen openen - otvoriti, otvarati otkljuati (met sleutel) rasklopiti (paraplu) otvaranje wijd openen - rastvoriti opener - otvara opengaan - otvoriti se, otvarati se openhartig - iskren, otvoren, prostoduan opening - otvor, pukotina, rupa

otvaranje openleggen - otkriti, otkrivati openlijk - otvoren (bn) otvoreno (bw) openluchttheater - pozornica pod vedrim nebom openmaken - otvoriti, otvarati openscheuren - okaiti opensnijden - razrezati, parati opensperren - izvaliti rasklopiti (mond(usta)) opentrekken - otvoriti openvouwen - rasklopiti opera - opera opera- - operski operatie - operacija (med, mil) operazanger - operski peva opereren - operisati operette - opereta opeten - pojesti opfrissen - osveiti opgaan in rook opgaan - rasplinuti se opgang - izlazak (zon)

opgang maken - biti u modi opgave - zadatak (taak) opgeblazen - naduvan (lett) nadut, naduven (fig) opgedirkt - naikan opgedragen - posveen (???) opgelet - opgelet! - pozor! opgemaakte akte - zapisnik opgeruimd - vedar, veseo, raspoloen opgetogen - oduevljen, ushien opgeven - odustati od, okaniti se od, napustiti (afzien van) zadati, zadavati (raadsel) prijaviti, kazati, naznaiti (naam) klonuti de moed opgeven - klonuti duhom (de moed verliezen) de hoop opgeven - izgubiti nadu opgewassen tegen - dorastao opgewekt - raspoloen, vedar opgewonden - uzbudjen, uzrujan opgezet - nateen opgezwollen - nateen opgraven - otkopati, otkopavati, iskopati opgraving - otkopavanje, iskopavanje

ophaalbrug - pokretni most ophalen - podii, podizati, vui u vis izvui (ergens uittrekken) skupljati (inzamelen) podii (iets dat gemaakt of gerepareerd is) uvui (net) obnoviti, obnavljati (herinneringen) de schouders ophalen - slegnuti ramenima ophanden zijn - predstojati ophanden zijnde - predstojei ophangen - obesiti, veati, okaiti zich ophangen - obesiti se zich aan iemand vastklampen - obesiti se kome o vrat ophef maken van - razmetati se opheffen - ispeti, podii, podizati, dii, dignuti, dizati (optillen), penjati; uzdignuti, uzdizati ukinuti, ukidati, raspustiti, rasputati (afschaffen) opheffing - ukidanje ophelderen - razjasniti opheldering - razjanjenje ophijsen - istaknuti (vlag) razapeti (zeilen) ophitsen - nahukati, podjariti

ophogen - nasipati, povisiti ophopen - nagomilati, nakupiti, natrpati, naneti ophoping - nagomilavanje ophouden - prestati, prestajati (uitscheiden); stati; zastati zadrati (hoed; tegenhouden) prestanak zich ophouden - boraviti, nalaziti se; zadrati se doen ophouden - obustaviti zonder ophouden - bez prestanka opinie - miljenje opium - opijum opkijken - podii pogled opklapbed - preklopni krevet opklaren - vedriti se, razvedriti se opknappen - urediti, uredjivati, popraviti, oistiti, ulepati napraviti (doen) oporaviti se (na ziekte) opkomen - niknuti, nicati, radjati se, nastati, dizati se, pojaviti se, izii, izai, izlaziti (zon) izlaz, izlazak, radjanje (zon) ; spopasti (gedachten) opkomen tegen - usprotiviti se in iem opkomen - pasti na um

ik kan niet op de naam komen - ne mogu da se setim imena opkomst - izlazak (zon) razvitak, nastanak, karijera (vooruitgang) opkopen - prekupiti oplaag, oplage - tira opleggen - nametnuti, nametati, naturiti, udariti (plicht, belasting) dosuditi (straf) het zwijgen opleggen - poklopiti opleiden - obuavati, kolovati, odgajiti, pripraviti opleiding - obrazovanje, osposobljavanje, obuka, kolovanje, priprema, sprema, odgoj opletten - paziti oplettend - paljiv oplettendheid - paljivost, panja opleven - oiveti, preporoditi se opleveren - donositi, proizvoditi predstaviti, predstavljati, pruati, zadati, zadavati (moeilijkheden) oplevering - predaja oplichten - prevariti, varati oplichter - prevarant, varalica oploop - navala sveta, okupljanje ljudi oplopen - zadobiti, navui, navlaiti (wond, schade, ziekte) oplopende helling - uspon oplosbaar - topiv, rastopljiv, rastvorljiv (in vloistof)

oplossen - reiti, reavati (vraagstuk) otopiti, otapati, rastopiti, rastapiti, rastvoriti, rastvarati (in vloistof) otopiti se, otapati se, rastopiti se, rastapiti se, rastvoriti se, rastvarati se (in vloistof) doen oplossen - rastopiti, rastapati oplossing - reenje (v. e. vraagstuk) rastvor, otopina (in vloeistof) opmaken - potroiti (geld) namestiti, prostreti (bed) namazati, minkati (gezicht) sastaviti (document, contract) zich opmaken - doterati se opmerken - primetiti, opaziti, opaati opmerking - primedba, opaska opaanje opmerkzaam - paljiv opmerkzaam maken op - upozoriti na opmeten - meriti, odmeriti opname - snimak (foto) snimanje (het opnemen) opnemen - primiti (gast, patient) (in vereniging) podii, podizati (geld)

snimati (op grammofoonplaat) omjeriti (odmeriti ???) (bekijken) odmeriti oima (iem. opnemen van het hoofd tot de voeten) nabrojiti (opsommen) contact opnemen met - povezati se sa, stupiti u vezu sa het opnemen voor - zaloiti se za, zalagati se za, braniti de wapens opnemen - latiti se oruja opnieuw - iznova, ponovo, opet (bw) opnieuw geboren worden - preporoditi se opnoemen - nabrojiti, nabrajati, nizati opofferen - rtvovati opofferingsgezind - portvovan oponthoud - zakanjenje (vertraging) boravak, ostanak (verblijf) oppassen - paziti (opletten) oppassen voor - uvati se oppasser - uvar, pazitelj opper- - vrhovni opperbevelhebber - vrhovni zapovednik opperen - predloiti, izneti opperhoofd - stareina, poglavica oppermachtig - vrhovni, nadmoan oppersen - uglaati

opperste - vrhovni oppervlak - ploha (povrina ???) oppervlakkig - povran, plitak, polovian oppervlakte - povrina opplakken - nalepiti oppoken - podstaknuti (vuur (vatra)) oppompen - napumpati oppositie - opozicija oprapen - podii, pokupiti oprecht - iskren oprechtheid - iskrenost oprichten - uspraviti, podii, podizati osnovati, osnivati, podii (fig); ustanoviti (stichten) oprichter - osniva oprichting - osnivanje, podizanje oprijzen - izbiti (vraag) (???) penjati se (berg) oproep - poziv oproepen - pozvati, pozivati, izazvati, izazivati oproer - ustanak, pobuna; uzbuna oproerig - pobunjeniki, buntovan oproerig worden - buniti se oproerling - pobunjenik, buntovnik

oproken - popuiti oprollen - namotati, smotati, saviti, savijati opruien - nahukati, pobuniti opruimen - pospremiti, pospremati; spremiti, spremati opruiming - rasprodaja opscheppen - hvaliti, pohvaljivati, pohvaliti se, hvalisati se (zich beroemen) opschieten - pouriti goed kunnen opschieten met - slagati se sa ik kan - mogu zij kunnen - mogu opschorten - odgoditi, odloiti, odgadjati, odlagati opschorting - odgadjanje opschrift - natpis, naslov opschrijfboekje - notes opschrijven - napisati opschudding - uzbudjenje, uzbuna opslaan - uskladititi, smestiti, smetati (goederen) otvoriti (boek, ogen) razapeti (tent) poskupeti (in prijs) smetanje opslagplaats - skladite, stovarite opsluiten - zatvoriti, zatvarati (opgesloten - zatvoren)

opsommen - nabrojiti, nabrajati opsporen - pronai, otkriti opspraak - in opspraak brengen - obrukati opspringen - skoiti na noge opstaan - ustati, dignuti se (lett en fig); uskrsnuti buniti se, pobuniti se (alleen fig); revoltirati se vroeg opstaan - raniti, poraniti, rano ustati opstand - ustanak, pobuna; revolt in opstand komen - pobuniti se opstandeling - pobunjenik, odmetnik opstandig - pobunjeniki opstanding - uskrsnue opstapelen - naslagati, nagomilati slaganje opsteken - podii, dignuti (hand) zapaliti (sigaret) staviti u dep (geld) stei (kennis) opstel - pismeni sastav opstellen - postaviti, postavljati (opzetten); svrstati (in rij) sastaviti, sastavljati, napisati (op schrift) postavljanje opstelling - sastavljanje

opstijgen - dizati se, poleteti (vliegtuig) opstoken - nahukati (fig) podstai, podsticati, podstaknuti (vuur) opstopper - udarac pesnicom opstopping - zakrenje, poremeaj opstropen - zasukati, zavrnuti, zvrtati (mouwen (mouw=rukav)) optekenen - zapisati, zabeleiti optellen - zbrojiti, zbrajati opticien - optiar optillen - podii, podizati, podignuti optimist - optimist optimisme - optimizam optimistisch - optimistian optisch - optiki optocht - povorka optooien - naikati optreden - nastupiti, nastapiti, istupiti nastup, nastupanje optrekken - navlaiti, navui opvallen - upadati u oi opvallend - upadljiv, izrazit opvangen - uhvatiti, zaustaviti saekati (bal)

dobiti (radio) opvatten - primiti, uzeti, uzimati, shvatiti opvatting - shvatanje, miljenje, pogled, gledanje opvegen - poistiti, pobrisati opvliegen - poleteti (vogel) opvliegend - nagao, naprasit opvoeden - odgojiti, odgajiti, vaspitati, podii, podizati opvoeder - vaspita opvoeding - vaspitanje, odgoj opvoedings - vaspitni opvoedingsinrichting - vaspitni dom opvoedkundig - vaspitni opvoeren - prikazati, prikazivati, predstavljati, izvesti opvoering - predstava, prikazivanje opvolgen - naslediti opvolger - naslednik, sledbenik opvouwen - saviti, savijati, presaviti opvreten - poderati zichzelf opvreten (van) - poderati se opvrolijken - raspoloiti ??? opvullen - puniti, napuniti, popunjavati, popuniti (leegte) opwaarts - uvis, prema gore; uz, uza opwachten - doekati, priekati

opwarmen - podgrejati opwegen tegen - vredeti kao i, nadoknaditi opwekken - probuditi (wakker maken) prouzrokovati (veroorzaken) proizvoditi (el) uskrsnuti (uit de dood) uit de doden opwekken - uskrsnuti pobuditi, pobudjivati (medelijden (saaljenje, samilost, milosrdje)) opwekking - podsticanje, podsticaj (stimulering) proizvodjenje, proizvodnja (el) uskrsnue (uit de dood) opwerpen - podii, podizati, pokrenuti, pokretati opwinden - naviti (horloge) namotati (garen) ; uzbuditi, uzbudjivati zich opwinden - uzbuditi se, uzrujati se (fig) opwindend - uzbudljiv opwinding - uzbudjenje, uzrujavanje; uzrujanost opzeggen - ponoviti (les) otkazati, otkazivati (contract etc.) opzegging - otkaz, otkazivanje opzeggingstermijn - otkazni rok opzenden - poslati

opzet met opzet - svesno (bw) (bewust) opzettelijk - hotimian, nameran (bn) hotimice, namerno (bw) opzetten - natei (opzwellen) razapeti, razapinjati (tent) staviti na glavu (hoed) nataknuti, staviti na nos (bril, nuts) opzicht - pogled in ieder opzicht - u svakom pogledu ten opzichte van - u pogledu, u odnosu na, to se tie, prema opzichter - nadzornik opzichtig - napadan, upadljiv, udan opzien tegen - bojati se (operatie enz.) imati potovanje prema, smatrati viim (mens) opzienbarend - senzacionalan opzij - s puta, na stranu opzij gaan - maknuti se; ukloniti, uklanjati opzij zetten - odmai, odmicati, odmaknuti opzijgaan - ukloniti se, maknuti se opzijleggen, opzij leggen - staviti na stranu, odvajati, odvojiti, pritedeti opzoeken - potraiti, potraivati, posetiti opzwellen - otei, natei, oteknuti, nateknuti, nabreknuti, nadimati se

nabujati (rivier) naduti se (fig) doen opzwellen - nadimati orang-oetan - orangutan oranje - narandast oratorium - oratorijum orde - red, urednost poredak orden, odlikovanje (ridder-) in orde - u redu in orde maken - udesiti in orde brengen - urediti, pospremiti, pospremati; uredjivati in orde komen - urediti se ordelijk - uredan, sredjen ordeloos - bez reda ordenen - rasporediti order - narudbina, porudbina (bestelling) naredba, nalog (bevel) ordinair - prost ordonnans - ordonans orgaan - organ organisatie - organizacija Verenigde Naties - Organizacija ujedinjenih nacija, Ujedinjene nacije

organisatorisch - organizacioni organisch - organski organiseren - organizovati, prirediti organisme - organizam orgel - orgulje orienteren - zich orienteren - orijentisati se; snai se, snalaziti se orientering - opredeljenje (pol) origineel - originalan (bn) original (zn) orkaan - orkan, bura orkest - orkestar orkest van 'tambura' - tamburaki orkestar ornament - ornament (???) orthodox - pravoveran, ortodoksan os - vo oud, oude - star hoe oud bent u? - koliko imate godina? ik ben 20 jaar oud - imam 20 godina oud worden - ostariti zeer oud - prastar oude tijd - starina oude vrouw - baba oude vrijster - usedelica

Oude en Nieuwe Testament - Stari i Novi Zavet oudbakken - star (brood) otrcan, starinski (fig) oudejaarsavond - Silvestrovo oudejaarsavond vieren - doekati Novu godinu oudejaarsdag - Staro leto oudeheid - starina ouder - stariji ouderdom - starost hoge ouderdom - duboka starost ouderdoms- - staraki, starosni ouderdomspensioen - starosna penzija ouderling - crkveni stareina ouderlijk - roditeljski ouders - roditelji ouderwets - starinski, staromodan oudheid - staro doba, starina, davnina, Stari vek oudoom - dedin brat (van grootvaders kant) babin brat (van grootmoeders kant) ouds - van ouds - od davnina, od vajkada oudste - najstariji oudtante - dedina sestra (van grootvaders kant) babina sestra (van grootmoeders kant)

ouverture - uvertira ouwel - hostija (???) ovaal - ovalan, obao oven - pe over - preko (overheen) o (betreffende) za, kroz (tijd) po (plaats) over een maand - za mesec dana over een jaar - za godinu dana om tien over drie - u tri i deset over de kop slaan - prevrnuti se, prevrtati se (aut) overal - svuda, svugde overall - (radni) kombinezon overbelasten - preopteretiti overbevolkt - prenaseljen overblijfsel - ostatak overblijven - preostati, pretei, ostati, ostajati overbodig - suvian, izlian overboeken - preneti (na drugi raun) (fin) overboord - s broda, u more overbrengen - preneti, prevesti, prenositi, prebaciti isporuiti, izruiti (groeten)

overgebracht - preveen overdaad - prekomerenost, rasipanje, rasko overdadig - prekomeran, raskoan overdag - preko dana, po danu, danju overdekken - prekriti, prekrivati; zasuti, zasipati overdekt - pokriven (zwembad) overdenken - promisliti, promiljati overdenking - razmiljanje, promiljanje, meditacija overdoen - ponovo uiniti, popraviti prodati (verkopen) overdracht - prenos (jur) overdrachtelijk - prenosan in overdrachtelijke zin - u prenosnom smislu overdragen - preneti, prenositi overdreven - preteran overdrijven - preterati, preterivati overdrijving - preterivanje overeenkomen (met) - ugovoriti, ugovarati, sporazumeti se da, dogovoriti se o, dogovoriti se za, sloiti se u (verdrag), odgovarati, poklapati se (sa), poklopati se (sa), podudarati se (sa), slagati se (sa) (overeenstemmen) overeenkomend - saglasan overeenkomst - dogovor, ugovor, sporazum, pogodba (contract)

slinost (gelijkenis) overeenkomstig - odgovarajui (bn) prema, shodno (vz) overeenstemmen - slagati se overeenstemming - sklad, sagalasnost; slaganje overeenstemming bereiken (over) - sagalasiti se in overeenstemming brengen - uskladiti overeind - ??? overgaan - proi, prolaziti (voorbijgaan) prei, prelaziti (preko) (overheen gaan) prelaziti (preko) proi u vii razred (op school) overgaan tot - pristupiti overgang - prelaz, prelaenje pristupanje (naar ander geloof) promena (verandering) overgankelijk - prelazan (gram) overgave - predaja, predavanje (mil) predanost (toewijding) met overgave - predano overgebleven - preostao overgelukkig - presretan overgeven - predati

povraati, povratiti (braken) zich overgeven - predati se overgevoelig - preosetljiv overgieten - preliti, prelivati overgooien - prebaciti overgrootvader - pradeda overhaasten - prenagliti overhalen - pritegnuti (hendel enz.) nagovoriti (overreden) overhalen tot - navesti (na), navoditi, navodjenje overhand - de overhand hebben - prevladati, zavladati de overhand krijgen - uzimati maha, zavladati de overhand hebben - prevladati overhandigen - uruiti, predati, predavati, isporuiti, izruiti overhandiging - predaja overheen - preko overheersen - prevladati, pretegnuti overheid - vlada, drava overheids - dravni overhellen tot - naginjati overhemd - koulja overhoop - u neredu, isprevrtano overhoop halen - isprevrtati, zbrkati

ik lig overhoop met hem - posvadjao sam se sa njim overhoren - pitati overhouden - ostati ik heb niets overgehouden - nita mi nije ostalo overig - ostali, preostao, preostali overigens - uostalom, inae, pored ostaloga overjas - ogrta, kaput overkant - druga strana, protivna strana, suprotna strana aan de overkant - preko puta, s druge strane aan de overkant van - preko overkoken - prekipeti, iskipeti overkomen - prei, prelaziti (preko) doi u goste, stii u goste (op bezoek) dogoditi se; zadesiti (lot) overkomst - dolazak overladen - pretovariti obasuti (met weldaden) osuti (met scheldwoorden) prenatrpati, pretrpati (met werk of lading) prebaciti overlast - smetnja, nametanje overlaten - ostaviti (laten overblijven) prepustiti, preputati (toevertrouwen)

overleden - pokojni overledene - pokojnik, pokojnica overleg - raspravljanje, razmiljanje, rasudjivanje in overleg met - u dogovoru sa overleggen - predoiti, predati, podneti, podnositi (document) raspraviti, razmisliti, promisliti, promiljati overleven - preiveti, nadiveti overlevende - preiveli overleveren - predati overlevering - predavanje overlezen - proitati overlijden - umreti, preminuti smrt(zn) overlijdens- - posmrtni overlopen - prei, prelaziti (overschrijden) prebei, prei (deserteren) (naar de vijand) overmaat - prekomernost, izobilje overmacht - nadmo, premo nasilje via sila (force majeure) overmaken - nanovo uiniti, popraviti (iets dat fout is) dostaviti, doznaiti, uplatiti (geld) overmaken op - uplatiti na, uplaivati na

overmatig - prekomeran, preko mere overmeesteren - savladati, savladjivati overmoedig - neoprezan, smeo, nepromiljen overmorgen - prekosutra overnachten - prenoiti overnachting - noenje overname - preuzimanje overnemen - preuzeti, preuzimati overpeinzing - razmiljanje overplaatsen - premestiti, prebaciti, preneti, prenositi overplaatsing - prebacivanje, premetanje overplanten - presaditi, presadjivati overreden - uveriti, nagovoriti trachten te overreden - nagovarati overrekenen - preraunati overrijden - pregaziti, pogaziti overrompelen - iznenada napasti, iznenaditi overschaduwen - engl. overshadow (zaseniti); (fig. ook) eclipse (pomra~enje) overschatten - preceniti, precenjivati overschieten - preostati, pretei, ostati overschot - ostatak, viak stoffelijk overschot - posmrtni ostaci

overschrijden - premaiti, nadvisiti (te boven gaan) prekoraiti, prei, prelaziti (grens) overschrijding - prebacivanje overschrijven - prepisati, ispisati overslaan - preskoiti, preskakati overspannen - nervozan, prenapet overspannenheid - prenapetost overspel - preljuba overspringen - preskoiti, preskakati overstappen - presesti, presedati, promeniti voz (trein) overstapje - prelazna karta oversteekplaats - prelaz oversteken - prei, prelaziti overstromen - potopiti, potapati, poplaviti (ook fig); razliti (se), razlivati obasuti overstroming - poplava, potop overstuur - zbunjen, van sebe pokvaren (maag) overtekenen - precrtati overtellen - prebrojiti overtocht - prelaz, prelaenje overtollig - suvian, izlian, prekobrojan overtreden - prekriti, naruiti, povrediti, kriti, prestupiti

overtreding - prekraj, naruavanje overtreffen - nadmaiti, prebaciti, premaiti overtrek - prevlaka overtrekken - prei (rivier) presvui, presvlaiti (kussen) overtuigen - uveriti; uveravati (trachten te); ubediti overtuigend - uverljiv overtuiging - uverenje overtypen - prekucati overuren - prekobrojni sati overvaart - prevoz overval - napad, prepad overvallen - naleteti overvaren - prebaciti oververmoeid - premoren oververzadigd - presit overvleugelen - natkrliti overvliegen - preleteti overvloed - obilje, izobilje, obilnost in overvloed - u izobilju, na pretek overvloedig - obilan obilno (bw) overweg - prelaz preko eleznike pruge

overwegen - razmisliti, promisliti, promiljati overwegend - pretean (bn) overweging - razmatranje, obzir razlog (reden) in overweging nemen - uzeti u razmatranje, osvrnuti se na, osvrtati se na overweldigen - nadvladati, nadjaati, savladati overwerk - prekovremeni rad overwerken - raditi prekovremeno zich overwerken - razboleti se od (prekovremenog) rada overwicht - autoritet, presti, uticaj, premo, prevaga overwinnaar - pobednik overwinnen - pobediti, pobedjivati, savladati, savladjivati, nadvladati, potui overwinning - pobeda overzees - prkomorski overzetten - prebaciti, prevesti, prevoziti (transporteren) overzicht - pregled overzichtelijk - pregledan overzien - engl. look over (pregledati (ku}ni zadatak), posmatrati preko (ne~ijeg ramena) survey (pregled (to make a survey - izvr{iti pregle), primer; 1. pregledati; 2. premeriti) met een blik overzien - engl. take in at a glance

niet te overzien - ebgl. incalculable overzijde - protivna (druga) strana overzwemmen - preplivati oweeer - ratni bogata oxyde - oksid oxyderen - oksidisati

-P-

p.a. (=per adres) - kod paal - kolac paar - par (kousen, schoenen etc.) nekoliko, par, neki (enkele) paard - konj paarde- - konjski paardehaar - struna paardekracht - konjska snaga, KS (techn) konj paardrijden - jahati (na konju) paarlemoer - bisernica, sedef paars - ljubiast Paas- - uskrsni paasvakantie - uskrnji praznici

pacht - zakup, najam pachten - zakupiti pachter - zakupac pact - pakt Atlantisch Pact - Atlanski pakt pad - aba krastaa (dier) staza (weg) paddestoel - peurka, gljiva padvinder - skaut pafferig - bucmast page - pa pagina - strana, stranica pak - paket (pakket) odelo (kostuum) een pak maken - saiti odelo pakhuis - skladite pakje - paket, paketi, paklica, omot pakken - hvatati, uhvatiti, zgrabiti (grijpen) pakovati (inpaken) te pakken krijgen - uhvatiti pakket - paket pakpapier - papir za pakovanje, pakpapir paleis - palata

palet - paleta paling - jegulja palm - palma (boom) dlan (hand-) pamflet - pamflet pan - lonac, erpa, tiganj crep (dak-) pand - zalog (onderpand) skut (v. jas) kua (huis) pandbrief - zalonica pandjeshuis - zalagaonica paniek - panika panisch - panian panne - kvar (na motoru) pannekoek - palainka panorama - panorama panter - panter pantoffel - papua onder de pantoffel zitten - biti pod papuom pantoffelheld - papuar pantoffelparade - korzo pantser - oklop

pantser- - oklopni pantseren - oklopiti pantserschip - oklopnjaa pantserwagen - oklopna kola, tenk panty - hula-hop arape pap - kaa papa - tata, otac, ale papaver - mak papegaai - papagaj paperclip, paper-clip - spajalica papier - papir, hartija vel papier - list papira papieren - papirnat, papirni (bn) papiergeld - papirni novac papiermand - korpa za otpatke paprika - paprika paraaf - paraf parachute - padobran parachutist - padobranac paradijs - raj paradijs- - rajski paradijselijk - rajski paraferen - parafirati

paragraaf - paragraf parallel - paralelan paraplu - kiobran parasiet - parazit parasol - suncobran pardon - pardon pardon! - pardon!, izvinite!, oprostite! parel - biser parelmoer - sedef, bisernica paren - pariti se pareren - suzbiti, suzbijati (afweren) parfum - parfem parfumerie - parfimerija Parijs - Pariz pariki (bn) Parijse - Parianka Parijzenaar - Parianin park - park parkeerterrein - parking plac, parkiralite parkeerlicht - poziciono svetlo, parking svetlo parkeren - parkirati parkiranje parket - parket (theater)

parketvloer - parket, parketni pod parlement - parlament, skuptina nardona skuptina parmantig - ponosan, koji se pravi dostojanstven, smean parochie - parohija, upa parodie - parodija parool - parola parterre - parter participatie - engl. participation particulier - privatnik (zn) privatan (bn) partij - partija (pol, comm, sp) (huwelijks-) stranka, partija (jur en pol) partij kiezen voor - braniti, opredeliti se (pol) opredeliti se za partijdig - pristrasan partijgenote - drugarica partijtje - zabava partizaan - partizan partizanen- - partizanski partner - partner pas - korak (stap) (zn) prelaz, prolaz, klanac, tesnac (berg-)

paso (paspoort) skoro (geleden) tek (bw) ??? pascontrole - pasoka kontrola Pasen - Uskrs pasgeboren - novorodjen pasgeborene - novorodjene pasgeboren kind - novorodjene paspoort - paso passage - prolaz, galerija, odeljak passagier - putnik passagiers - putniki passagiersschip - putniki brod passen - probati (aanpassen) dobro pristajati (passend zijn van kleren) passen op - paziti passend - zgodan, prikladan, dolian zgodno (bw) passer - estar passeren - proi, prolaziti, mimoii passief - pasivan pasta - pasta pasteitje - pateta

pasteuriseren - pasterizovati pastoor - pop, upnik pastorie - svetenika kua patates (frites) - pomfrit (pommes frites) patent - patent patient - pacijent patrijs - jerebica patriarch - patrijarh patriot - patriota, rodoljub patroon - ef, poslodavac (werkgever) zatitnik, patron (beschermheer) naboj, metak (geweer, geweer-) uzor, obrazac, kalup (voorbeeld) patrouille - patrola paus - papa pauselijk - papski pauw - paun pauze - pauza, odmor pauzeren - pauzirati paviljoen - paviljon pech - peh, nesrea, loa srea pech hebben - nadrljati, nagrabusiti pedaal - pedalja, pedala

pedagogisch - pedagoki pedagoog - pedagog pedant - padantan pedel - pedel ??? pedicure - pedikir, pedikirka peen - argarepa peentjes - argarepice peer - kruka peerboom - kruka pees - ila peet - kum peetoom - kum peettante - kuma peignoir - kuna haljina, kuni ogrta, penjoar peil - nivo peilen - sondirati peinzen - razmiljati pek - crna smola (teer) pekel - raso, salamura pelgrim - hodoasnik pelikaan - pelikan, gem, nesit (zn) pellen - ljutiti, oljutiti, guliti, oguliti peloton - vod (mil)

pels - krzno, kouh pen - pero zie ook pin pendule - sat sa klatnom penhouder - dra za pero penicilline - penicilin penning - eton penningmeester - blagajnik penseel - kist, kiica pensioen - penzija pension - pansion (kosthuis) vol pension - pun pansion half pension - pola pansiona (volledig) pension - stan i hrana pensioneren - penzionisati peper - biber pepermunt - pepermint per - na, po per person - po osobi per dag - na dan per week - nedeljno per maand - meseno per jaar - godinje

per trein - vozom per vliegtuig - avionom perceel - parcela (grond) percent - procenat, postotak tien percent - deset procenta, dest posto voor honderd procent - stopostotni percentage - procenat, postotak pereboom - kruka periode - period, razdoblje odsek, odeljak periodiek - periodian, povremen (bn) asopis (zn) perk - leja, gredica granica (fig, grens) perkament - pergament permanent - trajna (ondulacija); stalan permissie met permissie - da prostite! permitteren - priutiti perron - peron perronkaartje - peronska karta pers - presa (machine) tampa, novine (fig)

pers- - novinski Pers - Persijanac perschef - sekretar za informacije persen - stisnuti, gnjeiti, presovati persfotograaf - fotoreporter personalia - lini podaci personeel - osoblje, personal personen- - lian, lini, osoban personenauto - putniki automobil personenrijtuig - putniki vagon personificatie - olienje, personifikacija persoon - osoba, lice persoonlijk - lian, osoban (bn) lino, osobno (bw) persoonlijke gegevens - lini podaci persoonlijkheid - linost persoons- - lian, lini, osoban persoonsbewijs - lina karta perspectief - perspektiva pervers - perverzan Perzie - Persija perzik - breskva Perzisch - persijski

pessimisme - pesimizam pessimist - pesimist pessimistisch - pesimistian, pesimistiki pest - kuga pet - kapa petekind - kume peterselie - perun petroleum - petrolej, nafta petroleumblik - petrolejska kanta petroleumkachel - petrolejska pe peuk, peukje - opuak, pikavac, ik (sigaretten) peulvruchten - mahunarke, varivo peuteren - kopkati, akati pezig - ilav piano - klavir pianostemmer - timer klavira piccolo - pikolo picnic, picknick - piknik pick-up - gramofon piekfijn - neobino fin, elegantan, savren piepen - kripati (deur) pijukati, pitati (vogel) pier - crv (worm)

nasip u moru (in zee) Piet - Petar pietlut - sitniar pigment - pigment pijl - strela pijler - stup (stub???) (pilaar) pijn - bol pijn doen - boleti pijn gaan doen - zaboleti pijnbank - sprava za muenje pijnigen - muiti pijnlijk - bolan pijnstillend - ublaujui (bol) pijp - cev (buis) lula (tabaks-) svirala (orgel-) pikant - pikantan, papren pikdonker - potpuno mraan pikken - kljucati pil - pilula pilaar - stup ??? (pijler) piloot - pilot pin - klin

pincet - pinceta pinda - kikiriki pindkaas - pasta pd kikirikija pinguin - pingvin pink - mali prst Pinksteren - Sveti Duhovi pion - pion, peak (schaakspel) pionier - pionir piramide - piramida piraat - pirat, gusar pistool - pitolj pit - kotica (vrucht) pittig - pikantan, zainjen PK (=paardekracht) - KS (konjska snaga) plaat - ploa (ijzer, steen, grammofoon) slika (prent) plaatje - slika ploica (bordje) plaatwerker - autolimar (aut) plaatijzer - gvozdeni lim plaats - mesto in plaats van - umesto, mesto in de eerste plaats - na prvom mestu

is er nog plaats? - ima li jo mesta? hier ter plaatse - ovdanji er is geen plaats - nema mesta op zijn plaats - umesan, na svom mestu op de plaats zelf - na licu mesta de plaats van het ongeval - lice mesta (misdrijf) van plaats veranderen - premestiti se plaatsbewijs - ulaznica (bioscoop) vozna karta (trein) plaatselijk - mesni, lokalni, ovdanji (sin.: lokaal) (bn) plaatsen - postaviti, postavljati, staviti, stavljati, smestiti, smetati, namestiti naslanjati, nasloniti (tegen) polaganje er tussen plaatsen - umetnuti plaatshebben - odravati se, dogoditi se plaatsing - smetanje plaatsvervangend - pomoni; u zameni plaatsvervanger - zamenik plaatsvinden - odravati se, ostvariti se, dogoditi se, vriti se, biti, davati se, desiti se, zbivati se, obavljati se, doi do plafond - plafon, tavanica plagen - sekirati, muiti, bockati, zadirkivati; zadevati

plak - krika, reanj, odrezak (sneetje) komad, tablica (chocola) plakband - lepljiva vrpca, lepljiva traka plakje - krika plakkaat - plakat, oglas plakken - lepiti, zalepiti plakzegel - taksena marka plamuur - uljani kit plamuren - kitovati plan - plan van plan zijn - planirati van plan zijn om te - kaniti, nameravati zonder plan - stihijski planeet - planeta plank - daska, polica plankenkoorts - trema planmatig - planski plannen - planirati planning - planiranje plant - biljka plantaardig - biljni plantage - plantaa planten - saditi, nasaditi, usaditi

plantengroei - vegetacija plantentuin - botanika bata plantkunde - botanika plantsoen - park, perivoj (???) plas - lokva, bara plastic - plastika, plastina masa plastian (bn) van plastic - plastian (bn) od plastike, od plastine mase (als bn gebruikt) plastisch - plastian plat - pljosnat, ravan (vlak) (bn) plitak (bord) prost, vulgaran (fig) terasa na krovu (zn) plateau - plato platform - platforma platheid - prostota platina - platina platonisch - platonski plattegrond - plan platteland - selo plattelands- - seoski plattepan - erpa

platvoet - [platvoeten] - ravno stopalo, ravni taban plaveien - poploati plechtig - svean, dostojanstven plechtigheid - sveanost, proslava pleegkind - posvoje pleegmoeder - pomajka pleegvader - pooim plegen - obiavati (gewoon zijn) poiniti, izvriti (bedrijven, zelfmoord) zelfmoord plegen - ubiti se, izvriti samoubistvo pleidooi - pledoaje (jur) plein - trg pleister - melem, flaster pleiten - pledirati, braniti plek - mesto ??? pletten - valjati pleuris - pleuritis (med) plezier - veselje, radost, uivanje, zabava met plezier - rado, drage volje plicht - [plichten] - dunost plichtsbesef - oseanje dunosti plichtsgetrouw - savestan ploeg - plug (landbouw)

smena (groep arbeiders) ekipa, momad (sp) ploegen - orati oranje ploeteren - praakati se, brkati (in water) muiti se, mnogo raditi (werken) plooien - plasirati plomberen - plombirati plombering - plomba plomp - nezgrapan, zdepast plonzen - bunuti u vodu plooi - nabor, bora plotseling - najedanput, najednom, iznenada, preko noi, naglo (bw) nagao, nagli (bn) plotseling opkomen - sinuti (in de gedachte) plotseling duidelijk worden - sinuti pluche - pli pluimpje - een pluimpje geven - pohvaliti pluimvee - ivina, perad plukken - brati, obrati (bloemen, vruchten) oupati, oerupati, upati (kip, veren(???)) ik pluk - berem plunderen - pljakati, opljakati, pleniti, poharati

plundering - pljaka plus - plus, vie (rek) plusminus - otprilike pneumatisch - pneumatski po - noni sud, nona posuda pochen - hvaliti se pocket, pocketbook - depna knjiga podium - podijum, pozornica poeder - puder, praak, prah poederdoos - kutija za puder poederen - napuderisati zich poederen - namazati lice poel - lokva, bara poelier - trgovac ivinom i divljai poes - maka poetisch - poetski poetsen - istiti (schoenen, tanden) ribati (meubels) poezie - poezija pogen - pokuati poging - pokuaj pokken - boginje (med) polder - polder, osuna i nasipom ogradjena nizija

Polen - Poljska in Polen - u Poljskoj poliep - polip (med) polijsten - glaati, gladiti (peglati???) polikliniek - poliklinika polis - polisa politicus - politiar politie - policija politie- - policijski politieagent - policajac politiebureau - policijska stanica, stanica milicije politiek - politika (zn) politiki (bn) pols - puls, bilo (slag(udar,udarac,otkucaj)) politierechter - sudija za prekraje polshorloge - runi sat polsslag - kucanje bila, kucanje pulsa polygamie - poligamija polyglot - poliglota pommade - pomada pomp - pumpa, sisaljka pompen - pumpati pompoen - tikva

pond - pola kila een half pond - etvrt kila (250 grama) funta (sterling) pont - skela, trajekt pook - ara Pool - Poljak pool - pol pool- - polarni poolcirkel - polarnica (???) Pools - poljski Poolse - Poljakinja poolster - polarna zvezda, zvezda severnjaa poort - kapija, vrata poos - malo (vremena), neko vreme poot - noga, apa pootje - noica, apica pop - lutka poppenkast - pozorite lutaka populair - popularan populariteit - popularnost populier - jablan, topola poreus - porozan porie - pora

pornografie - pornografija porren - gurnuti, udariti, terati porselein - porculan port - potarina portaal - portal (???) odmorite (trap-) portefeuille - lisnica (novanik???, tabakera???) portfelj (v. minister) portemonnee - novanik portie - porcija portier - vratar, portir pazikua (huis-) vrata (auto, rijtuig enz.) porto - potarina portret - portret, slika Portugal - Portugalija Portugees - Portugalac portugalski (bn) pose - poza poseren - pozirati positie - poloaj, pozicija (lett en fig) positief - pozitivan post - pota (brief-)

sluba, poloaj (betrekking) per post - potom post- - potanski postbeamte - potar, pismonoa postbode - potar, pismonoa postbox, postbus - potanski fah postcheque - potanska uputnica postduif - golub pismonoa posten - baciti (pismo) een brief posten - baciti pismo poste-restante - post restant postkantoor - pota postpakket - potanski paket postpapier - papir za pisma postspaarbank - potanska tedionica postuur - rast, stas postwissel - potanska uputnica postzegel - potanska marka postzegelverzamelaar - skuplja maraka, filatelista pot - lonac, tegla, ibrik ulog (sp) poten - saditi, usaditi potentieel - potencijalan

potig - jak, vrst, krupan potje - loni potlood - olovka pottenbakkerij - lonarija pover - bedan, siromaan, oskudan beznaajan, neznatan Pozarevac - Poarevac van (uit) de stad Pozarevac - poarevaki Praag - Prag uit Praag - praki Praags - praki praal - sjaj, rasko praatje - razgovor een praatje maken - malo razgovarati praatjes - prie, brbljanje pracht - sjaj, rasko prachtig - krasan, divan, sjajan praktijk - praksa praktijk uitoefenen - prakticirati praktisch - praktian praal - sjaj pralen - razmetati se praten - govoriti

precies - taan, precizan ba, upravo, taman (net) predikant - pastor, protestantski svetenik prediken - propovedati prediker - propovednik preek - propoved preekstoel - propovedaonica prei - praziluk preken - propovedati premie - nagrada premija (verzekering) premiere - premijera prent - slika, bakrorez, drvorez prentenboek - slikovnica preparaat - preparat presentator - voditelj (TV) presenteerblad - posluavnik, tacna pre-shave - sredstvo pre brijanja president - predsednik ministar president, minister-president - predsednik vlade presse-papier - pritiska prestatie - (izvren) rad, uinka rada veliki uspeh, rezultat, dostignue

presteren - ostvariti, izvriti, napraviti prestige - presti, ugled pret - veselje, zabava pret hebben - zabavljati se prettig - ugodan, prijatan prijatno (bw) preuts - preterano edan, preterano stidljiv prevaleren - prevagnuti prieel - sjenica, hladnica (hladovina???) priem - ilo, zumba (v. schoenmaker) priester - svetenik, pop priester- - popovski prijs - cena (comm) nagrada (beloning) zgoditak (in loterij) tot elke prijs - po svaku cenu het koste wat het wil - po svaku cenu op prijs stellen - ceniti prijscourant - cenovnik prijsdaling - opadanje cena, pojeftinjenje prijslijst - cenovnik prijsnotering - stanje cena prijsstijging - povienje cena, poveanje cena

prijsverhoging poveanje cene prijsverlaging - snienje cena prijsvraag - nagradno takmienje prijzen - hvaliti, pohvaliti, pohvaljivati prijzenwaardig - pohvalan prik - ubod prikkel - trn, bodljika (sin. doorn) nadraaj (impuls) prikkelbaar - razdraljiv prikkeldraad - bodljikava ica prikkelen - bockati, svrbeti, golicati draiti, nadraiti, razdraiti, razdraivati, golicati (fig) ; zadirkivati, zadevati prikkelling - draenje prikken - bosti, ubosti, pecati, peckati paliti (branden) primeur - prvenac primitief - primitivan primus - petrolejski reo principe - princip, naelo in principe - u principu, naelno principieel - principijelan, naelan prins - princ

prinses - princeza prinsesseboontjes,prinsessenboon,prinsessenboontjes - boranija, zeleni graak prior - predstojnik prisma - prizma prive - privatan poverljivo (op brieven) (bw) prive-eigendom - privatno vlasnitvo privilege - privilegija, povlastica proberen - probati, pokuati, pokuavati, isprobati probleem - problem, pitanje problematisch - dvojben, problematian procede - postupak procedure - sudski postupak procent - procenat, postotak tien procent - deset posto proces - parnica, sudjenje (jur) postupak, proces (scheikunde) processie - procesija proces-verbaal - zapisnik proclameren - proglasiti procuratie - punomo procuratiehouder - opunomoenik (coom) (za samostalno vodjenje poslova jednog preduzea)

procureur - staratelj (jur) producent - proizvodja produceren - proizvoditi produkt - proizvod, produkt produktie - proizvodnja produktie- - proizvodni produktief - produktivan produktiviteit - produktivnost proef - proba, eksperiment, ogled, opit proef- - ogledni proefmonster - proba, eksperiment, ogled proefnummer - ogledni primerak proefondervindelijk - empirijski, na osnovu iskustva proefschrift - disertacija, doktorska disertacija, doktorska teza proefuitvoering - proba proefvlucht - probni let proefwerk - kolski zadatak proeftijd - sta proesten - jako kinuti, duvati, dahtati proesten van het lachen - prsnuti u smeh proeven - okusiti, probati profeet - prorok professor - univerzitetski profesor

professie - profesija profetie - proroanstvo profetisch - proroanski profiel - profil profiteren - profitirati profiteren van - okoristiti se, profitirati prognose - prognoza programma - program progressief - napredan, progresivan projecteren - projektovati projectiel - projektil proletarier - proleter promenade - etalite promotie - unapredjenje promocija (aan universiteit) promoveren - doktorirati, promovisati pronken - razmetati se prooi - plen proost! - iveli!, na zdravlje! prop - ep, zapua (stop) kuglica, loptica (papier, watten) propaganda - propaganda propeller - propeler

propvol - dupke pun, pun puncat prospectus - prospekt prostituee - prostitutka, bludnica, kurva protest - protest, prigovor protestant - protestant protestantisme - protestantizam protestants - protestantski, evangelistiki protesteren - protestvovati protocol - zapisnik proviand - provijant, ive (???) provinciaal - provincijski provincie - provincija, pokrajina provisie - zaliha (voorraad) provizija (loon) provisiekast - kredenac proza - proza prozaisch - prozaian; suvoparan pruik - perika pruim - ljiva pruimenjenever - ljivovica pruimen - vakati duvan Pruisen - Prusija Pruisisch - pruski

prullemand, prullenmand - ko za papir prutsen - prtljati, prkati psalm - psalm psychiater - psihijatar psychisch - psihiki psychologie - psihologija psychologisch - psiholoki psycholoog - psiholog puberteit - pubertet publicatie, publikatie - publikacija publiceren - objaviti, objavljivati, publikovati publiek - publika (zn) javan, opti (bn) pudding - puding puimsteen - plavac, plovuac (???) puin - otpaci od starih zidova; ruevine puinhoop - ruevine, razvaline puist - prit, bubuljica pul - kugla, krigla (??? videti ta tano znai na engl.) pullover - pulover pummel - klipan punaise - rajsnadla, pribadaa punt - taka (stip)

vrh (neus, tong, schoen, mes etc.) bod, poen (sp) dubbele punt - dvotaka op het punt staan om te - spremiti se da punten - podrezati, zarezati; zailjiti puntenwaardering - ocenjivanje punteslijper - zailja, zareza puntig - iljat, iljast puntje - takica in de puntjes - perfektno, besprekorno pupil - zenica (anat) uenik (leerling) puree - pire purgeermiddel - purgativ purper - purpur purperen - purpuran put - bunar putten - crpsti; vaditi (iz) puur - ist, nemean puzzel - zagonetka pyjama - pidama

-Q-

quarantaine - karantin queue - queue maken - stajati u redu quiz - kviz quotient - kolinik, kvocijent

-R-

raad - savet (advies) vee, savet, odbor (lichaam) savetnik (raadsheer) raad van arbeid - radnika komora raad geven - savetovati raadgevend - savetodavan raadgever - savetodavac raadhuis - optina raadplegen - savetoovati se sa raadsel - zagonetka raadselachtig - zagonetan raadsheer - savetnik raadslid - odbornik raadszaal - venica raadzaam - pametno, preporuljivo, poeljno

raaf - gavran raak - pogodjen raak schieten - pogoditi raam - prozor raampje - prozori raap - repa raar - udan, stran rabarber - rabarbar, ravent (???) rabat - rabat race- - trkaki racebaan - trkalite racewagen - trkaa kola racket - raket (tennis) rad - toak (zn) brz, spretan (bn) radeloos - oajan raden - savetovati (rad geven) pogoditi, pogadjati (goed gissen) odgonetati, odgonetnuti raderen - radirati (???) radewerk - zupci radiateur - radijator radiator - radijator

hladnjak, kiler (auto ook) radicaal - radikalan radijs - rotkvica radio - radio radioactief - radioaktivan radiobuis - radiocev radio-omroep - radio (organizacija) radio-omroeper - spiker radiostation - radiostanica radiotelegrafisch - radiotelegrafiski radiotelegrafist - radiotelegrafista radiotoestel - radioaparat radio-uitzending - radioprenos, radio-emisija radiozender - odailja radium - radijum raffinaderij - rafinerija ragout - paprika rails - ine raken - pogoditi, pogadjati (treffen) ticati se (aangaan) slaags raken - uhvatiti se in de war raken - zaplesti se raket - raketa (rui)

rakker - mangup rally - reli ram - ovan ramen - proceniti ramen op - proceniti na raming - procena, proraun ramp - katastrofa rampspoedig - nesretan, koban, porazan rampzalig - duboko nesretan, katastrofalan, sudbonosan rand - rub, ivica, okrajak, kraj; skut obod (v. hoed) rang - in, rang red (rij) rangeren - rangirati rangschikken - redjati, poredjati; urediti, uredjivati rank - loza (zn) vitak, graciozan (bn) ranselen - isprebijati, istui ransig - ueen (???) rantsoen - porcija, dnevni obrok rap - brz, okretan rapen - brati, skupljati rapport - izvetaj

svedoanstvo (school-) ras - rasa (mensen) (zn) pasmina (dieren) brz (bn) raspen - strugati rassen- - rasni rassenstrijd - rasna borba rat - pacov ratelen - zveketati rationeel - racionalan rauw - sirov, presan (sin.: ongekookt) ravijn - ponor, provalija razen - besneti razend - besomuan razernij - besomunost reactie - reakcija (scheikunde) (pol) reactionair - reakcionaran reageerbuisje - epruveta reageren - reagovati realiseren - realizovati realistisch - realistiki, realistian rebel - pobunjenik rebelleren - revoltirati

rebus - rebus recensent - ocenitelj, ocenjiva, recenzent recenseren - oceniti, ocenjivati recensie - recenzija, ocena recept - recept (med) recepti (etens-) receptie - primanje recepcija (in hotel) rechercheur - detektiv recht - pravi (bn) ravan, prav (lijn) pravo (rechtspraak) (zn) taksa (belasting) student in de rechten - student prava ik heb recht op ... - imam pravo na rechtbank - sud; sudnica (gebouw v. d.) rechtdoor - pravo rechten - pravo student in de rechten - student prava rechter - sudija (jur) rechter- - desni rechter-commissaris - istrani sudija rechterkant - desna strana

rechthoek - pravougaonik rechthoekig - pravougaoni rechtmatig - zakonit, pravedan rechtop - uspravno prav, uspravan rechts - desni (bn) desno (bw) naar rechts - na desno rechts- - pravni rechtschapen - estit, ispravan rechtschapenheid - potenje rechtsgeding - parnica, sudski postupak rechtsgeldig - pravomoan, pravosnaan rechtsgeleerde - pravnik rechtsgeleerdheid - pravo rechtsom - nadesno rechtspersoon - pravno lice rechtspraak - pravosudje rechtstreeks - neposredan (bn) neposredno (bw) rechtszaak - pravna stvar, pravni spor, rasprava (jur) rechtuit - pravo rechtvaardig - pravedan

pravo rechtvaardigen - opravdati, opravdavati rechtvaardigheid - pravednost, pravda rechtvaardiging - opravdanje reclame - reklama alba, reklamacija (klacht) reclame- - reklamni, oglasni reclamebureau - oglasni zavod reclamedrukwerk - prospekt reclamezuil - oglasni stupac reconstructie - rekonstrukcija record - rekord recreatie - rekreacija rector - rektor recu - priznanica, potvrda redacteur - urednitvo, redakcija redactie - redakcija raddeloos - kome nema spasa, beznadean, bespomoan, nepopravljiv redden - spasiti, spasavati zich er uit redden - izvui se zich redden (uit) - snai se, snalaziti se redder - spasitelj redding - spas, spasavanje

reddingboot, reddingsboot - amac za spasavanje reddingordel, reddingsordel - pojas zaspasavanje reddingmaatschappij, reddingsmaatschappij - drutvo za spasavanje rede - govor (toespraak) razum (verstand) sidrite, pristanite (ankerplaats) redelijk - razuman, pravedan, umeren prilino (dobar) (tamelijk) reden - razlog, osnov redenaar - govornik redeneren - rezonirati redenering - rezoniranje reder - brodovlasnik redevoering - govor reductie - popust ree - srna reeds - ve reeel - realan reeks - niz (serie) reep - traka, vrpca tablica, komad (chocola) reet - pukotina referentie - referenca

znak (in brief) referte - onder referte aan - pozivom na regel - pravilo (norm) red (boek) in de regel - po pravilu regelen - urediti, uredjivati, srediti (in orde maken); rasporediti podesiti, regulisati (machine) odrediti (vaststellen) zich regelen naar - ravnati se prema regeling - uredjenje, sredjivanje (het regelen); raspored uredba, propisi (voorschrift) dogovor, sporazum (overeenkomst) regelmaat - pravilnost regelmatig - pravilan (bn) redovno (vaak) (bw) regelrecht - neposredan (bn) ravno, neposredno (bw) regen - kia regen- - kini regenachtig - kiovit regenboog - duga regenbui - pljusak regenen - het regent - pada kia

het regent pijpestelen - kia lije kao iz kabla regenjas - kini mantil plastic regenjas - ukavac regenpijp - odvodni oluk regent - regent (bestuurder) regeren - vladati regering - vlada regie - reija regime - reim regiment - puk regionaal - oblasni, regionalni regisseur - reiser, reditelj register - registar, popis sadraj register v/d burgerlijke stand - matina knjiga register van de burgerlijke stand - matina knjiga register- - registarski registreren - registrovati, upisati, upisivati reglement - pravilnik, propisi reiger - aplja reiken - pruiti, nuditi (aan-) dopirati (oog) reiken naar - posei za, posegnuti za

rein - ist reinheid - istoa reinigen - istiti, oistiti reis - putovanje, put; vonja goede reis! - sretan put! reis- - putni reisbenodigdheden - putne potrebtine reisbeschrijving - putopis reisbureau - turistiki ured reischeque - turistiki ek reisdeken - putni pokriva reisgenoot - saputnik reiskosten - putni trokovi reisleider - turistiki vodja, vodja puta reisvaardig - spreman za put reisvereniging - turistiko drutvo reizen - putovati (ik reis - putujem) reiziger - putnik reizigers- - putniki reizigster - putnica rek - stalak, polica rekbaar - rastegljiv, elastian (ook fig) reken- - raunski

rekenen - raunati naplatiti (in rekening brengen) (als honorarium) rekenen op - raunati na rekenen tot - ubrajati u, uvrstiti u raunanje rekenfout - raunska pogreka rekening - raun kelner, de rekening! - konobar, molim da platim! in rekening brengen - staviti (stavljati) na raun, uraunati, naplatiti rekening houden met - voditi rauna o, obazirati se na; imati u vidu dat is voor rekening van - to ide na teret voor eigen rekening - o svom troku rekening-courant - tekui raun rekenmachine - maina za raunanje rekenschap - odgovornost zich rekenschap geven van - biti svestan rekenschap afleggen - poloiti raun rekken - rastegnuti rekruteren - regrutovati (engl. recruit) rekrutering - regrutovanje (engl. recruitment) rekruut - regrut (engl. recruit) rekstok - vratilo

relatie - poznanik, veza, poslovna veza, odnos relatief - relativan relief - reljef religie - religija rem - konica rembours - onder rembours - pouzeem remise - rimesa (geld) ??? remiza, spremite (tram) nereena igra (sp) remmen - koiti ren- - trkaki Renaissance - Renesansa renbaan - trkalite rendabel - rentabilan rendement - uinak renderen - isplatiti se rendez-vous - sastanak, dogovor, randes, randevu een rendez-vous vaststellen - zakazati sastanak rennen - trati, potrati, juriti, pojuriti (hardlopen) renpaard - trkaki konj rente - kamata, interes (opbrengst v. kapitaal) (fin) renta (inkomsten uit vermogen) rente- - kamatni

rentenier - rentijer rentevoet - kamatna stopa reorganisatie - reorganizacija, preuredjenje reorganiseren - reorganizovati reparateur - popravlja reparatie - popravak, opravka repareren - popraviti, popravljati laten repareren - dati na popravak repatrieren - povratiti se u domovinu repertoire - repertoar repeteren - ponavljati, repetirati repetitie - ponavljanje, repeticija proba (proefuitvoering) (muz) generale repetitie - generalna proba, poslednja proba reportage - reportaa reporter - dopisnik, reporter reppen - zich reppen - pouriti se reppen van - spomenuti represaille - represalija representatief - reprezentativan reproduceren - razmnoiti reproduktie - reprodukcija reptiel - gmizavac, reptil

republiek - republika rpublikein - republikanac republikeins - republikanski reputatie - reputacija, glas research - nauno istraivanje researchwerk - nauni rad reserve - rezerva reserve- - rezervni reservedelen - rezervni delovi reserveoffcier - rezervni oficir rezerveren - rezervisati reservewiel - rezervni toak reservoir - rezervoar, cisterna residentie - rezidencija respect - potovanje, respekt respecteren - potovati respectievelijk - odnosno (bw) rest - ostatak restaurant - restoran, gostionica restaurateur - gostioniar restauratie - restauracija (herstel; restaurant) obnavljanje, obnova restauratierijtuig - kola za ruavanje

restauratiewagen - vagon-restoran, kola za ruavanje restaureren - restaurisati, renovirati, obnoviti resultaat - rezultat, uspeh retourbiljet - povratna karta retourkaartje - povratna karta reuk - miris (geur) njuh (zintuig) reukloos - bez mirisa reumatiek - reuma reus - div, gorostas, din, orija reusachtig - divovski, ogroman, orijaki reuzekerel - ovek i po (fig) reuzemeid - devojka i po (fig) revalidatie - rehabilitacija (med) revanche - revan revanche nemen - revanirati se revisie - revizija revisor - revizor revolutie - revolucija, prevrat revolutionair - revolucionaran (bn) revolucionar (zn) revolver - revolver revue - smotra (monstering)

revija (toneel) rib - rebro richel - ivica, rub, izboena pruga richten - usmeriti, upravljati (geweer) uperiti, upirati (blik) uputiti (verzoek) zich richten naar - ravnati se prema, upravljati se prema te gronde richten - upropastiti richting - pravac, smer in een richting - jednosmeran in de richting van - prema richtingaanwijzer - pokaziva smera, pokaziva pravca, (migavac???) (aut) richtlijn - smernica ridder - vitez, riter ridder- - viteki ridderlijk - viteki ridderorde - viteki red, orden riem - remen (techn) remen, kai, pojas (ceintuur) veslo (roei-) riet - trska, prut rij - red rep

in de rij staan - stajati u redu rij- - jahaa; vozaki rijbaan - (saobraajna) traka (aut) rijbewijs - vozaka dozvola rijbomen - drvored rijbroek - jahake pantalone rijden - voziti (besturen) voziti se (meerijden) kretati se (zich voortbewegen) jahati (paard) het rijden - vonja (ergens geen) rijden - odvesti se rijdier - jahaa ivotinja rijexamen - vozaki ispit rijgen - nizati, nataknuti rijk - bogat (bn) drava, zemlja (staat) (zn) podruje (gebied) svet (dieren-, planten-) rijke landbezitter - gazda rijkaard - bogata rijkdom - bogatstvo rijkelijk - obilno (bw)

rijksdaalder - dva i po guldena rijksmuseum - dravni muzej rijlaars - jahaka izma rijles - as iz vonje, sat iz vonje (aut) rijm - rima, srok inje, slana (ijs) zie rijp rijmen - praviti stihove (verzen schrijven) slikovati se (rimovati se???) (op elkaar-) Rijn - Rajna Rijn- - rajnski rijp - zreo (bn) slana, inje (ijs) (zn) rijp zijn - prispeti rijp worden - sazreti zie rijm rijpaard - jahaki konj rijpelijk - rijpelijk overwegen - zrelo razmisliti rijpen - dozrevati, dozreti, sazreti, zreti rijpheid - zrelost rijs - prut rijschool - auto kola (aut) jahaka kola (paarden-)

rijshout - suvo granje rijsnelheid - brzina vonje rijst - pirina rijtuig - fijaker, koija rijweg - put (aut) rijwiel - bicikla rijwielpad - staza za bicikle, biciklistika staza rijwielstallig - garaa za bicikle rijzen - dizati se narasti (deeg) mijn haren rijzen te berge - die mi se kosa na glavi rijzig - stasit rijzweep - jahaki bi rillen - drhtati, tresti se; trgnuti se rilling - [rillingen] - drhtanje, trnci ik krijg de rillingen - prolaze me trnci, prolaze me srsi rimpel - bora, nabor ring - prsten, kolut ring (sp) ringvinger - prstenjak ringvormig - prstenast rinkelen - zveketati, zveckati, zvoniti riolering - kanalizacija

riool - odvodni kanal, kloaka risico - rizik riskant - riskantan riskeren - reskirati rit, ritje - etnja kolima (biciklom, tramvajem, konjem); vonja ritme - ritam ritmisch - ritmiki ritselen - utati ritssluiting - rajsferlus ritus - obred, ritual rivaal - suparnik (mededinger) rivier - reka rivier- - reni robijn - rubin roddelen (over) - ogovarati roebel - rubalj (rublja???) (fin) roede - prut, iba roei- - veslaki roeiboot - amac na vesla roeien - veslati het roeien - veslanje roeiriem - veslo roeiwedstrijd - veslaka utakmica

roekeloos - nepromiljen, neoprezan, smeo roem - slava Roemeen - Rumun Roemeens - rumunski roemen - hvaliti, pohvaliti Roemenie - Rumunija in Roemenie - u Rumuniji roemloos - neslavan roemvol - slavan, dian roep - zov, krik, uzvik roepen - zvati, vikati, nazvati, pozivati, pozvati (ik roep) naruiti, naruivati laten roepen - poslati po roepen om - vapiti za roeping - poziv, zvanje roer - kormilo roerei, roereieren - kajgana roeren - meati, mutiti roerend - dirljiv roerende goederen - pokretna imovina roerloos - nepomian roes - pijanstvo, napito stanje zanos, ushienje (fig)

roest - rdja roesten - rdjati, zardjati roestig - rdjav, zardjao roestvrij - nerdjajui, koji ne rdja, neoksidljiv roet - adj rogge - ra roggebrood - raeni hleb rok - suknja (dames-) frak (heren-) roken - puiti (sigaretten enz.) dimiti se (vuur) suiti, dimiti (vlees, vis) het roken - puenje (zn); suenje (vlees) roker - pua rokerig - zadimljen rol - smotuljak, kalem valjak (gereedschap) uloga (toneel, theater e.d.) een grote rol spelen - igrati veliku ulogu rollen - valjati se valjati zaviti, zavijati (sigaret) rolschaats - rolua, koturaljka

rolschaatsen - koturati se rolstoel - stolaca sa tokiima roltrap - pokretne stepenice roman - roman romanschrijver - romanopisac romantisch - romantian, romantiki Rome - Rim Romein - Rimljanin Romeins - rimski rommel - nered, zbrka (wanorde) starudija, prnje, bezvredne stvari (prullen) romp - trup (anat; v. schip) rond - okrugao rondborstig - otvoren, iskren, prostoduan rondbrengen - raznositi ronddolen - lutati, skitati se, muvati se ronddraaien - vrteti se, kruiti ronde - runda rondedands - kolo (folk) rondgang - ophodjenje rondhangen - muvati se rondkomen - izai na kraj rondleiden - voditi okolo

rondlopen - muvati se rondom - (svuda) naokolo (bw) oko (vz) rondreis - kruno putovanje; kruni put rondschrijven - okrunica (dokument okrunog suda?) rondstrooien - razmetati rondte in de rondte - naokolo ronduit - otvoreno; prosto rondvlucht - kruni let rondzenden - razaslati rondzwerven - lutati (naokolo) rontgen - rentgen rontgen- - rentgenski rontgenapparat - rentgen aparat rontgenfoto - rentgenska slika rontgenonderzoek - rentgenski pregled rontgenstralen - rentgenski zraci rood - crven, rumen rode wijn - crno vino rood verven - rumeneti, bojiti u crveno rood maken - rumeneti, bojiti u crveno roodachtig - crvenkast

roodborstje - crvenda roodharig - ridjokos roodhuid - crvenokoac Roodkapje - Crvenkapa roodvonk - arlah (med) roof - otimanje, otmica roof- - grabeljiv roofdier - grabeljiva ivotinja, zver roofvogel - ptica grabljivica roofzuchtig - grabeljiv rooien - kriti, vaditi (krompir, korenje) rook - dim rookcoupe - kupe za puae rookvlees - suvo meso room - lag, kajmak, krem roomboter - maslac roomijs - krem sladoled roomskatholiek - rimokatolik (zn) rimokatoliki (bn) roos - rua perut (haar-) centar, sredite (op schijf) rooskleurig - ruiast (ook fig)

rooster - rotilj, reetka (techn) shema, pregled, plan (schema) raspored asova (tijd-) roosteren - pei (na aru) ros - konj (zn) ridj (bn) rosbief - rozbif, rosbif rose - roze, ruiast rossig - ridj roskammen - eati rot - truo, gnjio neugodan, nezgodan, lo, rdjav (vervelend) pokvaren (kies) rot- - proklet rotonde - skver (aut) rots - stena, hrid kr rotsachtig - kamenit, stenovit, krevit rotsachtig terrein - kr rotten - truleti, gnjileti roulette - rulet route - ruta, tok putovanja routine - rutina

rouw - alost, crnina in de rouw zijn - nositi crninu rouw- - aloban rouwbeklag - sauee roven - krasti, oteti, pljakati, grabiti rover - razbojnik, hajduk, otima royaal - dareljiv, irokogrudan royeren - ispisati rozijnen - suvo grodje rubber - guma, kauuk rubber- - gumen van rubber - gumen rubriek - rubrika ruchtbaar - opte poznat ruchtbaar maken - razglasiti ruchtbaar worden - izai na glas rug - ledja naslon (stoel) ruggegraat - kima ruggermerg - kimenjaa (kimena modina???) ruggespraak - ruggespraak houden met - pregovarati sa rugleuning - naslon rugzak - naprtnjaa, uprtnjaa, ruksak

ruien - linjati se, mitariti se ruif - jasle ruig - nakostreen ruiken (aan) - mirisati, omirisati, pomirisati; odisati ruil - zamena, izmena, promena, menjanje; razmena ruilen - razmeniti, menjati, zameniti, promeniti ruim - prostran, irok (bn) neto preko (meer dan) (bw) skladite za robu (na brodu) (zn) (schip) ruimen - ??? uit de weg ruimen - otkloniti, otklanjati; ukloniti, uklanjati ruimschoots - obilno, u punoj meri ruimte - prostor svemir (het heelal) prostorija (lokaal) ruimte- - svemirski ruimteschip - svemirski brod, kosmiki brod ruimtevaarder - kosmonaut, astronaut ruimtevaart - kosmonautika, astronautika ruine - ruevine, razvaline, ruine ruineren - upropastiti, ruinirati, naruiti ruisen - umiti (wind) uboriti (water)

ruit - okno, prozorsko staklo staklo (aut) romb (wisk) ruiten - karo (kaartspel) ruitewisser - brisa stakla ruiter - jaha, konjanik ruiter- - jahaki ruiterlijk - otvoren ruk - trzaj, zamah rukken - trgnuti rum - rum rumoer - buka, agor uzbudjenje (fig) rumoerig - buan rund - govedo rund- - govedji rundvee - goveda rundvlees - govedina rups, rupsband - gusenica Rus - Rus Rusland - Rusija Russin - Ruskinja Russisch - ruski

rust - odmor, poinak, odmaranje, poivanje (het uitrusten) mir (stilte, vrede) poluvreme (sp) met rust laten - pustiti na miru, ostaviti na miru, ostavljati na miru rust hebben - mirovati tot rust brengen - smiriti tot rust komen - smiriti se rustbank - poivaljka (???) rustdag - neradni dan, dan odmora rusteloos - nemiran rusten - odmarati se, poivati rustig - [rustiger, het ?] - miran, tih, spokojan, mirne due rustig zijn - mirovati rustig worden - smiriti se rustplaats - odmorite ruw - [ruwer, het ?] - grub, surov, (mens, stem) [grublji, najgrublji] divljak hrapav (oneffen) sirov (onbewerkt) prost, osoran (manieren) otar (wind, weer) ruzie - svadja ruzie krijgen - posvadjati se, svadjati se

ruzie maken - svadjati se ruziemaker - svadljivac

-S-

saai - dosadan, suvoparan (sin. vervelend) sabel - sablja sabotage - sabotaa sadisme - sadizam Sahara - Sahara Saksisch - saksonski salade - salata salaris - plata saldo - saldo salon - soba za primanje, salon Saloniki - Solun salpeter - alitra salueren - pozdraviti, pozdravljati (vojniki) salvo - plotun, paljba, poasna paljba, plotunska paljba samen - zajedno, skupa, na okupu samendrukken - stisnuti, stegnuti, stezati; pritisnuti; sabiti, sabijati ; zbiti, zbijati samenhang - povezanost

samenkomst - sastanak samenleving - drutvo samenpersen - stisnuti, stegnuti, stezati; sabiti, sabijati; zbiti, zbijati samenstellen - sastaviti, sastavljati, sloiti, slagati samenstelling - sastavljanje, sklapanje (het samenstellen) sastav, sklop (structuur) samenstromen - slivati se samentrekken - skupiti, stegnuti, pokupiti zich samentrekken - skupiti se samenvallen - podudarati se, poklapati se, poklopiti se samenvatten - ukratko izloiti samenvatting - pregled, izvod samenvoegen - sastaviti, sastavljati, spojiti, povezati, vezati ; sklapati, sklopiti; slagati samenvoeging - ujedinjenje samenwerking - saradnja samenzweren - zaveriti se, urotiti se samenzwering - zavera sanatorium - sanatroijum sanctie - sankcija sandaal - sandala, japanka sandwich - sendvi saneren - sanirati

sanitair - zdravstven, zdravstveni, sanitetski sap - sok sappig - soan sarcastisch - sarkastian, zajedljiv sardientje - sardina sarren - draiti, ozlojediti, izazvati satelliet - satelit, pratilac (hemellichaam en rui) satelitska drava (staat) saucijsje - kobasica saus - sos sauskom - posuda za sos savooiekool - kelj saxofoon - saksofon scene - scena, prizor scepter - ezlo (???) sceptisch - skeptian, skeptiki schaaf - blanja, hobli (stolarsko rende??); strug schaak - ah schaak spelen - igrati ah schaak- - ahovski schaakbord - ahofska tabla schaakmat - ah mat schaakspel - ah

schaaktoernooi - ahovski turnir schaal - zdela, posuda (schotel) koljka (schaaldier) skala, lestvica (-verdeling) razmera (v. landkaart) ljuska (noot) schaamrood - crvenilo, rumenilo schaamte - stid, sram (ik schaam me - stid me je) zonder schaamte - bez ustruavanja schaamteloos - besraman, bestidan schaap - ovca schaapherder - ovar schaapskooi - ovara (tor za ovce?) schaar - makaze krak (v. kreeft) schaars - oskudan schaarste - oskudica, nestaica, nematina schaats - klizaljka schaatsen - klizati se schaatsenrijden - klizanje klizati se schacht - okno, rov (in mijn) (mijn-) schade - teta

schadelijk - tetan, kodljiv schadeloosstelling - odteta, naknada schaden - koditi, nakoditi, poremetiti (gezondheid) schaderapport - zapisnik o teti (bijv. na verkeersongeval) schadevergoeding - odteta, naknada (tete) eis tot schadevergoeding - zahtev za naknadu tete schaduw - senka, hlad schaduwrijk - senovit schaften - jesti (za vreme radnog odmora) schafttijd - odmor za jelo schakel - karika schakelaar - prekida schaken - igrati ah (schaak spelen) oteti (ontvoeren) schakering - nijansa schaking - otmica schalks - vragolast, vedar, aljiv schallen - odjekivati, razlegati se schamen - zich schamen voor - stideti se, sramiti se schandaal - skandal schandalig - skandalozan schande - sramota, bruka zich te schande maken - osramotiti se

schandelijk - sramotan schandvlek - ig sramote schape- - ovji schapekaas - ovji sir schapevlees - ovetina schappelijk - umeren, razuman scharen zich scharen - skupiti se zich scharen bij - prii, prilaziti scharenslijper - brusa scharlaken - skerletan, grimizan scharnier - stoer, arka schat - blago draga, dragi, dua (lieveling) hij is een schat - on je dua od oveka schateren - pucati od smeha, puknuti od smeha, smejati se grohotom schaterend - grohotan schaterlach - grohotan smeh schatkamer - riznica schatkist - riznica schatrijk - silno bogat schatten - proceniti, oceniti, ceniti, ocenjivati schatten op - proceniti na, ceniti na

niet te schatten - neprocenjiv (taxeren) schattig - sladak, slatka schatting - procena, ocena, ocenjivanje schaven - strugati, ostrugati, blanjati oguliti (huid) schavot - stratite, gubilite schavuit - mangup, nitkov, ugursuz schede - korice schedel - lobanja scheef - kos, poprean (schuin) popreko (bw) (schuin) scheel - razrok, zrikav scheel kijken - kiljiti, gledati razroko scheenbeen - golenica scheeps- - brodski scheepsbouw - brodogradnja scheepsdok - dok scheepswerf - brodogradilite scheepvaart - brodarstvo, plovidba scheer- - brijaki scheerapparaat - aparat za brijanje scheercreme - krema za brijanje scheerkwast - etkica za brijanje

scheermes - brija, britva scheermesje - ilet scheersalon - brijaka radnja, berbernica, brijanica scheerzeep - sapun za brijanje scheiden - rastati se (uiteengaan); rastaviti, rastaviti se, rastavljati; razdvojiti deliti izdajati, izdvojiti rastaviti, rastavljati, odeliti, odvojiti, odvajati (losmaken) rastaviti se, razvesti se sa (man of vrouw); rastavljati se scheiden van - razvesti se sa, razvoditi se sa (man of vrouw) scheiding - odvajanje (het scheiden) rastanak (afscheid) rastava, razvod (echt-) razdeljak (in haar) scheidsgerecht - izabrani sud scheidsrechter - sudija (sp) izabrani sudija (arbiter) scheikunde - hemija scheikundig - hemijski scheikundig proces - hemijski proces scheikundige - hemiar schel - zvono (bel) (zn)

otar, piskav, prodoran (geluid) (stem) (bn) blistav, prejak (licht) schelden - psovati (ik scheld - psujem) schelen - faliti scheldnaam - pogrdno ime scheldwoord - psovka, pogrdna re schelen - biti razliit (verschillen) faliti, nedostajati (ontbreken) wat scheelt er aan? - ta ti je?, ta Vam je? het kan me niet schelen - ba me briga, svejedno mi je schelm - ugursuz, nitkov schelms - vragolast schelp - koljka schema - shema schemerig - sumraan schemering - sumrak, suton schenden - povrediti, pogaziti, zadirati u schending - povreda schenken - pokloniti, poklanjati, darovati, obdariti (geven); udeliti toiti, natoiti (gieten) ten geschenke geven - darovati schep - lopata schepje - lopatica

scheppen - stvoriti, stvarati, stvoriti (voortbrengen) vaditi, crpsti (met schep) stvaranje adem scheppen - disati moed scheppen - ohrabriti se scheppend - stvaralaki schepper - stvaralac, tvorac; stvoritelj schepping - stvaranje (het scheppen) svet, priroda, svemir (heelal, natuur) schepsel - stvorenje scheren - obrijati oiati, ostrii (schapen(ovce)) zich scheren - brijati se, obrijati se het scheren - brijanje (zn) scherf - krhotina, crep scherm - zastor, zaklon kulis (toneel) ekran (televisie-) (televisietoestel) achter de schermen - iza kulisa schermen - maevati se maevanje (zn) schermer - maevalac schermsport - maevanje

scherp - otar (mes) iljast, iljat (puntig) ljut, papren (smaak) otrica (v. e. mes, zwaard) scherpen - naotriti, otriti scherpschutter - niandija scherpte - otrina scherpzinning - otrouman, pronicljiv scherts - ala schertsen - aliti se, naaliti se schets - nacrt, skica, obris, plan schetsen - nacrtati, skicirati, ocrtati schetteren - tretati, odzvanjati scheur - rascep, pukotina, napuklina scheurbuik - skorbut scheuren - rascepati, cepati, derati scheut - mlaz, ica (vloeistof) sevanje (pijn) izdanak, mladica (plant) schichtig - plah, plaljiv, nervozan schier - skoro, zamalo schiereiland - poluostrvo schieten - pucati, streljati, paliti

in de lach schieten - udariti u smeh te binnen schieten - setiti se, pasti na um schietschijf - nian, meta schiften - izdvajati, odabirati, reetati zgruati se, usiriti se (melk) schijf - kolut, kotur okno (glas-) krika (worst) nian (schiet-) schijn - izgled, spoljanost, prividnost (uiterlijk) svetlost (licht) schijnbaar - prividan (bn) prividno, naizgled, naoko, toboe (bw) schijnen - sijati, svetleti (zon, lamp) initi se (lijken) het schijnt dat ... - izgleda da ..., ini se da... het schijnt mij toe, dat - ini mi se da het komtmij voor dat - ini mi se da ik geloof dat - ini mi se da ik heb de indruk dat - ini mi se da schijnheiling - licemeran schijnsel - svetlost schijnwerper - reflektor

schikken - urediti, udesiti zich schikken naar - prilagoditi se zich schikken in - pregoreti (podneti???) het schikt mij niet - ne odgovara mi als het u schikt - ako Vam je zgodno schikking - nagodba, sporazum schil - ljuska, kora schild - tit schilder - slikar (kunst-) moler (huis-) schilder- - slikarski schilderachtig - slikovit schildersezel - stalak schilderen - slikati, naslikati schilderes - slikarka schilderij - slika schilderkunst - slikarstvo schildklier - titna lezda, titnjaa schildknaap - titonoa schildpad - kornjaa schildwacht - straar schillen - ljutiti, oljutiti, guliti, oguliti schim - senka, duh, sablast

schimmel - belac (paard) budj (zwam) schimpen - grditi, psovati schip - brod, ladja ladja (kerk) schipbreuk - brodolom schipbreuk lijden - pretrpeti brodolom schipbreukeling - brodolomac schipper - ladjar, brodar schitteren - bljetati, blistati; sijati; sinuti; sjajiti se schitterend - prekrasan, divan; sjajan blistav, jarki (glinsterend) schittering - sjaj schminken - minkati, naminkati schoeisel - obua schoen - [schoenen] - cipela schoenborstel - etka za cipele schoenlepel - nazuva (kaika za cipele?) schoenmaker - obuar choenpoetser - ista cipela schoensmeer - krema za cipele, pasta za cipele, imalin schoep - lopatica (techn) schoft - hulja, nitkov, pokvarenjak

schok - potres, udar schokbreker - amortizer schokken - potresti, drmati potresti (hevig aandoen) scholier - unik, djak, uenica scholing - obrazovanje; kolovanje schommel - luljaka schommelen - ljuljati schommelstoel - stolica za ljuljanje schoner - istiji (reiner) lepi (mooier) schoof - snop school - kola lagere school - osnovna s~kola middelbare school - srednja kola school- - kolski schoolbezoek - polazak kole schoolbord - tabla schoolgeld - kolarina schooljaar - kolska godina schooljuffrouw - nastavnica, razredna schoollokaal - uionica schoolmeester - uitelj

schools - ueniki, poetniki schoon - ist (rein) lep (mooi) schoon schip maken - raistiti schoondochter - snaja schoonheid - lepota schoonmaak - ienje schoonmaken - istiti, oistiti, poistiti schoonmoeder - tata (van man) svekrva (van vrouw) schoonouders - tast i tata (van man) svekar i svekrva (van vrouw) schoonvader - tast (van man) svekar (van vrouw) schoonzoon - zet schoonzuster - snaja schoorsteen - dimnjak, odak, komin schoorsteenmantel - kamin schoorsteenveger - odaar, dimniar, dimnjiar schoot - krilo (???) schop - udarac nogom (trap) lopata (spade) schoppen - udariti nogom

pik (kaartspel) (zn) in de war schoppen - pomutiti schor - promukao, hrapav schors - kora schort - kecelja schot - hitac, pucanj, paljba (geweer) pregrada (sin.: tussenschot) Schot - kotlandjanin schotel - zdela, posuda, tanjir schoteltje - zdelica, tanjiri, tacna Schotland - kotska in Schotland - u kotskoj Schots - kotski schots - santa (ijs-) schouder - rame, pleka schouders - ramena, plea (mv) schouderblad - lopatica (anat???) schouwburg - pozorite schouwburg- - pozorini schouwspel - prizor schraal - suv, mrav, oskudan, bedan schram - ogrebotina schrammen - ogrepsti

schrander - bistar, inteligentan schranderheid - bistrina schranzen - naderati se, nadrati se, najesti se schrapen - strugati de keel schrapen - hrakati schrede - korak schreeuw - krik, pokli, poklik schreeuwen - vikati, drati se, dreati (ik schreeuw) schreien - plakati schriel - mrav, tanak schrift - rukopis (handschrift) sveska (cahier) de Heilige Schrift - Sveto pismo schriftelijk - pismen (bn) schriftelijke cursus - dopisni kurs, dopisni teaj schrijden - koraati schrijf- - pisai schrijfbenodigheden - pisai pribor schrijfbureau - pisai sto schrijffout - greka u pisanju schrijfmachine - pisaa maina schrijfpapier - pisai papir schrijftafel - pisai sto

schrijlings - sedei kao jaha, jahaki schrijn - krinja schrijven - pisati javiti se, javljati se (aan vrienden) pisanje dopis, pismo (zn) slecht schrijven - vrljati ik schrijf, hij schrijft - ja piem, on pie schrijver - pisac pisar (klerk) van de schrijver - piev schrik - strah, strahota, trepet, strah i trepet schrikbeeld - bauk, strailo schrikkeljaar - prestupna godina schrikken - uplaiti se, prestraiti se zich dood schrikken - prepasti se, prestraiti se doen schrikken - prestraiti schrobben - ribati, istiti metlom schroef - raf, zavrtanj schroefdraad - zavojak schroevedraaier - odvija schrokken - drati, halapljivo jesti schromelijk - veoma, strano

schroomvallig - stidljiv, bojaljiv schroot - sama schub - ljuska (od ribe) (krljut???) schuchter - srameljiv, stidljiv, plah schudden - klimati (hoofd); tresti; trgnuti; uzdrmati door elkaar schudden - tresti, potresti, drmati promeati (kaarten) (uit de mouw) schudden - sipati iem. de hand schudden - rukovati se sa het hoofd schudden - klimati glavom schuif - zasun, zapor schuifdeur - pomina vrata schuilen - skloniti se, sklanjati se, sakriti se schuilhoek - skrovite, sklonite schuilkelder - sklonite protiv vazdunog napada schuilplaats - sklonite, zaklon schuim - pena schuimen - peniti (se) schuimend - penuav schuimrubber - penasta guma, sundjerasta guma schuin - kos, poprean (scheef) popreko (bw) een schuine mop - masna ala

schuit - ladja, brod schuiven - gurati, vui vui se schuld - krivica (morele) dug (fin) het is jouw schuld - ti si kriv schuldbekentenis - obveznica, zadunica schuldbesef - svest krivice schuldeiser - poverilac schulden maken - zaduiti se schuldenaar - dunik schuldig - kriv duan (geld) schuldig zijn - dugovati (geld) schuldige - krivac schunnig - ugav, prost, bedan, otrcan schuren - strugati, ostrugati, ribati schurft - svrab, uga guba schurftig - ugav gubav schurk - lopov, nitkov, hulja, nevaljalac, vucibatina schurkenstreek - vragolija

schutter - strelac schutting - plot, ograda schuur - upa, spremite, pojata schuurpapier - mirgla schuw - plaljiv, bojaljiv schuwen - plaiti se, izbegavati scooter - skuter (motor) scriptie - pismeni rad scrupules - zonder scrupules - bez ustruavanja, bez ustezanja seconde - sekunda secretaresse - sekretarica secretariaat - sekretarijat Secretariaat voor Interne Aangelegenheden - SUP secretaris - sekretar sectie - sekcija seciranje (med) sector - odsek, sektor sedert - (sve) od, posle, od ... nadalje segment - odseak, segment sein - znak, signal Seine - Sena seinen - davati znakove, signalizirati tlegrafisati (telegraferen)

seizoen - sezona seizoen- - sezonski sekse - pol seksueel - skesualan, polni sekte - sekta selderij - celer selecteren - odabrati, odabirati selectie - selekcija, izbor, odabiranje seminarie - seminar, semenite seminarium - seminar senaat - senat sensatie - senzacija sentimenteel - sentimentalan, oseajan september - septembar, rujan Sarajewo - Sarajevo van Sarajewo - sarajevski (bn) uit Sarajewo - sarajevski (bn) inwoner van Sarajewo - Sarajlija vrouw of meisje uit Sarajewo - Sarajka meisje uit Sarajewo - Sarajka Serf - Srbin sergeant - vodnik, podnarednik sergeant-majoor - narednik

serie - serija, niz, komplet (reeks) serieus - ozbiljan sering - jorgovan serveerblad - posluavnik, tabak serveerster - konobarica, kelnerica, servirka servet - salveta, ubrus service - servis service-afdeling - servisno-tehnika sluba servicestation, service-station - servis (aut) Servie - Srbija servies - servis (tafel) Servisch - srpski in het Servisch - na srpskom Servische - Srpkinja set - kompelt (stel) sfeer - atmosfera sfinx - sfinga shag - rezanac shampoo - ampon sherry - eri shock - ok show - o (ou???) Siberie - Sibir

Siberisch - sibirski sidderen - drhtati, tresti se, groziti se sieraad - ukras sieraden - nakit sieren - krasiti sierlijk - graciozan, elegantan sigaar - cigara sigareansteker - upalja (za cigarete) sigarenwinkel - trafika, prodavnica duvana sigarepijpje - mutikla sigaret - cigareta sigarettenpapier - papir za cigarete signaal - signal, znak signalement - lini opis sijpelen - curiti sikkel - srp silhouet - silueta simpel - jednostavan, prost sinaasappel - pomoranda, naranda sinds - otkada (vw) (sve) od (vz) sinds wanneer? - otkada? sindsdien - otada

sint - sveti (bn) svetac (zn) sirene - sirena sissen - pitati, itati siktati (slang) situatie - situacija sjaal - al sjabloon - kalup sjah - ah (van Perzie) sjerp - earpa sjofel - siromaan, otrcan sjouwen - nositi (sa mukom), muiti se skelet - skelet, kostur ski - [ski's] - skija, smuka skien, skilopen - skijati se, smuati se skijanje, smuanje (zn) sla - salata, loika (kropsla) salata (slaatje) slaaf - rob Slaaf - Sloven slaafs - ropski slaag - batine hij kreeg ervan langs - dobio je mnogo batina

slaan - udariti, tui, biti, lupati, lupiti, isprebijati izbijati, odbijati, otkucati (uren, klok, hart) potui (verslaan) (sp) kovati (geld) udaranje er uit slaan - izbijati er in slaan - pobiti acht slaan op - obazirati se na slaap - san slepoonica (v. hoofd) (anat) ik heb slaap - spava mi se slaap- - spavai slaapgelegenheid - prenoite slaapkamer - spavaa soba slaapmiddel - sredstvo za spavanje, lek za spavanje slaapplaats - leaj slaapwagen - spavaa kola, kola za spavanje slaapwandelaar - mesear slaapzak - vrea za spavanje slaatje - salata slabbetje - oprnjak (???) slachten - zaklati, poklati, klati slachthuis - klanica (abattoir)

slachting - pokolj, klanje slachtoffer - rtva het slachtoffer worden (van) - podlei, podlegnuti slag - udarac, udar, potez (klap) otkucaj (pols, hart) bitka (veldslag) tresak (donder-) vrsta, soj, kov (soort) een slag geven - potegnuti, potezati slagader - ila kucavica slagboom - brana, preka, preaga, pregrada slagen er in slagen - uspeti er in slagen om te - uspeti da poloiti, proi (voor examen) slager - mesar, kasapin slagerij - mesarnica, kasapnica slagroom - lag slagtand - kljova slagveld - bojno polje slagzin - krilatica, lozinka slak - pu (dier) troska (metaal-) (???)

slakkehuis, slakkehuisje - pueva kuica slang - zmija (dier) cev rubberslang - gumena crevo slank - vitak slankheid - vitkost slaolie - ulje slap - mlitav, mlohav, labav (niet stevig) oputen (zeil, touw) voden (drank) mrtav (tijd) slapeloosheid - nesanica, besanica slapen - spavati, odspavati (ik heb slaap - spava mi se) gaan slapen - lei, legnuti het slapen - spavanje obamreti (ledematen) slapend doorbrengen - prospavati slaperig - pospan, sanjiv slappeling - mlitavko slapte - mlitavost, labavost, malaksalost zastoj (in de handel) slaven - roblje slavernij - ropstvo

slavin - ropkinja Slavisch - slovenski slecht - [slechter, het slechtst(e)] - lo, rdjav, zao, zla, slab ruan (lelijk, weer) slabo, zlo (bw) pokvaren (moreel) ruan, lo (weer) slechter - gore (bw) gori (bn) pogorati slechter worden - pogorati se slechtheid - pokvarenost slechts - samo, jedino slechtste - najgori (ergst) slede - saonice, sanke sleeen - sankati se sleep - skut (v. japon) sleepboot - remorker, teglea ladja, brod za vuenje sleepkabel - konopac za vuenje sleeptouw - konopac za vuu slepen - vui, povlaiti, tegliti (ik sleep) lepati (aut ook) slepend - trom, teak (pas, gang)

hronian (ziekte) sleuf - brazda, ljeb pukotina (spleet) sleutel - klju Engelse sleutel - francuski klju sleutelbeen - kljuna kost (anat) sleutelbos - sveanj kljueva sleutelgat - kljuaonica sleutelring - karika za kljueve, privesak za kljueve slib - mulj, glib slijk - blato, mulj, glib slijm - sluz, slina slijmerig - sluzav, slinav slijmvlies - sluzokoa slijpen - brusiti, otriti, naotriti (mes); zaotriti iljiti, zailjiti (punt) zarezati (potlood) slijtage - troenje slijten - troiti se slikken - gutati, progutati (belediging (uvreda)) slim - lukav te slim af zijn - nadmudriti slimmerd - lukavac

slinger - poluga (hendel) praka (wapen) klatno (klok) slingeren - baciti, hitnuti (werpen) vijugati se (kronkelen) valjati se (ploviti???), njihati se (schip) slingerend - vijugav slingerplant - povijua, (biljka) puzavica slinken - zgriti se, skupiti se, stisnuti se slip - okrajak, kraj, rep gaice (onderbroek) slippen - okliznuti se, kliznuti sloep - amac na brodu slof - [sloffen] - lapa (patika?) slok - gutljaj slokdarm - jednjak sloop - navlaka, jastunica, presvlaka sloot - jarak, anac, jama slopen - sruiti slordig - neuredan, nemaran slot - kraj, svretak, zavretak (einde) brava (deur) ; zamak

per slot van rekening - na kraju krajeva, konano (uiteindelijk) ten slotte - konano, napokon op slot doen - zakljuati slot- - zakljuan, zavrni slotenmaker - bravar slotsom - zakljuak Sloveen - Slovenac Sloveens - slovenski Sloveense - Slovenka Slovenie - Slovenija sluier - veo, koprena sluik - prav sluimeren - dremati sluipen - unjati se sluipmoord - ubistvo iz zasede sluis - brana, ustava sluiten - zatvoriti, zatvarati (dichtdoen); preklapati, preklopiti sklopiti, sklapati (vriendschap) sklopiti, sklapati, zakljuiti, zakljuivati (huwelijk, contract) zakljuiti, zakljuivati (vergadering, vrede) sluiting - spona slurf - surla, rilo slurpen - srkati

sluw - prefrigan, prepreden, lukav smaad - sramota, ponienje smaak - ukus smaakvol - ukusan smachten naar - eznuti za smak - udar, udarac, potres, teki pad smakelijk - ukusan eet smakelijk! - prijatno! smakeloos - bez ukusa, neukusan smaken - prijati smal - uzan, uzak, tesan smalfilm - uski film smaller - ui smalspoor - uski kolosek smart - tuga, alost, bol smartelijk - bolan, tuan smeden - kovati (ijzer) skovati (plan) smederij - kovanica smeedijzer - kovano gvodje smeer - loj smeerlap - svinja, prljavac smeermiddel - mazivo

smeerolie - ulje za podmazivanje smeken - zaklinjati, preklinjati, pokorno moliti smeltbaar - topljiv smelten - topiti, topiti se, otopiti, otapiti, otopiti se, otapiti se, rastopiti, rastapiti, rastopiti se, rastapiti se het smelten - topljenje smeltpunt - taka topljenja smeren - mazati, podmazati, podmazivati, namazati smerig - zamazan, prljav smerig maken - zamazati smetteloos - ist, bez ljage smid - kova smijten - baciti, hitnuti smoel - njuka smoking - smoking smokkelaar - krijumar smokkelen - krijumariti erdoor smokkelen - prokrijumariti smokkelhandel - krijumarstvo smokkelwaar - krijumarena roba smoren - uguiti, uguiti se, priguiti pirjaniti (spijzen) smullen - astiti se, gostiti se, uivati

snaar - ica, struna snackbaar - snekbar, ekspres restoran (goedkoop restaurant met zelfbediening) smakken naar - eznuti za, udeti za snappen - shvatiti, razumeti snavel - kljun snede - rez, urez krika, reanj (plak) otrica (scherp v.e. mes) snee - reanj zie snede sneetje - krika sneeuw - sneg het sneeuwt - pada sneg sneeuw- - sneni sneeuwbal - grudva snega sneeuwballen gooien - grudvati se sneeuwen - sneiti, padati sneg sneeuwkettingen - zimska oprema (aut) sneeuwklokje - visibaba sneeuwman - sneko sneeuwpop - sneko sneeuwwit - sneni Sneeuwwitje - Sneana

snel - brz, hitan, nagao snelheid - brzina snelheidsmeter - brzinometar sneller - bre (bw) sneltrein - brzi voz snert - supa od graka bezvredan, niakakv (waardeloos) (bn) sneuvelen - poginuti snijden - rezati, sei, posei (in de vinger) in stukjes snijden - sasei skrojiti (kleren) snijdend - otar snijdende kou - otra zima, ljuta zima snijpunt - taka preseka, secite (wisk) snijtand - sekuti (tand) snik - jecaj snikken - jecati snipper - komadi, pare snipperdag - praznik, slobodan dan snipperen - sei, seckati snit - kroj snoeien - obrezati, okresati, potkresati, posei snoek - tuka

snoepachtig - sladokusan snoepen - jesti slatkie snoepje - bombona, slatki snoer - uzica, vrpca, konac ogrlica (hals-) gajtan (el) snoet - njuka, gubica snoezig - sladak, ljubak snor - brkovi, brci snorken - hrkati snorren - zujati, brujati snot - slina snotneus - balavac, balavica snuffelen - njukati, njuiti snugger - bistar, inteligentan snuit - njuka, gubica snuiten - de neus snuiten - brisati nos snuiven - dahtati mrkati (tabak) snurken - hrkati sober - jednostavan, umeren, oskudan sociaal - drutven, socijalan socialisme - socijalizam

socialist - socijalista socioloog - sociolog soda - soda soep - supa, orba soepbord - dubok tanjir soeplepel - kutlaa soepterrine - lonac za supu soevereiniteit - suverenitet sofa - sofa, kau sok - kratka arapa, sokna soldaat - vojnik soldaten- - vojniki solderen - lemiti, zalemiti het solderen - lemljenje solidair - solidaran solide - solidan, oproban solist - solist sollicitant - molioc, kandidat, aspirant sollicitatie - molba (za nametenje), kandidatura solliciteren - predati molbu, kandidovati som - svota, suma (geld) (fin) zbir (totaal) (raunski) zadatak (reken-)

somber - tmuran, sumoran namrgodjen, namrten (gezicht) somma - suma, svota (fin) sommige, sommigen - neki sommige mensen - neki soms - koji put, kadkad, kadkada, ponekad soms? - zar? sonate - sonata soort - vrsta soortelijk - soortelijk gewicht - specifina teina soortgelijk - slian sopraan - sopran sorteren - sortirati, razvrstati, razvrstavati, prebirati sortering - izbor (keuze) sortiranje (het sorteren) sortiment - asortiman souper - veera souperen - veerati souvenir - suvenir; uspomena Sovjetunie - Sovjetski Savez spaak - palac (paok???), bica (???) spaander - iver, treska Spaans - panski

spaar- - tedni spaarbank - tedionica spaarbankboekje - tedna knjiica spaarzaam - tedljiv spaarzaamheid - tedljivost spade - lopata span - par zaprega (paarden, trekdieren) spandoek - transparent (bord met leus of groet) Spanjaard - panac Spanje - panija spannen - napeti, napinjati, nategnuti, zapeti, zapinjati (boog) ; razapeti, razapinjati ???; zategnuti, zatezati namestiti (strik) upregnuti (paarden) spannend - napet spanning - napetost, nategnutost, zategnutost natezanje napon (el) spanwijdte - raspon (techn) spar - jela sparen - tedeti, utedeti (geld) tedeti, potedeti (ontzien)

spartelen - praakati se, koprcati se spat - mrlja spataderen - vene spatbord - blatobran spatten - prskati, trcati, vrcati specerij - zain, mirodjija specht - detli, una speciaal - specijalan, poseban, osobit, naroit specialiseren - zich specialiseren - specijalizirati se, specijalizovati se specialist - specijalista specificatie - specifikacija speculeren - pekulisati speeksel - pljuvaka, slina speelgoed - igrake stuk speelgoed - igraka speelkaart - igraa karta speelster - igraica speelterrein - igralite speen - cucla (v. zuigfles) speenvarken - prase speer - koplje spek - slanina, pek spektakel - galama, vika; urnebes

spel - igra gluma (toneel) spel kaarten - pil karata de Olympische spelen - olimpijske igre speld - ioda, pribadaa, igla speldenkussen - jastui za igle spelen - igrati (sp) svirati, odsvirati (muz) piano spelen - svirati na klaviru beginen te spelen - zasvirati igranje (zn) sviranje (zn) de baas spelen - gospodariti speler - igra (sp) svira (muz) spellen - sricati spelling - pravopis spelonk - jazbina, peina spelonk- - peinski sperwer - kobac sperzieboontjes - boranija spiegel - ogledalo spiegelei - jaje na oko

spiegelen - ogledati zich spiegelen (aan) - ogledati se spiegelglad - vrlo klizav spier - mii (???) spierkracht - miina snaga spiernaakt - go golcat spijbelen - izostati, izostati iz kole spijker - ekser spijkerbroek - farmerke, traperice spijkeren - zakovati ekserima spijs - hrana, jelo spijskaart - jelovnik spijsvertering - probava, varenje spijsverterings- - probavani spijt - kajanje ik hen spijt - ao mi je, kajem se spijten - het spijt me - ao mi je spikkel - pega spiksplinternieuw - nov novcat spil - osovina, osa spin - pauk spinazie - spana spinnen - presti (ook van katten (kat=maka))

het spinnen - predenje spinneweb - pauina spion - pijun spionage - pijunaa spioneren - pijunirati spiraal - spirala, opruga, zavojnica spiritus - piritus (alcohol) spit - raanj (braad-) krstobolja (in de rug) spits - vrh (zn) iljat, iljast (bn) spitsen - de oren spitsen - napeti ui, nauliti ui, strizati uima spitsuur - pica spitten - kopati spleet - pukotina, uzan otvor splijten - cepati splinter - cepanica, iver, treska, trun splinternieuw - nov novcat split - razrez Split - Split inwoner van Split - Splianin vrouw of meisje uit Split - Splianka van (uit) de stad Split - splitski

splitsen - cepati, razdvajiti zich splitsen - razdvajati se, ravati se splitsing - ravanje (weg-) cepanje (atoom-) spoed - brzina, urba met spoed - hitno tot spoed manen - urgirati spoedbestelling - ekspresna dostava spoedig - brz, hitan ubrzo zo spoedig mogelijk - to pre spoel - kalem, namotaj (klos) unak (weversspoel) kalem, namotaj (el) spoelen - ispirati, isprati spons - spuva, sundjer sponsachtig - sundjerast spontaan - spontan (bn) (zonder plan) spontano (bw) spook - bauk, sablast, strailo, avet spoor - ostruga ??? (v. ruiter) trag (dier en fig) kolosek (rails)

eleznica (spoorweg) per spoor - eleznicom spoor- - elezniki spoorbaan - eleznika pruga spoorboekje - vozni red spoorboom - branik spoorkaartje - vozna karta spoorlijn - eleznika pruga spoorloos - bestraga spoorweg - eleznica spoorweg- - elezniki spoorwegman - elezniar spoorwegovergang - prelaz pruge preko puta spoorwegrijtuig - eleznika kola sport - sport preaga, preanica ??? (ladder) sport- - sportski sportief - sportski sportkleding - dres sportman - sportista sportmaniak - navija sporttenue - dres sportterrein - sportsko igralite

spot - ruglo spotprent - karikatura spotprijs - vrlo niska cena, bescenje spotten - rugati se, podrugivati se spottend - podrugljiv spotvogel - podrugljivac spraak - govor geen sprake van! - ni govora!, ni na kraj pameti! er is sprake van ... - radi se o sprake zijn van - radi se spraakkunst - gramatika spraakzaam - razgovorljiv, razgovoran sprakeloos - nem, zapanjen, onemeo sprankje - iskra, varnica trun, traak (licht, hoop) (fig) spreek- - govorni spreekkamer - ordinacija, soba za primanje (stranaka ili pacijenata) spreektaal - govorni jezik spreekuur - sat primanja spreekuur hebben - ordinirati, primati stranke ili pacijente spreekwoord - poslovica spreekwoordelijk - posloviki, poslovian spreeuw - vorak

sprei - pokriva spreiden - prostrti, rairiti spreken - govoriti razgovarati (een gesprek voeren) dat spreekt vanzelf! - te se razume samo po sebi! om niet te spreken van - kamoli spreker - govornik spreuk - izreka, pouna reenica springen - skoiti, skakati puknuti, prsnuti, pucati (breken, barsten) (snaar) uit elkaar springen - rasprsnuti se, prsnuti, prasnuti er uit springen - iskoiti iz na (koloseka) uit elkaar springen - prsnuti springplank - odskona daska springstof - eksploziv, praskava materija sprinkhaan - skakavac sproeien - prskati, poprskati, polivati sproeier - prskalica sproeiwagen - kola za polivanje sproet - [sproeten] - pega vol sproeten - pegav sprong - skok sprookje - bajka

spruit - izdanak, klica spruitjes - prokule, prokulice spuit, spuitje - trcaljka, prskalica spuiten - trcati, prskati ikljati (bloed) spuitwater - soda-voda spuwen - pljuvati, pljunuti pljuvanje staaf - ipka, motka staak - kolac staal - lik (materie) uzorak (monster) staalplaat - lim (sin.: metaalplaat) staan - stajati pristajati (kleren) stajanje gaan staan - postaviti se, stati (ik ga staan - stanem) blijven staan - stati, zaustaviti se laten staan - ostaviti, ostavljati; pustiti, putati (snor(brkovi)) laat staan - kamoli, pogotovo ne (om niet te spreken van) op naam staan van - glasiti na overeind gaan staan - jeiti se (haren) voor de deur staan - predstojati

staande - stojei op staande voet - na licu mesta staanplaats - mesto za stajanje staar - mrena (na oima) (katarakta???) staart - rep staat - drava (rijk) in staat - kadar stanje (toestand) (v. oorlog, beleg) spisak (lijst) in staat zijn om te - biti u stanju da, biti kadar da staat van beleg - opsadno stanje er staat - pie (geschreven) staatkunde - politika staats- - dravni staatsburger - dravljanin staatsburgerschap - dravljanstvo staatsdomein - dravno imanje staatsgreep - dravni udar staatsman - dravnik stabiel - stabilan, stalan stabiliteit - stabilnost stad - grad, varo stadgenoot - sugradjanin

stadhuis - optinska kua, optina stadion - stadion stadium - stadijum stads- - gradski stadsbestuur - gradski odbor stadskaart - plan grada stadslichten - kratka svetla (aut) stadsmuren - bedemi stadswijk - reon, kvart staf - tap, prut tab (mil) generale staf - glavni tab stagnatie - zastoj, stagnacija staken - trajkovati obustaviti, prestati sa (ophouden met) staker - trajka staking - trajk in staking gaan - stupiti u trajk stakkerd - siromah, jadnik; sirotica, jadnica stal - staja, tala stalen - elian (bn) oeliiti stallen - staviti u garau (garairati??), staviti u ostavu

stalling - garaa, ostava stam - stablo, trup (boom); struk rod (geslacht) pleme (volks-) koren, osnova (gram) stamboom - rodoslov, rodoslovlje stamelen - mucati, tepati stampen - tucati, nabijati, nabiti (met stamper) tapkati (met voeten) valjati se (ploviti???) (schip) stamper - tuak (in vijzel; v. e. bloem) stamppot - pomeano zimsko jelo stampvol - dupkom pun, krcat, pun puncat stand - poloaj (houding) stale (klasse) stanje (toestand) tand (op tentoonstelling) tot stand brengen - ostvariti; uspostaviti, uspostavljati in stand houden - podravati standaard - barjak, zastava (vlag) polica, stalak (rek) stalak (muziek, paraplu) standard (levens-)

standbeeld - kip stand - stojei standje - prekor een standje geven - prekoriti standhouden - in standhouden - uzdrati standplaats - stanica, stajalite standpunt - [standpunten] - stanovite, gledite standvastig - postojan, istrajan stang - motka, ipka, cev stank - smrad, zadah stap - korak stapel - hrpa, tos, paket, stapelgek worden op - poludeti za stappen - koraati, stupiti stapvoets - korakom star - ukoen, krut staren - buljiti, piljiti start - start (sp) starten - krenuti, startovati starter - starter statief - stalak, tronoac statig - dostojanstven, otmen stat - stanica

station - stanica (radio, spoorweg(eleznika stanica), politie) stationschef - ef stanice statistiek - statistika statuten - statuti, pravila stadelijk - gradski steeds - uvek, svagda (bw) steeds meer - sve vie steeds better - sve bolje gradski (bn) steeg - uska uliica steek - ubod (mes) ubod, ujed (wesp) sevanje (pijn) in de steek laten - ostaviti na cedilu, ostavljati na cedilu een steek geven - ubosti (wesp, mes) steekhoudend - nepobitan, opravdan steel - peteljka, struk (bloem, blad) drka (bijl, vork) steen - kamen cigla (baksteen) steen des aanstoots - kamen spoticanja eerste steen - kamen temeljac steenachtig - kamenit

steenbakkerij - ciglana steendruk - kamenotisak (???) steenfabriek - ciglana steengroeve - kamenolom steenhouwer - klesar, kamenorezac steenkool - kameni ugalj steenslag - makadam (wegverharding) steentje - kamenac steiger - skele (bouw-) pristanite (landings-) steigeren - propinjati se, propeti se steil - strm stekel - bodlja, trn, alac stekelig - trnovit, nakostreen steken - bosti, ubosti (mes) ujesti, peckati (wesp, insekt) pei (zon, wond) metnuti (u), strpati (u) (indoen) (in de zak) blijven steken - zapeti, zapinjati steken aan - nataknuti erdoor steken - protaknuti hier steekt iets achter - tu se neto krije steken onder water geven - zadirkivati

stekker - utika (el) stel - (potpun) izbor, komplet, oprema, niz par (paar) stelen - krasti, ukrasti stellage - skele stellen - staviti, stavljati, metnuti (zetten) postaviti, postavljati (vraag, probleem) uzeti, pretpostaviti (veronderstellen) op de hoogte stellen - obavestiti in het werk stellen - pokrenuti, pokretati stellig - siguran, neosporan, vrst stelling - poloaj (stand, positie) skele (steiger) tvrdnja, stav (bewering) stelpen - zaustaviti, zaustavljati (bloed) stelregel - osnovni princip stelsel - sistem stelselmatig - sistematski stelt - taka stem - glas (ook bij stemming) (alle betekenissen) stembanden - glasnice, glasne ice stembus - glasaka kutija stemgerechtigd - s pravom glasa

stemmen - glasati (pol) ugadjati, timovati (piano) stemmer - glasa (pol) timer (piano-) stemming - glasanje (het stemmen) raspoloenje, timung (humeur) in een goede stemming - dobro raspoloen in een slechte stemming - loe raspoloen in een goede stemming zijn - biti dobro raspoloen, biti dobre volje in een slechte stemming zijn - biti loe raspoloen ik ben niet in de stemming stempel - peat, ig, beleg, belega stempelen - udarati peat, staviti peat, peatirati, igosati stemrecht - pravo glasa stemvork - zvuna viljuka stencil - matrica (het oorspronkelijk) list napravljen matricom, otisak matrice, prospekt (de afdruk) stencilen - umnoiti matricom stenen - kameni (bn) stengel - stabljika, peteljka stenografie - stenografija stenogram - stenogram stenotypiste - daktilografkinja

step - romobil, trotinet (sin.: autoped) step-in - elastian enski pojas oko kukova ster - [steren] - zvezda sterf- - samrtniki, samrtan sterfbed - samrtnika postelja sterfelijk - smrtan sterfelijk overschot - posmrtni ostaci sterfgeval - smrtni sluaj sterfte - smrtnost steriel - sterilan, jalov sterk - [sterker, het?] - jak, snaan, silan, otporan [jai, najjai] sterker - jai, snaniji sterker worden - jaati sterk worden - ojaati sterkte - snaga, jakost sterren - met sterren bezaaid - zvezdan sterren- - zvezdan sterrenbeeld - sazvedje sterrenkunde - astronomija sterrenkundige - astronom sterrenwacht - astronomska opservatorija sterretje - zvezdica sterveling - smrtnik

er is geen sterveling - nema ni ive due sterven - umreti, umirati, mreti crknuti (dieren) samrt stervens - samrtni (uur) steun - podupira naslon, oslonac, potpora, podrka (ook fig) steun- - potporni steuncomite - potporno drutvo steunen - podupreti, podupirati potpomagati, potpomoi (helpen) stenjati, jeati (zuchten) nasloniti se, osloniti se, oslanjati se; prisloniti, prislanjati steunen op - nasloniti se na, osloniti se na; temeljiti se na ??? steunzool - uloak steur - keiga, jesetra steven - pramac, krma stevig - [steviger, ?] - vrst, solidan, otporan [vri, het *] ovrsnuti stewardess - stjuardesa stichtelijk - uzdiui, utean stichten - osnovati, utemeljiti (oprichten) stichting - osnivanje, podizanje (het stichten)

ustanova, zavod (instelling) uzdizanje (rel) stiefdochter - pastorka stiefkind - pastorak (zoon) pastorka (dochter) stiefmoeder - maeha stiefvader - ouh stiefzoon - pastorak (stiefkind) stiekem - potajan (bn) potajno, kriom, kriomice (bw) stier - bik stift - pisaljka stijf - ukoen, krut stijfkop - tvrdogalavko, jogunac stijfsel - skrob, tirak stijgbeugel - stremen, uzengija stijgen - dizati se (vliegtuig) dizati se, rasti, porasti, penjati se, popeti se (water, prijzen, thermometer (temperatuur)) stijging - porast, dizanje stijl - stil stijven - tirkati, krobiti (goed) jaati, podsticati (fig)

stikdonker - mrano kao u rogu stikken - guiti, guiti se, uguiti se doen stikken - guiti se stikstof - azot stil - tih, miran (zonder geluid) nepokretan (bewegingloos) polagan potiten stil worden - uutati se stilhouden - zastati stillen - ugasiti (honger, dorst) ublaiti (pijn); utiati Stille Oceaan - Tihi okean stiller - tii, mirniji tie (bw) stilletjes - tiho, kriomice stilleven - mrtva priroda stilstaan - stati, zaustaviti se (stoppen) stajati (onbeweeglijk staan) stilstand - zastoj stilte - tiina stilzwijgend - utljiv (zwijgzaam) preutno (bw)

utke (zwijgend) (bw) preutan (voorwaarde, afspraak) stimulans - stimulans, podsticaj, podstrek stimuleren - stimulisati, podstai, podsticati, draiti, nadraiti stimulering - draenje stinken - smrdeti, zaudarati stip - taka stippellijn - isprekidana crta, isprekidana linija stoeien - igrati se, rvati se, aliti se stoel - stolica stoelgang - stolica stoep - spoljanja stepenica (pred ulazom kue) (voor huis) plonik, trotoar (trotroir) stoet - povorka stof - materija, supstanca (substantie) tof, tkanina (textiel) gradja (leerstof) praina, prah (op meubels, de weg enz.) stof opwerpen - praiti stofdoek - krpa za brisanje praine stoffeerder - tapetar stoffelijk - materijalan; zemni stoffelijk overschot - posmrtni ostaci

stoffen - brisati prainu stofferen - tapetirati stoffig - pranjav stoffig maken - praiti stofwisseling - razmena materija (u organizmu) (med) stofzuiger - usisiva za prainu, usisiva stok - tap, motka stoken - loiti (kachel) pei (drank, jenever) hukati (fig) stoker - loa stokje - pruti stokken - zapeti, zapinjati; zastati stokoud - vrlo star, prastar stokvis - sueni bakalar stollen - zgruati se, zgruavati se (bloed) stom - nem budalast (dom) stomen - hemijski oistiti laten stomen - dati na hemijsko ienje stomerij - radnja za hemijsko ienje, hemijska istionica stomheid - nemost stommeling - budala (domoor)

stomp - udarac (pesnicom) (stoot) (zn) panj (boom-) tup (niet scherp) krnj stomp maken - otupiti, otupljivati stomp worden - otupeti stompzinnig - tup, tupoglav stomverwonderd - zapanjen stomverwonderd zijn - zapanjiti stoom - (vodena) para stoomboot - parobrod stoomketel - parni kotao stoommachine - parna maina stoomvaartmaatschappij - parobrodarsko drutvo stoornis - smetnja stoot - udar, udarac, potez stop - zapua, ep (v. fles) zakrpa (in kous) osigura (el) stopcontact - elektriki kontakt, utikaka kutija, utinica (el) stoplicht - semafor (aut) stop svetlo, stop lampa (aut) stopmiddel - sredstvo za zatvaranje (med)

stopnaald - ivaa igla stoppage - umetniko topanje stoppel - strnjika (koren) stoppels - vrste dlake (brade) (baard) stoppen - stati, zastati, zaustaviti se, zaustavljati se (stilhouden) prestati (ophouden) metnuti, staviti, strpati (u) (ergens in-) napuniti (pijp) krpiti, zakrpiti, topati, pokrpiti (koused, kleren e.d.) het stoppen - topanje (kousen) stoptrein - putniki voz stopverf - kit, lepak (za okna) stopwatch - toperica, hronometar stopwoord - uzreica storen - smetati, mutiti zich storen aan - obazirati se na storing - smetnja, poremeaj storm - oluja, bura, nepogoda stormachtig - buran stormen - het stormt - oluja je, bura je stormloop - juri stortbui - pljusak storten - baciti (werpen)

sipati (leeg-) proliti (vergieten) storten op - uplatiti na, uplaivati na (geld) storting - uplata (sin. betaling) stortregen - pljusak, poplava stortregenen - het stortregent - pljuti kia, kia lije kao iz kabla stoten - udariti (o) (tegen) stotteren - mucati stout - zloest stoutmoedig - odvaan stoven - pirjati, dinstati straal - zrak, zraka (licht) mlaz (water-) poluprenik (v. cirkel) bljesak (bliksem-) straalaandrijving - mlazni pogon straalvliegtuig - mlazni pogon, avion na mlazni pogon, mlaznjak straat - ulica moreuz (zee) straat- - ulini straatjongen - uliar straatlantaarn - ulina svetiljka straatveger - ista (ulica)

straatweg - put, cesta straf - kazna (zn) estok, jak, otar, strog (bn) straf- - kazneni, krivini strafbaar - kanjiv strafbaar feit - krivino delo straffeloos - nekanjeno straffen - kazniti, kanjavati strafrecht - krivino pravo wetboek van strafrecht - kazneni zakonik, krivini zakonik strafschop - kazneni udarac (sp) strak - uzan, tesan (nauw) ukoen, nepomian (star) straks - uskoro (aanstonds) malopre, maloas (pas geleden) stralen - sijati, sijati se, sjajiti se stralend - zrani stralings- - zrani stram - ukoen strand - plaa stranden - nasukati se propasti, ne uspeti (fig) strategisch - strateki

streek - kraj, oblast, predeo (gewest) vragolija, hir (list) potez (met kwast, met penseel) van streek - zbunjen, potresen; pokvaren (maag) streeks - okolina streep - crta, pruga strekken - pruiti, ispruiti posluiti (tot eer) tot eer strekken - posluiti na ast strekking - tendencija strelen - gladiti, milovati stremmen - zgruati se, zgruavati se (melk) streng - [stenger, het ?] - strog otar, jak (koude, vorst (mraz)) strenger - stroiji strengheid - strogost streven (naar) - teiti (za), nastojati; stremiti nastojanje, tenja, tenja (za) (naar) (zn); stremljenje strijd - borba in strijd met - protivno in strijd met de voorschriften - nepropisan strijden - boriti se strijder - borac

strijdlustig - borben strijdperk - megdan strijdvaardig - spreman za borbu strijdvraag - spor, sporno pitanje strijk- - gudaki (instrument, orkest) strijken - gladiti (strelen) peglati (kleren) skinuti (vlag) spustiti; saviti, savijati (zeilen) peglanje (zn) strijkijzer - pegla strijkinstrument - gudaki instrument strijkorkest - gudaki orkestar strijkplank - daska za peglanje strijkstok - gudalo (ke???) strik - vor (knoop) zamka (val) vor (in das) strikt - taan, strog strikvraag - klizavo pitanje, kakljivo pitanje strip - letva, letvica, lajsna (techn) strip-tease - striptiz stripverhaal - strip, roman u stripovima

stro - slama stroef - hrapav, ne klizav teak, nepristupaan (fig) strohalm - slamka strohoed - slameni eir stromen - tei, strujati stromen (uit) - potei (iz) stromen door - potei kroz stromend - tekui (water) strooien - sipati, razbacati (zand in de ogen) slameni, slamnat (van stro) (bn) strook - traka, pruga, lajsna strookje - odrezak (van girobiljet) stroom - struja (water, el) stroomafwaarts - niz vodu stroomopwaarts - uzvodno, protiv struje stroomversnelling - brzak stroop - sirup stroop om de mond smeren - ulagivati se strootje - trun strop - veala nesrea, peh (pech) stropdas - kravata, mana

stropen - guliti, skinuti, svui loviti na zabranjenom terenu (wild) stroper - zverokradica strot - grlo strottehoofd - grkljan strozak - slameni ceger, zembil structuur - struktura, sastav struik - grm, bun struikelen - spotaknuti se (na, o), zapeti (o) struikgewas - grmlje, bunje, iblje struisvogel - noj studeerkamer - soba za uenje student - student studente - studentkinja studenten- - studentski studeren - studirati het studeren - studirati studie - studije rasprava (geschrift) studiebeurs - stpendija studio - studio (film, radio) stug - krut, tvrd (stijf) jogunast, nepristupaan (karakter)

stuifmeel - cvetni prah, polen stuip - trzaj stuiptrekken - trzati se stuiten - zaustaviti (tegenhouden) odbiti se (terugspringen) stuiten op - naii na stuiven - leteti, praiti (zand) juriti (rennen) stuiver - novi od 5 centi stuk - komad, pare, deo (zn) spis, akt, isprava (document) pokvaren (bn) stuk maken - pokvariti stuk voor stuk - komad po komad stukje - komadi stukbreken - polomiti, razbiti stukslaan - razbiti, razbijati, slupati, polupati, razlupati stumper - siromah, bednik stunt - tos podvig sturen - poslati (zenden) upravljati (besturen) stut - podupira

stutten - uperiti; upirati stuur - volan, upravlja (auto) guvernala, upravlja (fiets) stuurboord - desni bok stuurman - kormilar, upravlja broda stuurs - mrk, mrzovoljan stuwdam - ustava, brana, nasip stuwen - gurnuti, terati, goniti subjectief - subjektivan subsidie - subvencija, pripomo, potpora, pomo subsidieren - pomoi, pomagati subtropisch - subtropski succes - uspeh, dostignue succesvol - uspean suf - pospan, dremljiv, neaktivan, pasivan, oamuen suffen - dremati sufferd - budala suffix - nastavak (gram) suggestie - sugestija suiker - eer suiker- - eerni suikerbiet - eerna repa suikerpatient - dijabetiar (med)

suikerpot - eernica (???) suikerraffinaderij - eerana suikerriet - eerna trska suikerziekte - eerna bolest suizen - zujati, umiti, piriti (wind) sukkel - klipan sukkeldraf - sitni kas sultan - sultan superbenzine - superbenzin supermarkt - supermarket supplement - dodatak, dopuna dopunski svezak surrogaat - surogat sussen - umiriti, stiati in slaap sussen - uspavati (geweten) syfilis - sifilis (med) symbolisch - simbolian symbool - simbol symfonie - simfonija symmetrisch - simetrian sympathie - simpatija, naklonost sympathiek - simpatian symptoom - simptom

synagoge - jevrejski hram, sinagoga syndicaat - sindikat synode - crkveni sabor synthetisch - sintetiki systeem - sistem systematisch - sistematski (bn & bw)

-T-

taai - ilav, izdrljiv dosadan (vervelend) taaiheid - ilavost, izdrljivost taak - zadatak taal - jezik taal- - jeziki taalfout - jezika pogreka taalkundig - gramatiki (bn, bw) taart - torta taartjessalon - poslastiarnica tabak - duvan tabel - tabela tablet - tableta (med) tachtig - osamdeset

tact - takt tactisch - taktian tafel - sto (meubel) tablica, tabela (wisk) tafel- - stoni tafelkleed - stoni arav, stoljnjak tafellaken - stoljnak, arav tafeltennis - stoni tenis tafeltje - stoi taille - struk tak - grana, krak (boom-) (alle bet.) grana, struka (wetenschap, industrie) ogranak (aftakking) tak van wetenschap - predmet takel - paranak (techn) (???) takje - granica tal - tal van - veliki broj, mnogobrojni talent - talenat, darovitost, nadarenost, obdarenost talk - loj tallos - bezbrojan, nebrojen talmen - oklevati, zategnuti, zatezati, otegnuti, otezati talrijk - mnogobrojan, mnogobrojni, brojan tam - pitom, krotak

tamboer - bubnjar tamelijk - prilian (bn) prilino, dosta, osrednje (bw) nedaleko tamelijk goed - bolji tamelijk lang - due tamelijk zwaar - tei tand - zub zubac (v. rad) (v. tandrad) tand- - zubni tandarts - zubar, stomatolog, zubni lekar tandenborstel - etkica za zube tandenstoker - akalica tandpasta - pasta za zube tanrad - zupanik tandradbaan - zupana eleznica (iara???) tandsteen - zubni kamenac tandvlees - desni tandwiel - zupanik tang - kleta tank - tenk, bojna kola (mil) cisterna, tanker, rezervoar (reservoir) tankauto - cisterna, kamion cisterna, auto-cisterna

tanken - uzeti benzin (za automobil), tankirati tanker - tanker, brod cisterna, petrolejski brod (tankschip) tankschip - petrolejski brod, tanker, brod cisterna tante - tetka, ujna, strina tantieme - tantijema tapijt - ilim, sag, tepih taptemelk - obrano mleko taptoe - poveerje tappen - toiti tarief - tarifa tarra - tara (???) tarten - prkositi tarwe - penica, ito tas - torba, kesa tasje - tana (dames-) tastbaar - opipljiv (voelbaar) oevidan (bewijs) tasten - pipati, opipati, opipavati tastzin - opip (???) tatoeeren - tetovirati t.a.v. (=ter attentie van) - na panju, na ruke taxatie - ocena, ocenjivanje taxeren - oceniti, ocenjivati, proceniti; taksirati

taxi - taksi taxistandplaats - taksi-stanica t.b.c. (=tuberculosis) - tuberkuloza te - u , na (in) previe, pre-, suvie (te veel) te veel - previe, suvie te groot - prevelik te klein - premalen te hoog - previsok team - tim (zn) (sp) technicus - tehniar techniek - tehnika technisch - tehniki teef - kuja teelt - gajenje, uzgoj; rasplod teen - [tenen] - prst (na nozi) grote teen - noni palac op de tenen - na prstima teenager, teen-ager - tinejder (tiener) teer - katran, smola, ter (zn) nean (bn) tegel - ploa, ploica tegelijk - ujedno, istovremeno; uporedo

tegemoet - ususret tegemoetgaan - ii u susret tegemoetkomend - susretljiv (welwillend) tegemoetkomend verkeer - saobraaj iz suprotnog pravca tegemoetkoming - delimina naknada (vergoeding) tegen - protiv o prema (jegens) uz (tegen een bepaalde prijs of vergoeding) pri (toestand(stanje, situacija, prilike)) negde oko (tijd) er tegen zijn - protiviti se ik ben er tegen - ja sam protiv ik kan er niet tegen - ne mogu to podneti tegen ... in - uz, uza tegenaanval - protivnapad tegendeel - suprotno; suprotnost tegengesteld - protivan tegengif, tegengift - protivotrov, antidot tegenhouden - zaustaviti, zaustavljati, zadrati tegenkomen - sastati, sresti, susresti, naii na (toevallig) tegenkomen - naii na tegenligger - vozilo iz suprotnog pravca (aut)

tegennatuurlijk - protivprirodan tegenover - nasuprot, prema, naprama preko puta (aan de overkant v.d. weg) prema (jegens) tegenovergesteld - suprotan, protivan, obratan, obrnut in het tegenovergestelde geval - u suprotnom sluaju tegenovergestelde - suprotno (bw) tegenslag - nesrea, nedaa, nevolja, peh tegenspartelen - odupreti se, odupirati se, protiviti se tegenspoed - nevolja, nesrea, zla kob tegenspraak - prigovor, poricanje, protivljenje tegenspreken - protivreiti, odupreti se, porei tegenstand - otpor tegenstander - protivnik tegenstelling - suprotnost in tegenstelling tot - za razliku od tegenstrijdig - protivrean, oprean tegenvallen - ispasto gore nego to se oekivalo, ne ispuniti oekivanje tegenwerken - raditi protiv, smetati, stvarati prepreke tegenwerping - prigovor tegenwerpingen maken - prigovoriti tegenwicht - protivtea tegenwind - suprotni vetar

tegenwoordig - prisutan (aanwezig) (bn) sadanji (huidig) ; savremen danas, u dananje doba, u sadanje vreme, dandanas (bw) tegenwoordige tijd - prezent; sadanjost tegenwoordigheid - prisustvo, prisutnost tegenwoordigheid van geest - prisustvo duha, prisebnost tegenzin - antipatija, mrskost met tegenzin - preko volje, nerado, protiv volje; silom tegoed - potraivanje tehuis - kua, dom weeshuis - sirotinjski dom rusthuis voor ouden van dagen - staraki dom, dom staraca tehuis voor ouden van dagen - staraki dom, dom staraca teint - ten teisteren - harati, poharati teken - znak oznaka (kenteken) tekenaar - crta tekenen - crtati, nacrtati potpisati (ondertekenen) crtanje (zn) tekenfilm - crtani film

tekening - crte tekort - nedostatak, manjak, nestaica tekortkoming - pomanjkanje te kort komen - pomanjkati tekst - tekst telefoneren - telefonirati, nazvati telefonom telefonisch - telefonski telefoon - telefon telefoon- - telefonski telefooncel - telefonska govornica telefooncentrale - telefonska centrala telefoongids - telefonski imenik telefoonnummer - telefonski broj telefoontoestel - telefonski aparat telefoto - radiotelgrafski snimak telegraaf - telegraf telegraaf- - telegrafski telegraafkantoor - telegrafska centrala telegraferen - telegrafisati telegrafisch - telegrafski telegram - telegram telegramadres - telegrafska adersa telegrambesteller - raznosa telegrama

telen - uzgajati, gajiti teleurgesteld - razoaran teleurstellen - razoarati teleurstelling - razoarenje televisie - televizija televisie- - televizijski televisiemast - televizijski toranj televisietoestel - televizor, televizijski aparat telex - teleprinter (apparaat) teleks (bericht) telkens - svaki put (elke keer) stalno (steeds) (weer) tellen - brojiti, odbrojiti, prebrojati teller - brojilo (techn) brojilac (wisk) telwoord - broj temmen - krotiti, ukrotiti, pripitomiti tempel - hram temperament - temperament temperamentvol - temperamentan temperatuur - temperatura tempo - tempo (muz) brzina (snelheid)

ten - u, na ten dele - delimino ten einde (+ inf) - da bi ten gunste van - u korist ten minste - najmanje (minstens), barem (althans) ten slotte - konano (eindelijk), na kraju krajeva (per slot van regening) tenger - slab, mrav tengevolge van - usled, radi tenminste - bar, barem (althans) najmanje (minstens) tenminste als - ako uopte tennis - tenis tennis- - teniski tennisbaan - tenisko igralite tennisracket - teniski reket tennissen - igrati tenis tenor - tenor tenslotte - konano, naposletku, najzad, nakon svega, napokon na kraju krajeva (per slot van rekening) tent - ator tentoonstellen - izlagati, izloiti het tentoonstellen - izlaganje tentoonstelling - izloba; smotra

tenue - uniforma groot tenue - sveana uniforma tenzij - osim ako, ako ne tepel - bradavica (na dojci) ter - u, na terdege - dobro, temeljito, propisno, i te kako terecht - sa pravom terecht zijn - biti pronadjen terechtkomen - dospeti (ergens) terechtstellen - pogubiti, smaknuti terechtstelling - pogubljenje, smaknue terechtwijzing - prigovor, ukor teren op - iveti od tering - suica terloops - uzgred term - naziv termijn - rok rata (betaling) ternauwernood - jedva terneerdrukken - titati terneergeslagen - potiten, klonuo terpentijn - terpentin terras - terasa

terrein - teren, zemljite terreur - teror terstond - odmah, smesta terug - natrag, nazad terugbrengen - vratiti, vratiti natrag, doneti natrag, povratiti terugbrengen (tot) - svesti (na) terugdeinzen - trgnuti se (od straha), uzmai terugdringen - potisnuti, potiskivati teruggaan - vratiti se, vraati se, ii natrag teruggave - vraanje, povratak teruggetrokken - samotan teruggeven - vratiti, vraati, povratiti terughouden terughouden zijn - ograditi se od, ogradjivati se od terughoudend - povuen; uzdrljiv terugkaatsen - odbiti, odbiti se (licht, geluid) baciti natrag (bal) odbiti se terugkaatsing - odbijanje terugkeren - vratiti se, vraati se, povratiti se (na een reis) terugkerend - povratan terugkomen - vratiti se, vraati se, povratiti se terugkomst - povratak

terugkrijgen - dobiti natrag terugnemen - porei, poricati (zijn woord) terugreis - povratak terugroepen - opozvati, opozivati terugschieten - trgnuti terugslaan - suzbiti, suzbijati (vijand, bal) suzbijanje terugspringen - odbiti, odbijati terugstuiten - odskoiti, odskakati terugtocht - povlaenje, povratak, odstupanje terugtrekken - povui, povlaiti, odstupiti, odstupati; trgnuti (teruggetrokken-povuen) vraati se (teruggaan) zich terugtrekken - povui se, povlaiti se zich terugtrekken in - zavui se, zavlaiti se terugweg - povratak, put natrag terugwerkende met terugwerkende kracht - unatrag, unazad terugwijken - uzmai, uzmaknuti, uzmicati terugzenden - vratiti, vraati, poslati natrag terwijl - kako, dok; engl.: while, whilst, as Terwijl ik een brief schrijf, eet ik een broodje. Dok piem pismo jedem zemiku (istovremena radnja)

test - test testament - testament, oporuka het Oude en Nieuwe testament - Stari i novi zavet testen - isprobati, ispitati, testirati teug - gutljaj, srk teugel - uzda teugelloos - neobuzdan, obestan, obesan, raskalaan teveel - viak tevens - ujedno, takodje tevergeefs - uzalud, badava, zabadava (bw) tevoren - pre van tevoren - prethodno, unapred tevreden - zadovoljan tevredenheid - zadovoljstvo tevredenstellen - udovoljiti tewaterlating - porinue; sputanje teweegbrengen - prouzrokovati, stvoriti tewerkstelling - zapoljavanje textiel - tekstil tezamen - zajedno thans - sada theater - pozorite, teatar thee - aj

theedoek - krpa za brisanje posudja theelepeltje - kaiica Theems - Temza theepot - ajnik theeservies - pribor za aj thema - predemt, tema (sin.: onderwerp) theologisch - teoloki theoretisch - teoretski, teorijski (bn, bw) theorie - teorija therapie - terapija thermometer - termometar thermosfles - termos, termos boca Thessaloniki - Solun thriller - triler thuis - kod kue (zijn) thuis komen - doi kui zich thuis gaan voelen - odomaiti se thuiskomen - doi kui, povratiti se kui thuiskomst - povratak kui tien - deset een tien - desetica lijn tien - desetka (tram) tiende - deseti

tiende deel - desetina tiener - tinejder tiental - desetak tijd - vreme doba, razdoblje (tijdperk) op tijd - na vreme, pravovremeno, blagovremeno op tijd komen - prispeti van tijd tot tijd - s vremena na vreme, povremeno bij tijden - povremeno niet op tijd - netaan te rechter tijd - pravovremeno tegenwoordige tijd - prezent (gram) verleden tijd - perfekt (gram) vooroorlogse tijd - predratno doba de moderne tijd - Novi vek binnen afzienbare tijd - u dogledno vreme tijd- - vremenski tijdbom - tempirana bomba tijdelijk - privremen, povremen, prolazan (bn) tijdens - za vreme, prilikom, u toku, za, preko; prilika tijdgenoot - savremenik tijdig - pravovremen (bn); ran na vreme, u pravo vreme, blagovremeno (bw)

tijding - vest tijdperk - doba, era, vek, razdoblje tijdrooster - raspored asova tijdschema - raspored asova tijdschrift - asopis, urnal, revija tijdstip - moment, momenat, trenutak, as tijdverdrijf - zabava, razonoda tijger - tigar tikfout - greka u kucanju tikken - kucati, kucnuti (op deur, v. klok) tipkati, kucati, otkucati (typen) tillen - dizati, dignuti timmeren - tesati, graditi od drveta timmerman - drvodelja, tesar, stolar tin - kalaj tinnen - kalajni (van tin) tint - boja, nijansa tintelen - svetlucati (stralen) bockati, tipati, brideti (van kou) tip - vrak (uiteinde) praktian savet (raad) tiran - tiran, tiranin titel - naslov (boek)

naziv (kwalificatie); titula titel- - naslovni titelblad - naslovni list tjilpen - cvrkutati tjokvol - prepun toast - zdravica tobbe - kabao tobben - stvarati sebi brige, muiti se, imati potekoa toch - ipak, pak; ta??? one (tv) toch al - i onako (berustend) toch wel - i onako toch niet - i onako ne (berustend) tocht, tochtje - vonja, putovanje, izlet, etnja (reis) promaja (wind) tochten - het tocht - promaja je tochtscherm - vetrobran toe - naar ... toe - prema, ka, u zatvoren (gesloten) toebehoren - pripadati, pripasti pribor (zn) toebereiden - skuvati; spraviti, spravljati, spremiti, spremati toebereiding - pripravljanje

toebereidsel - toebereidselen maken - spremati se toebrengen - zadati, zadavati (slag, klap, wond) naneti (schade) toedekken - pokriti, pokrivati, prekriti, prekrivati, poklopiti; preklapati, preklopiti zich toedekken - pokriti se, pokrivati se, prekriti se toedienen - dati, pruiti odmeriti, opaliti ??? (klap) toedoen - zatvoriti toeeigenen - prisvojiti, prisvojiti; prigrabiti toeeigening - prisvajanje toegang - ulaz, prilaz, pristup toegangs- - ulazni toegangsbewijs - ulaznica toegangsprijs - ulaznina toegankelijk - pristupaan, dostupan toegedaan - odan, privren, sklon toegeeflijk - popustljiv toegenegen - odan, naklonjen toegenegenheid - naklonost toegeven - popustiti, poputati; pridavati priznati, priznavati (sin.: erkennen) toegewijd - privren

toehoorder - slualac toejuichen - klicati toekennen - podeliti toekijken - gledati, posmatrati toekomen - pripadati, pripasti doen toekomen - dostaviti, dostavljati ik ben er niet aan toegekomen - nisam stigao (da to uradim) toekomst - budunost toekomstig - budui toelaten - dopustiti, dati (u smislu dopustiti) (toestaan); pustiti, prepustiti, preputati primiti (als lid etc.) ostaviti zatvoren (deur) toelating - prijem dozvola (vergunning) primanje (tot vereniging etc.) toelatings- - prijemni toelatingsexamen - prijemni ispit toeleggen - zich toeleggen op - zaloiti se za, zalagati se za, baviti se toelichten - objasniti toelichting - objanjenje toeloop - navala naroda, navala sveta toemetselen - zazidati

toen - onda, tada (bw) kad (vw) van toen af aan - odonda, od tada toenadering - pribliavanje toename - poveanje, prirast toenemen - poveati se, rasti, jaati toenmalig - tadanji toepassen - primeniti, primenjivati; sprovesti, sprovoditi toepassing - primena toer - okretaj, obrtaj (omwenteling) izlet (tocht) dat is een hele toer - to nije lako toereikend - dovoljan toerekenbaar - uraunljiv toerekenen - pripisati, pripisivati toerisme - turizam toerist - turist toeristen- - putniki, turistiki toeristenbureau - turist biro, turistika agencija toernooi - turneja toerusten - opremiti, opremati toerusting - oprema; sprema toeschietelijk - predusretljiv

toeschijnen - initi se toeschouwer - gledalac, posmatra toeschrijven - pridavati, pripisati toeslag - doplata, dodatak toesnoeren - stegnuti, stezati toespijs - varivo toespitsen - zaotriti toespraak - govor toespreken - govoriti, odrato govor toestaan - dopustiti, dozvoliti, dozvoljavati, odobriti toestand - stanje, situacija, prilike toestel - aparat, uredjaj, sprava, naprava lokal, interni (broj) (bij aanduidingen van telefoonnummers) toestemmen - pristati (na), pristajati (na), odobriti toestemming (tot) - dozvola, doputenje, odobrenje, odobravanje, saglasnost, pristajanje, pristanak (zn); ustupak zijn toestemming geven - dozvoljavati toetakelen - udesiti, nakaraditi toetasten - posluiti se toeter - truba toeteren - trubiti (aut) toetje - poslastica, desert toetreden - pristup

toetreden tot - pristupiti, pristupati, pridruiti se toets - tipka (piano, type-) toetsen - iskuati toetssteen - kamen iskuenja toeval - sluaj napadaj padavice (ziekte) (med) bij toeval - sluajno toevallen - padavica, epilepsija aan toevallen lijden - bolovati od padavice (epilepsije) (med) toevallig - sluajan (bn) sluajno (bw) toevertrouwen - poveriti; prepustiti, preputati toevloed - navala toevlucht - utoite zijn toevlucht nemen tot - obratiti se, obraati se, obratiti se na nai utoite ??? toevluchtsoord - utoite, pribeite; zaklon toevoegen - dodati, pridodati, nadovezati; pribrojati, priloiti toevoeging - dodatak toevoegsel - dodatak, primesa toevoer - dovoz toewensen - zaeleti, poeleti toewijding - odanost, predanost

toewijzen - dosuditi, doznaiti, dodeliti toezeggen - obeati, obezbediti toezicht - nadzor, kontrola, nadgledanje toezicht houden op - nadzirati, nadgledati toezien - posmatrati (toekijken) paziti (opletten) kontrolisati, nadgledati (controleren) toffee - (mlena) karamela toga - toga, slubena odora toilet - WC, klozet, zahod, nunik toaleta (kleding etc.) toilet- - toaletni toiletpoeder - puder toiletzeep - toaletni sapun tol - zvrk (sin.: draaitol) carina (douane) tolk - tuma tomaat - paradajz tomatesap - sok od paradajza ton - bure, bava (vat) tona (1000 kg) (gewicht) toneel - pozornica, bina toneel- - pozorini

toneelschrijver - pozorini pisac toneelspeelster - glumica toneelspelen - glumiti toneelspeler - glumac toneelstuk - pozorini komad, drama toneelvoorstelling - predstava tonen - pokazati, pokazivati pokazivanje tong - jezik (anat) list (riba) (vis) tong- - jeziki tonijn - tunj, tuna tooien - kititi, okititi, doterati, krasiti toon - ton, glas toonbank - tezga toonbeeld - uzor toonder - predoitelj, imalac toonladder - muzika lestvica, muzika skala (muz) toonzaal - sala za izlobu toorn - gnev, srdba toornig - srdit, gnevan; razjaren toorts - baklja top - vrh (berg)

teme van top tot teen - od glave do pete topprestatie - rekord toppunt - vrhunac, jek tor - buba, kukac (insekt???) toren - toranj kula (v. vesting etc.) torengebouw - soliter torenflat - soliter torenspits - vrh tornja tornen - parati torpedoboot - torpiljer, torpiljarka (torpedni brod???) torpedojager - razara tot - do za (benoemen-, nemen-) tot en met - do .... ukljuno tot ziens! - do vidjenja! tot voor kort - donedavno tot op zekere - donekle totaal - zbir (zn) ukupan, celokupan, totalan (bn) sasvim (bw) in totaal - svega, ukupno

total loos - totalna teta (aut) totdat - dok ne touw - konopac, ue uzica, kanap (dun) op touw zetten - prirediti, pokrenuti, pokretati tovenaar - arobnjak, madjoniar, vra tover- - aroban toveren - arati, vraati toverstaf - arobni tapi traag - spor, trom (bn) traan - suza traangas - suzavac (gas) trachten (om te) - pokuati, potruditi, nastojati (da...) trachten te overreden - nagovarati tractor - traktor traditie - tradicija tragedie - tragedija tragisch - tragian trainen - trenirati trainer - trener training - trening, treniranje trainingspak - trenerka trakteren - astiti, poastiti, pogostiti

tralie - reetka (werk) tram - tramvaj tram- - tramvajski tramhalte - tramvajska stanica tranasformator - transformator tranasformeren - preinaiti, transformisati transistor (radio) - tranzistor transito- - tranzitni transpireren - znojiti se transport - transport, prevoz prenos (boekhouding) transport- - prevozni, transportni transporteren - preneti, prebaciti, prevesti, prenositi, prevoziti trant - stil, nain trap - stepenice (in huis) faza (rui, v.e. raket) udarac nogom (schop) stepen (graad) vergrotende trap - komparativ overtreffende trap - superlativ de trap op - uz stepenice trappehuis - stepenite trappelen - tapkati, lupati nogama

trappen trappen op - gaziti, stati, nagaziti udariti nogom (schoppen) op de tenen trappen - zgaziti trappenhuis - stepenite trapper - pedal (pedalja???) trapportaal - odmorite trechter - levak (za sipanje tenosti) trede - [trap] - stepenica (v. trap) korak (stap) treden - stupiti, gaziti in werking treden - stupiti na snagu in dienst treden - stupiti u slubu, zaposliti se treeplank - daska, papua (za gas u autu???) treffen - pogoditi, pogadjati (raken) naii na (aan-) ganuti, dirnuti (ontroeren) preduzeti, preduzimati (maatregelen) zadesiti (lot) treffer - pogodak trein - voz per trein - vozom treinkaartje - vozna karta

treinreis - putovanje vozom trek - potez (met pen etc.) crta (v. gezicht) volja (zin) apetit (eetlust) ik heb geen trek - ne jede mi se een trek je doen (sigaret) - povui jedan dim trek- - teglei trekdier - ivotinja za vuu, teglea ivotinja trekken - vui, povui; trgnuti (ik trek) privui (aandacht) potegnuti, potezati, izvui (sabel, mes, zwaard) vui (kachel) izvui, izvlaiti (wortel, zwaard) poi, seliti (zwerven) obii trekken! - vuci! (op deur) een boos gezicht trekken - namrgoditi se een trekje doen - povui jedan dim (sigaret) het trekken - vuenje vua trekker - okida, odapinja (geweer) trasant (???) (wissel)

trekking - izvlaenje (loterij) trzanje (zenuw-) trekpaard - konj za vuu, teglei konj trekvogel - ptica selica treur- - aloban treuren - alostiti se, oalostiti se, aliti (za) treurig - oalostiti se alostan, alosna, tuan, oaloen treurspel - tragedija treurwilg - alosna vrba treuzelen - zatezati, odugovlaiti tribune - tribina tricot - triko Triest - Trst van de stad Triest - transki uit de stad Triest - transki trillen - drhtati, tresti se, treperiti, titrati trilling - drhtanje, treenje, treperenje, treptaj, vibracija triomf - trijumf triomferen - trijumfovati triplex - perploa trippelen - sitno koraati triptiek - triptik (???)

troebel - mutan troebel maken - mutiti troef - adut troep - trupa, eta, opor troetelkind - ljubimac, miljenik trolleybus - trolejbus trom - bubanj trombose - tromboza (med) trommel - bubanj, dobo (muz, techn) kutija (doos) trommelen - bubnjati, dobovati trommelvlies - bubnji (bubna opna??? (anat)) trompet - truba trompetspelen - trubiti trompetter - truba tronk - panj troon - presto van de troon stoten - sruiti sa prestola troonopvolger - prestolonaslednik troost - uteha troost- - utean troosteloos - neutean, oajan troosten - teiti, uteiti

troostend - utean troostprijs - utena nagrada tropisch - tropski tros - granica, venac debelo ue (touw) trots - ponos (zn) ponosan, prkosan, ohol, gord (bn) trots zijn op - ponositi se uprkos (vz) trots worden - naduti trotseren - prkositi trottoir - plonik, trotoar trouw - vernost (zn) veran (bn) te goeder trouw - u dobroj nameri trouwakte - venani list, venanica trouwdag - dan venanja, svadbeni dan trouweloos - neveran trouweloosheid - nevera, nevernost trouwen (met) - venati se (man en vrouw) oeniti se (sa), eniti se (sa) (man) udati se (za) (vrouw) trouwens - uostalom

trouwring - venani prsten truc - trik, tos trui - maja Tsjech - eh Tsjecho-Slowakije - ehoslovaka in Tsjecho-Slowakije - u ehoslovakoj tube - tuba (pasta) tuberculose - tuberkuloza tucht - disciplina tuchteloos - nedisciplinovan, nepokoran, rasputen tuig - oprema (paard, schip) olo, rulja (gespuis) tuin - bata, vrt staklena bata - broeikas tuinboon - bob tuinbouw - povrtarstvo, batovanstvo tuinder - povrtar, batovan tuinman - vrtlar, batovan tulband - turban kola (u obliku turbana) (gebak) tulp - lala, tulipan tunnel - tunel turbine - turbina (techn)

turen - piljiti (???) turf - treset Turk - [Turken] - Turin Turkije - Turska in Turkije - u Turskoj Turkish delight - alva (lekkernij) Turks - turski tussen - izmedju, medju tussenbeide komen - posredovati tussenbeide komen voor - zalagati se za, zaloiti se za tussenkomst - posredovanje door tussenkomst van - posredstvom tussenmuur - pregrada tussenpersoon - posrednik tussenpoos - pauza, razmak tussenruimte - razmak tussenschot - pregrada tussentijd - in de tussentijd - u medjuvremenu tussenverdieping - polusprat tussenvoegsel - umetak tussenwerpsel - interjekcija, uzvik (gram) TV (=televisie) - zie televisie TV-toestel - televizor

TV-uitzending - televizijski prenos, TV-emisija twaalf - dvanaest lijn twaalf - dvanaestica (tram) twaalfde - dvanaesti twee - dva, dvoje, dve het cijfer twee - dvojka lijn twee - dvojka (tram) u dvoje - met zijn tweeen twee personen - dvoje (van verschillend geslacht) twee personen - dvojica (v.h. mannelijk geslacht) tweede - drugi tweedehands - polovni, iz druge ruke, star tweedekker - biplan (???) tweedracht - nesloga, razmirica tweehonderd - dvesta, dve stotine tweejarig - dvogodinji tweekamerwoning - dvosobni stan tweeledig - dvostruk tweeling - blizanac, bliznakinja tweelingen - [tvelinge.n] - blizanci, bliznakinje tweemotorig - dvomotoran tweepersoonskamer - dvokrevetna soba tweerichtingsverkeer - dvosmerni saobraaj

tweesprong - raspue (???) tweestemmig - dvoglasan tweestrijd - nedoumica tweevoud - in tweevoud - u dva primerka, u duplikatu twijfel - sumnja in twijfel trekken - posumnjati twijfelachtig - sumnjiv, nesiguran, dvojben twijfelen (aan) - sumnjati (u), sumnjati (na) twijg - grana, mladica twintig - dvadeset lijn twintig - dvadesetica (tram) twintigste - dvadeseti twist - svadja, prepirak, kavga twisten - svadjati se, prepirati se twistziek - svadljiv twistzoeker - svadljivac tyfus - tifus type - tip typen - tipkati, otipkati, kucati, otkucati typisch - tipian typiste - daktilografkinja t.z.t. (=te zijner tijd) - u svoje vreme, pravovremeno

-U-

u. (=uur) - h. (as, sat) u - Vi Vam, Vama Vas met u - s Vama ui - crni luk uier - vime uil - sova, buljina, buljuna, eja uilskuiken - budala uit - iz, sa, s, izvan (vz) svren (afgelopen) (bw) de kachel is uit - pe ne gori (vie) uitademen - izdisati uitbarsten - eksplodirati, rasprskati se, buknuti udariti (in huilen, lachen) in lachen uitbarsten - prsnuti u smeh, udariti u smeh uitbarsting - eksplozija provala (vulkaan) uitbeelden - naslikati uitbetalen - isplatiti, isplaivati, naplatiti uitblazen - izdisati

odahnuti (uitrusten) de laatste adem uitblazen - ispustiti duu uitblijven - izostati uitblinken - odlikovati se uitbranden - izgoreti uitbrander - ukor, prekor uitbreiden - rairiti, iriti, proiriti; rasklopiti (armen) uitbreiding - proirenje, irenje uitbreken - planuti, buknuti, izbiti, izbijati (brand, oorlog, zweet(znoj)) uitbrengen - podneti (verslag) uitbroeden - lei, legnuti uitbuiten - iskoristiti, izrabljivati uitbuiting - iskoriavanje, izrabljivanje uitbundig - oduevljen, zanesen uitdagen - izazvati, prkositi, pozvati, pozivati, izazivati uitdaging - izazov, poziv uitdelen - razdeliti, podeliti, deliti; raspodeliti uitdenken - izmisliti, smisliti, izmiljati uitdienen - odsluiti uitdoen - skinuti, svui, svlaiti (kleren) gasiti, ugasiti, zatvarati, zatvoriti (lischt, radio, TV) uitdragen - izneti, iznositi uitdrijven - goniti

uitdrinken - ispiti uitdrogen - isuiti se, osuiti se (wegkwijnen, wegteren) uitdrukkelijk - izraziti (bn) izriito, izriit, izrazito (bw) uitdrukken - istisnuti izraziti, izraavati (fig) izraavanje uitdrukking - izraz uiteengaan - razii se; rastati se, rastaviti se, rastavljati uiteenlopen - razii se, razilaziti se uiteenlopend - raznovrstan, raznolian, odvojen uiteenvallen - raspadati se, raspasti se uiteenzetten - razjasniti, razloiti, izlagati, izloiti, predoiti; raspravljati utieenzetting - razlaganje; rasprava uiteinde - kraj uiteindelijk - konaan (bn) na kraju krajeva uiten - rei, izustiti, izraziti, izraavati, ispoljavati zich uiten - izjaviti se (mening) oitovati se (ziekte) uiteraard - dakako, naravno uiterlijk, uiterlijke - izgled, spoljanost (zn)

spoljni, spoljanji (bn) najkasnije (op zijn laatst) (bw) uitermate - izvanredno uiterst - krajnji, poslednji (bn) izvanredno, krajnje (bw) neprocenjiv uiterste - krajnost (extreem) uitgaaf - izdatak, troak izdanje (v. boek) uitgaan - izai, izii, izlaziti ugasiti se (vuur) uitgaan van - poi od (een veronderstelling) uitgang - izlaz (v. gebouw) nastavak, zavretak (gram) uitgangs- - izlazni uitgangspunt - polazna taka uitgave - izdatak, troak, rashod izdanje (v. boek) zie uitgaaf uitgebreid - opiran uitgedroogd - osuen uitgelaten - zanesen, oduevljen uitgeleide doen - ispratiti, pratiti, otpratiti

uitgelezen - odabran uitgenodigd - pozvan niet uitgenodigd - nepozvan uitgeput - iscrpljen, iznemogao, iznuren uitgerust - odmoren, odmoran uitgeslapen niet uitgeslapen - neispavan uitgesloten - iskljueno (bw) uitgestrekt - prostran uitgestrektheid - irina uitgeven - troiti, potroiti, utroiti, izdati, izdavati (geld) izdati, izdavati (boek, bankpapier) izbrisati zich uitgeven voor - izdavati se za uitgever - izdava uitgevers- - izdavaki uitgeverij - izdavako preduzee uitgevoerd - izvezen (geexporteerd) uitgezonderd - izuzev, izuzevi, osim uitglijden - kliznuti, okliznuti se, posrnuti, posrtati uitgooien - izbaciti, izbacivati uitgraven - dubsti, iskopati uithalen - vaditi (iz), izvaditi (iz)

osuti (gebreide stof) uithangen - ??? de keel uithangen - dodijati uithangbord - natpis (na trgovini), firma uitheems - inostrani, egzotian uithollen - izdubiti, dubsti udubljenje, udubina uithongeren - izgladneti uithouden - izdrati, izdravati, podneti, podnositi uithoudingsvermogen - izdrljivost met groot uithoudingsvermogen - izdrljiv uiting - izjava uiting geven aan - dati oduka uitkering - isplata, svota, hranarina, finansijska pomo, naknada (v. verzekering) uitkiezen - izabrati, odabrati, odabirati uitkijk - straa, osmatra uitkijken - paziti (opletten) izgledati uitkijken op - gledati na uitkleden (zich) - svui (se), svlaiti (se) zich uitkleden - svui se, svlaiti se uitknippen - isei uitknipsel - iseak

uitkomen - izai, izii; proniknuti izlaziti padati u oi (opvallen) izai na kraj (met geld) saznati se (geheim) izlei se (ei) izai (boek) ostvariti se, ostvarivati se, obistiniti se (voorspelling) uitkomst - spas (redding) rezultat (uitslag) uitlaat - izduv (v. e. motor) (techn) uitlachen - ismejati, rugati se uitladen - istovariti uitlaten - ispustiti uitlating - izostavljanje, isputanje (weglating) izjava (uiting) uitleen- - pozajmni uitleenbibliotheek - posudbena biblioteka uitleg - objanjenje, tumaenje, izlaganje uitleggen - protumaiti, razjasniti, objasniti, rastumaiti, objanjavati pogoditi, pogadjati uitleiden - izvesti, izvoditi uitlenen - pozajmiti, pozajmljivati, posuditi, posudjivati

uitlezen - proitati (do kraja) uitlokken - izazvati, prouzrokovati uitlopen - izniknuti, izbijati (planten, knoppen(pupoljak)) uitlopen op - voditi uitloven - raspisati uitmaken - ugasiti (vuur) prekinuti (verloving) sainjavati (vormen) odluiti (beslissen) dokazati (bewijzen) deel uitmaken van - pripadati, pripasti uitmonden - uticati, izlijevati se (ulivati se???) uitmoorden - poklati uitmuntend - odlian, izvrstan uitnodigen - pozvati, pozivati, zvati uitnodiging - poziv uitoefenen - vriti, izvriti, obavljati, baviti se (beroep) uitoefening - vrenje, obavljanje uitpakken - raspakovati, povaditi, isprazniti uitpersen - iscediti uitputten - iscrpsti, iscrpljivati, istroiti uitputting - iscrpljenje, malaksanje uitreiken - udeliti, razdeliti (aalmoezen, steun)

uitreisvisum - izlazna viza uitrekenen - izraunati uitrekken - rastegnuti, rastezati, ispruiti, otegnuti, otezati uitrit - sporedni ulaz (aut) uitroeien - iskoreniti uitroep - uzvik, usklik, klik, poklik uitroepen - viknuti, uzviknuti, uskliknuti, kliknuti uitroepen tot - proglasiti uitroepteken - usklinik uitrukken - istrgnuti, iupati, oupati krenuti, poi (leger, brandweer) uitrusten - odmarati se, poivati, odmoriti se opremiti, opremati, opskrbiti, snabdevati (voorzien van) odmaranje ; spraviti, spravljati ??? uitrusting - oprema uitschakelen - iskopati, iskljuiti uitscheiden - prestati prestajati uitschelden - grditi, izgrditi, opsovati uitschot - odmet (???) uitschrijven - raspisati (prijs vraag) uitslag - nalaz, rezultat (v. onderzoek)

de uitslag - ishod, rezultat (v. e. wedstrijd) uspeh (v. e. examen) osip (huid) uitslapen - naspavati se, ispavati se uitsloven zich uitsloven - izmuiti se uitsluiten - iskljuiti uitsluitend - iskljuivo uitsnijden - isei, izrezati uitspanen - razapeti, razapinjati uitspansel - nebeski svod uitsparen - utedeti, pritedeti uitspatting - razuzdanost, neumerenost, preteranost uitspoelen - splahnuti, isplahnuti (???) uitspraak - izgovor presuda (vonnis) een vonnis uitspreken - doneti presudu uitspreiden - rairiti, prostrti, prostirati, razapeti, razapinjati; rasklopiti (vleugels(vleugel=krilo(vogel),koncertni klavir)) uitspreken - izgovarati, izrei, izustiti (woorden) doneti (vonnis) izrei (oordeel) uitspringend - ispupen

uitspruiten - nicati, niknuti uitstaan - trpeti, pretrpeti uitstallen - izloiti uitstalling - izlog uitstapje - izlet uitstappen - sii, silaziti uitsteeksel - ispupenje, izboina uitstek - bije uitstek - izrazito, nada sve, u prvom redu, naroito uitsteken - izbaciti, ispruiti (hand) isplaziti, plaziti (tong) ; viriti de tong uitsteken - isplaziti jezik iskopati (ogen) istai (vlag) uitsteken in - zai u uitstekend - ispupen izvrstan, odlian izvrsno (bw) uitstel - odgadjanje, odlaganje uitstellen - odloiti, odgoditi, odgadjati, odlagati, odugovlaiti uitsterven - izumreti, izumirati, odumirati uitstralen - zraiti uitstrekken - ispruiti, otegnuti, otezati, rasprostreti, rasprostirati,

opruiti, opruati, pruiti, pruati zich uitstrekken - ispruiti se, otegnuti se, otezati se, pruati se, rasprostirati se, opruiti se, opruati se, pruiti se uitstromen - istei uitstrooien - rasipati, rasuti ??? uittellen - odbrojiti uittrappen - zgaziti (iets brandends) uittrekken - izvui (iz), izvlaiti (iz), izvaditi (er-) skinuti, skidati, svui, svlaiti (kleren, handschoenen, kousen) oupati, upati (haren etc.) odobriti iseliti (se) (emigreren) uittreksel - izvod, kratak sadraj uittypen - otipkati, otkucati uitvaagsel - izrod, talog (drutva) uitvaardigen - izdati, izdavati, objaviti, objavljivati, obelodaniti, proglasiti een wet uitvaardigen - doneti zakon uitvaardiging - objava, proglaenje uitval - ispad (mil) ispad srdbe (van woede) opadanje (kose) (haar-) uitvallen - ispasti, ispadati (ook fig)

opasti, opadati (haar) uitvaren - isploviti raspaliti se, planuti (driftig worden) uitvegen - izbrisati, brisati uitverkocht - rasprodat uitverkocht raken - nestati de krant is uitverkocht - novine su nestale uitverkoop - rasprodaja uitverkoren - izabran uitvinden - izumeti, pronai, pronalaziti uitvinder - izumitelj, pronalaza uitvinding - izum, pronalazak uitvloeisel - posledica uitvlucht - izgovor, isprika, smicalica uitvluchten bedenken - izmotavati se (duplikat) uitvoer - izvoz uitvoerbaar - izvodljiv, mogu uitvoeren - izvriti, izvesti, izvoditi, sprovesti, sprovoditi, obaviti, obavljati, ostvariti (doen) izvoziti (exporteren) uitvoerder - izvritelj uitvoerhandel - izvozna trgovina uitvoerig - opiran, podroban (bn)

potanko, detaljno, nadugo, podrobno (bw ook) uitvoeriger - poblie uitvoering - izvrenje, ostvarenje (v. plan) predstava, izvedba, izvodjenje (muz, toneel) tip, izvedba (apparaat) uitvoerverbod - zabrana izvoza uitvoervergunning - izvozna dozvola uitvragen - ispitati, ispitivati uitweg - izlaz uitwendig - spoljanji, spoljni uitwerken - izraditi, izradjivati uitwerking - uinak, dejstvo uitwerking hebben (op) - delovati uitwerpen - izbaciti, izbacivati uitwerpsel - izmet uitwijken - skloniti se, sklanjati se (s puta), ukloniti se voor iem. uitwijken - ukloniti se uitwijzen - izagnati uitwisselen - razmeniti uitwisseling - razmena, izmena uitwissen - izbrisati, ispisati (???) uitwringen - iscediti uitzenden - izaslati, odaslati, odailjati; razaslati

preneti, prenosti, emitovati (radio, TV) uitzending - prenos, emisija (radio) uitzet - (devojaka) oprema (bruid (nevesta, mlada, verenica)) uitzetten - rairiti se, rasti (groter worden) uloiti (geld) er uitzetten - poterati, proterati, izbaciti, izbacivati uitzicht - izgled (panorama) izgled (vooruitzicht) pogled een uitzicht op ... - pogled na ... uitzien - izgledati het ziet er naar uit dat - izgleda da hij ziet er goed uit - dobro izgleda uitzien op - gledati na uitzitten - odleati (straf) uitzoeken - izabrati, istraiti uitzondering - izuzetak, iznimka met uitzondering van - izuzev, izuzevi bij wijze van uitzondering - izuzetno uitzonderlijk - vanredan (bn) uitzonderlijk mooi - prekrasan uitzuigen - isisati unie - savez, unija

uniek - jedinstven uniform - uniforma universeel - univerzalni universiteit - univerzitet universiteits- - univerzitetski uranium - uranijum urenlang - satima, asovima urgent - hitan, uran urine - mokraa, urin urineren - mokriti usance - poraba (upotreba??) (gebruik, gewoonte) uur - sat, as om drie uur - u tri sata om zes uur - u est sati nu eens ... dan weer - as ... as uur- - satni uurloon - satnica uurwerk - sat uw - Va uw eigen - svoj

-V-

vaag - nejasan vaak - esto dat komt vaak voor - to je est sluaj vaal - bled, izbledeo, bezbojan vaan, vaandel - zastava vaandeldrager - zastavnik vaandrig - zastavnik vaardigheid - umee vaart - plovidba (scheepvaart) brzina (snelheid) in volle vaart - punom brzinom de grote vaart - duga plovidba vaartuig - brod, ladja vaarwel! - zbogom! vaas - vazna, saksija vaat - posudje pranje posudja de vaat doen - oprati sudove de vaat wassenn - oprati sudove vaatdoek - krpa za brisanje vaatwasmachine - maina za pranje posudja vaatwerk - posudje vacant - prazan

vaccineren - vakcinisati vacht - krzno, koa vader - otac, tata, ale van (de) vader - oev (des) vaders - oev vaderland - domovina, otadbina, zaviaj vaderlandsliefde - ljubav prema domovini vaderlijk - oinski vadsig - ??? vadsig iemand - mrtvo puvalo vagebond - skitnica, lutalica, vagabund vagevuur - istilite vak - pregradak, polica, pretinac struka, zanat (beroep) predmet (op school) vak- - struan vakantie - ferije, raspust, odmor, dopust, odsustvo grote vakantie - godinji odmor vakantiei hebben - imati dopust vakantie- - ferijalni vakantiehuisje - ferijalna kuica vakantieoord - letovalite vakantiehuis, vakantietehuis - odmaralite

vakbond - sindikat vaker - ee vakgroep - struka vakkennis - struno znanje vakkundig - struan (bn) vakman - strunjak vakschool - struna kola vakterm - struni naziv val - pad (het vallen) zamka, klopka (vang-) vakvereniging - sindikat valies - putnika torba valk - soko vallei - dolina vallen - pasti, padati (sneeuw), opadati padanje in het oog vallen - udariti u oi in de rede vallen - upasti u re, upadati u re, presei re laten vallen - ispustiti (iz ruke) uit de hand laten vallen - ispustiti iz ruke vallen de ziekte - padavica, epilepsija vallende ziekte - padavica, epilepsija vallen onder - spadati u, otpadati na

lastig vallen - dosadjivati, gnjaviti (sin.: vervelen) vallende ziekte - padavica, epilepsija vals - kriv, pogrean (onwaar, verkeerd) vetaki (onecht) falsifikovan (vervalst) neiskren (onoprecht) zloest (gemeen) valscherm - padobran valschermtroepen - padobranske trupe valstrik - zamka, oma valuta - valuta van - od (vz) van mij - moj van jou - tvoj prezime (zn) van a tot z - nadugako i nairoko van ... af - sa (naar beneden) vanaf - sa, od (plaats) poevi od, od (tijdstip) vanavond - veeras vandaag - danas van vandaag - dananji welke dag hebben wij vandaag? - koji je danas dan?

de hoeveelste is het vandaag? - koji je danas dan? vandaar - i zato, to je razlog da vandoor - er vandoor gaan - pobei, beati, kidati, pobrati se (???) vangen - uhvatiti, uloviti (bal) vangrail - branik (aut) vangst - lov vanhier - odavde vanille - vanila vanmiddag - danas po podne vanmorgen - jutros vannacht - noas vanouds - od vajkada vanwege, van wege - u ime (uit naam van) radi, zbog (wegens) vanzelf - (samo) po sebi varen - ploviti laten varen - odustati od paprat (plant) (zn) variatie - varijacija varieren - varirati variete - variete varken - svinja, prase varkens- - svinjski

varkensvlees - svinjetina vaseline - vazelin vast - [vaster, ?] - vrst [vri, najvri] (stevig) (bn) nepomian (onbeweeglijk) siguran (zeker) stalan (constant) nepromenljiv (onveranderlijk) sigurno, jamano (zeker) (bw) zbijen vast worden - ovrsnuti vast- - prilepiti vastberaden - odluan, odvaan vastberadenheid - odlunost, odvanost vastbinden - zavezati; privezati; vezati vastdraaien - zavrnuti, zavrtati vasteland - kopno vasten - postiti post, veliki post (zn) (vastentijd) vastenavond - Poklade vastendag - post vastentijd - veliki post, asni post vastgespen - prikopati vastgesteld - odredjen

vastgrijpen - uhvatiti, zgrabiti, pograbiti vasthaken - zakaiti vasthechten - prikaiti, prikopati vasthouden - drati, pridrati, pridravati zich vasthouden aan - drati se, drati se za, pridrati se, pridravati se vasthoudend - uporan, postojan vastklampen zich vastklampen aan - prionuti za vastkleven - prionuti za vastklinken - zakovati vastknopen - prikopati, skopati vastkoppelen - prikaiti vastlijmen - zalepiti (engl. : glue) vastmaken - privrstiti, privrivati, zavezati, prikaiti, skopati vastnaaien - zaiti, uiti vastpakken - uhvatiti vastplakken - zalepiti (engl.: 1. stick (on.w); 2. stick, gum down (on.w)) vastrijgen - spetljati vastschroeven - zarafiti vastslaan - nabiti, nabijati nabijanje vastspijkeren - zakovati

vaststellen - odrediti, odredjivati, utvrditi, utvrdjivati (prijs, feit), opredeliti (bepalen) odluiti, odluivati zakazati, postaviti (termijn e. d.) ustanoviti, utvrditi, konstantovati (constateren) vat - posuda, sud (schotel, kan) bure, bava (ton) vatbaar voor - osetljiv na, sklon Vaticaan - Vatikan vatten - uhvatiti (beet-) shvatiti, shvatati, dokuiti, proniknuti, pojmiti (begrijpen) vatting - okov (edelsteen) vechten (met) - tui se (sa), potui se (sa) vechtpartij - tunjava, tua vee - stoka vee- - stoni veearts - veterinar veeartsenijkundig - veterinarski veeartsenijschool - veterinarska kola veeg - zamah, potez veel - mnogo, puno, mnogi zo veel mogelijk - to vie veelal - ponajee, veinom

veelbetekenend - znaajan veeleisend - velikih zahteva, neskroman veelkleurig - raznobojan veelkleurigheid - arenilo veelomvattend - opiran, veliki; zamaan veelsoortig - raznovrstan veelvraat - prodrljivac veelvuldig - mnogobrojan, est veelwijverij - poligamija, mnogoenstvo veelzijdig - mnogostran veemarkt - stono trite veen - tresetno zemljite (grondsoort) tresetite (land waar turf gegraven wordt) veer - [veren] - pero (vogel) [perje] opruga (techn) trajekt, skela, prevoz (preko reke) (pont) veerboot - trajekt veerkrachtig - elastian veerman - skelar, skeledija veerpont - trajekt, skela veertien - etrnaest lijn veertien - etrnaestica (tram) veertig - etrdeset

veeteelt - stoarstvo veevoer, veevoeder - stona hrana (proveriti ove dve rei???) vegen - oistiti, poistiti, mesti, pomesti (vloer) brisati (voeten) vegetarier - vegetarijanac veilig - siguran, bezbedan, bez opasnosti veilig- - zatitni veiligheid - sigurnost, bezbednost in veiligheid brengen - zakloniti veiligheids- - sigurnosni veiligheidsgordel - sigurnosni pojas (aut) veiligheidsklep - sigurnosni ventil Veiligheidsraad - Vee sigurnosti veiligheidsspeld - zihernadla, pribadaa, igla veiling - javna prodaja, licitacija veinzen - pretvarati se; priiniti se vel - koa (huid) list, arak (papier) veld - polje, poljana veld- - poljski veldheer - general veldslag - bitka veldtocht - pohod

veldwachter - redar, andar, straar velen - podnositi, podneti velg - felna (v. wiel) vellen - posei, oboriti, obarati (boom) izrei (oordeel) Venetie - Venecija, Mleci venijnig - zloban, pakostan, otar vennoot - deoniar, uesnik, sudionik vennootschap, naamloze - akcionarsko drutvo, deoniarsko drutvo venster - prozor, okno venster- - prozorski vensterbank - prozorska daska vensterruit - okno vent - dasa, ovek, momak venter - ulini prodava, torbar ventiel - ventil (techn) ventilatie - ventilacija ventilator - ventilator ventileren - ventilirati, vetriti, provetravati, provetriti Venus - Venera (planeet, godin) ver - [verder, ?] - dalek, udaljen (bn) [dalji, najdalji] daleko (bw) hoe ver is het naar ...? - koliko je daleko do...?

niet ver aan - nedaleko verachtelijk - podao, podla verachten - prezirati, prezreti verachting - prezir, preziranje verademen - odahnuti verademing - olakanje, smirenje verafgelegen - dalek verafgoden - oboavati verafgoding - oboavanje verafschuwen - mrzeti, prezirati veranda - veranda veranderen - promeniti, menjati, izmeniti veranderen in - pretvoriti u verandering - promena veranderlijk - promenljiv prevrtljiv (wispelturig) verantwoord - opravdan verantwoordelijk - odgovoran verantwoordelijk zijn voor - odgovarati za niet verantwoordelijk - neuraunljiv verantwoordelijkheid - odgovornost verantwoording - odgovornost ter verantwoording roepen - pozvati na odgovornost

verarmen - osiromaiti verbaasd - zaudjen ik ben verbaasd - udim se verbalisant - zapisniar verband - zavoj, povez (wond) veza, povezanost (samenhang) (logisch) in verband met - u vezi sa, u vezi, vezan za, obzirom na, oko, radi verbandgaas - gaza verbannen - prognati, izgnati, izagnati verbazen (zich) - uditi se, zauditi (se) verbazing - udjenje verbazingwekkend - udnovat verbeelden - predstavljati zich verbeelden - zamisliti (zich voorstellen) praviti se (zich houden voor) verbeelding - fantazija, mata uobraavanje (eigenwaan) verbeeldingskracht - mata, mo razmiljanja verbergen - sakriti, sakrivati, skrivati, kriti, prikriti voor iem. verbergen - sakriti od, kriti od verbeteren - poboljati, poboljavati, popraviti, popravljati ispraviti (fout) verbetering - poboljanje, poboljavanje, popravak

ispravak (correctie) verbeurdverklaren - zapleniti verbieden - zabraniti, zabranjivati verbijsterd - preneraen; zaprepaen verbinden - spojiti, povezati, vezati, spajati, zdruiti; sastaviti, sastavljati zaviti, zavijati, povezati, previjati (wond) ; zaduiti zich verbinden - obavezati se (da), vezati se verbinding - veza, spoj jedinjenje (scheik) in verbinding treden met - povezati se sa verbintenis - obaveza, dunost verbindingstuk - spojka verbitterd - ogoren verbitteren - ogoriti verbittering - ogorenje verbleken - pobledeti verblijden - veseliti, obradovati verblijf - boravak, ostanak verblijfkosten - trokovi boravka verblijfplaats - mesto boravka, prebivalite, boravite verblijfsvergunning - dozvola boravka verblijven - boraviti, prebivati, obitavati

ostajati (aan het eind v. e. brief) verblinden - zaslepiti, oslepiti, oslepljivati, obmanuti, obmanjivati ; zabljetati verbluffen - zapanjiti verbluffend - zapanjujui verbluft - zapanjen, zabezeknut verbod - zabrana verboden - zabranjen verbond - savez verbonden - savezni verborgen - sakriven, skriven, tajni verbouwen - preurediti, pregraditi, pregradjivati (huis) gajiti (telen) verbouwing - preuredjenje (huis) verbouwereerd - zabezeknut verbrand - pocrneo, opaljen (van de zon) verbranden - spaliti; spaljivati opaliti (bruin maken v. d. huid in de zon) izgoreti pocrneti (in de zon) verbreden - proiriti, iriti verbreiden - iriti, rairiti, rasprostraniti verbreken - prekinuti, prekidati, kriti; raskinuti, raskidati

verbroedering - bratimljenje verbrokkelen - zdrobiti, drobiti, smrviti, raskomadati verbuigen - iskriviti, poviti verbruik - potronja verbruiken - potroiti; troiti geheel verbruiken - istroiti verbruiker - potroa verbuigen - poviti, saviti, iskriviti, deformisati sklanjati, menjati (gram) verbuiging - sklanjanje, promena (gram); povijanje verdacht - sumnjiv verdachte - optuenik, tueni, osumnjieni (jur) verdagen - odgoditi verdampen - ispariti, isparavati verdamping - isparavanje verdedigen - braniti, odbraniti verdediging - odbrana verdedigings- - odbranben verdeeldheid - nesloga, razdor, podeljenost verdelen (in) - deliti, podeliti, razdeliti, raspodeliti na; ralaniti verdeling - podela, raspodela, deoba verdenken - osumnjiiti, sumnjati na, posumnjati na verdenking - sumnja

verder - dalji, potonji, naknadni (bn) dalje (bw) gore osim toga, nadalje, zatim, onda (voorts) inae (overigens) verderf - propast verderfelijk - poguban, tetan, opasan verdienen - zaraditi, zaradjivati (geld) zasluiti, zasluivati (waard zijn) verdienste - zarada (loon) zasluga (fig) verdienstelijk - zasluan verdieping - sprat huis met een verdieping - jednospratnica huis met twee verdieping - dvospratnica huis met drie verdieping - trospratnica verdiept - zadubljen (in gedachten) verdoemen - prokleti, proklinjati verdoofd - obamro verdord - osuen verdorren - osuiti se verdorven - pokvaren (immoreel) verdoven - zagluiti (gehoor)

omamiti, opijati (personen) dati narkozu, narkotizirati (med) verdovend - opojan, omamljiv verdoving - omama, obamrlost, zamrzlost narkoza (med) in een verdoving geraken - obamreti verdraagzaam - tolerantan, snoljiv, trpeljiv verdraaien - iskriviti, izvrnuti, izvinuti verdrag - ugovor, pogodba verdragen - podneti, podnositi, trpeti, snositi, gutati verdriet - tuga, alost verdrietig - alostan, tuan verdrijven - poterati, isterati, potisnuti, potiskivati, terati verdringen - potisnuti, potiskivati verdrinken - utopiti, utopiti se, udaviti, udaviti se verdrukken - ugnjetavati, tlaiti verdubbelen - udvostruiti, udvostruiti se, podvostruiti (se) verduidelijken - razjasniti, objasniti verduidelijking - objanjenje, razjanjenje verduisteren - proneveriti, utajiti (geld) pomraiti, zamraiti (donker maken) verduistering - pomraenje (zon, maan) pronevera, utaja (geld)

verdunnen - razrediti verdwalen - zalutati, izgubiti put verdwijnen - nestati, nestajati, ieznuti, izgubiti, izgubiti se verdwijning - nestanak veredelen - oplemeniti, oplemenjivati vereenvoudigen - pojednostaviti vereeuwigen - ovekoveiti vereffenen - izravnati, poravnati podmiriti, podmirivati, platiti (schuld) vereffening - plaanje vereist - potreban vereiste - uslov, zahtev, potreptina verenigd - ujedinjen; sjedinjen Verenigde Naties - OUN, Organizacija ujedinjenih nacija Verenigde Staten - Sjedinjene drave verenigen - ujediniti, sjediniti, spojiti, zdruiti, vezati vereniging - drutvo, udruenje; ujedinjenje vereren - oboavati poastiti verergeren - pogorati, pogorati se verering - oboavanje verf - boja verfijnd - prefinjen; ugladjen

verfilmen - snimiti (za film) verfkwast - kist verfoeilijk - odvratan, straan verfraaien - ulepati, ulepavati, ukrasiti verfrissen - rashladiti, osveiti, osveavati zich verfrissen - rashladiti se, osveiti se, osveavati se verfrissend - osveavajui verfrissing - osveenje vergaan - proi (voorbijgaan) propasti, propadati (ten onder gaan) potopiti se (schip) half vergaan - troan vergader- - zborni vergaderen - veati, zasedati vergadering - sastanak, zasedanje; sednica; skuptina vergankelijk - prolazan vergeeflijk - oprostiv vergeefs - uzaludan (bn) uzalud, badava (bw) vergeetachtig - zaboravljiv, zaboravan vergeet-me-nietje - spomenak, nezaboravak vergelden - vraati, uzvratiti, oduiti se vergelijk - sporazum

in vergelijk met vergelijken - uporediti, uporedjivati; sravniti vergelijking - uporedjenje, poredjenje, usporedba jednaina (wisk) vergemakkelijken - olakati, olakavati vergemakkelijking - olakanje vergen - zahtevati, traiti vergetelheid - zaborav vergeten - zaboraviti, zaboravljati vergeven - oprostiti, izviniti, izvinuti, opratati, izvinjavati, pratati vergeving - opratanje, oprotaj vergewissen - zich vergewissen - uveriti se u, osvedoiti se u vergezellen - pratiti, otpratiti vergezicht - pogled, panorama vergieten - proliti, prolivati; prosipati, prosuti; razliti, razlivati roniti (tranen) vergif, vergift - otrov vergiffenis - opratanje, oprotaj vergiftig, vergiftigd - otrovan vergiftigen - otrovati, trovati vergiftiging - trovanje, otrovanje vergissen - zich vergissen - pogreiti, prevariti se, varati se, zabuniti se vergissing - greka, pogreka, zabuna, omaka

bij vergissing - zabunom, pogrekom, grekom vergoeden - naknaditi, nadoknaditi, odtetiti, nadomestiti, naplatiti vergoeding - naknada, odteta vergrijp - prestupak vergroeien - srasti vergrootglas - lupa, uveliavajue staklo vergroten - poveati, uveati vergroting - poveanje verguld - pozlaen vergunnen - dozvoliti, dozvoljavati vergunning - dozvola, povlastica verhaal - pria, pripovetka verhalen - priati, pripovedati verhandeling - rasprava verhard - okoreo, nepopravljiv verharen - gubiti dlake verheerlijken - veliati verheffen - uzdignuti, podii, uzdizati, podizati (tot de tweede macht) tot met verheffen - ozakoniti verheffing - podizanje verhelderen - razvedriti verhelen - utajiti, pritajiti, tajiti, skrivati, kriti, zatajiti verhemelte - nepce

verheugd - radostan, veseo verheugen (zich) - obradovati (se), radovati (se), veseliti (se); razveseliti zich verheugen (over) - obradovati se, radovati se, veseliti se het verheugt mij, dat - drago mi je da, milo mi je da verheven - uzvien verhinderd - spreen verhinderen - spreiti, spreavati, onemoguiti, onemoguavati verhit - usijan (fig) verhitten - zagrejati, ugrejati, usijati verhoeden - sauvati verhogen - povisiti, podii, podizati verhoging - povienje verhongeren - umreti od gladi verhoor - sasluanje, presluavanje verhoren - sasluati, presluati verhouding - odnos, razmera in verhouding tot - u razmeru prema in verhouding met - u odnosu na naar verhouding - srazmerno verhuiskosten - selidbeni trokovi verhuiswagen - kola za prevoz nametaja verhuizen - seliti se, preseliti se, odseliti se verhuizing - preseljenje, selidba; seoba

verhullen - prikriti verhuren - iznajmiti, izdati, izdavati, iznajmljivati verijdelen - osujetiti, osujeivati verjaardag - rodjendan verjagen - poterati, rasterati, isterati, odbiti, terati verjaging - odbijanje verjongen - podmladiti verjonging - podmladjivanje verkalken - okreiti (med) verkalking - kreenje (med) verkeer - saobraaj, promet, kretanje verkeerde weg - stramputica op de verkeerde weg geraken - zalutati verkeerd - kriv, pogrean naopako, pogreno (bw) verkeers- - saobraajni verkeersagent - sobraajac verkeersbord - sobraajna tabla verkeersdichtheid - gustina sobraaja verkeerslicht - semafor verkeersongeval - sobraajna nesrea verkeersplein - skver (aut) verkeerspolitie - sobraajna policija

verkeersrotonde - skver (aut) verkeersteken - sobraajni znak verkennen - pretraiti verkenner - izvidja, izvidnik verkering - verkering hebben met - voditi ljubav sa, zabavljati se sa verkieslijk - poeljan verkiezen - izabrati verkiezing - izbor, biranje verklaarbaar - objanjiv verklappen - odati verklaren - objasniti, objanjavati, tumaiti, rastumaiti, protumaiti (uitleggen) izjaviti (te kennen geven) posvedoiti objaviti, objavljivati (oorlog) potvrditi, potvrdjivati (bevestigen); uveravati pogoditi, pogadjati (dromen) verklaring - objanjenje, tumaenje (uitleg) izjava, iskaz (getuigenis) potvrda, uverenje (getuigschrift) objava (oorlog) verkleden - presvui zich verkleden - presvui se

verkleinwoord - deminutiv verkleuren - gubiti boju, otputati boju, putati boju verknocht - privren verknoeien - pokvariti verkondigen - saoptiti, pripovedati verkoop - prodaja, kupoprodaja verkoopkantoor - prodavnica verkoopsprijs - prodajna cena verkopen - prodati, prodavati verkoper - prodavac verkorten - skratiti verkouden - prehladjen verkoudheid - prehlada, nazeb kijavica (neusverkoudheid) verkrachten - silovati verkreukelen - izguvati verkrijgbaar - dit is verkrijgbaar bij - ovo se moe kupiti (nabaviti) kod verkrijgen - dobiti (krijgen); pridobiti; zadobiti kupiti (kopen) stei, sticati (verwerven) verkruimelen - smrviti verkwikken - osveiti, osveavati, okrepiti, potokrepiti verkwikkend - osveavajui, okrepljujui

verkwikking - osveenje verkwisten - rasipati; prosuti, prosipati, rasuti verkwistend - rasipan verworvenheid - tekovina verworven goed - tekovina verlagen - sniziti, sniavati, spustiti verlaging - snienje, sputanje verlamd - paralizovan, oduzet verlammen - paralizovati; ukoiti verlamming - paraliza, oduzetost verlangen (naar) - enja, elja, udnja (za) verlangen naar - eleti, eznuti za, zaeleti se, osladiti se traiti (eisen) ik verlang er erg naar, dat ... (om ...) - jedva ekam da ... verlaten - napustiti, ostaviti, ostavljati, istupiti, naputati pust, zaputen (bn) putanje zich verlaten - osloniti se, oslanjati se; uzdati se u verleden - proli (bn) prolost (zn) verlegen - stidljiv, srameljiv, plah, plaljiv verlegenheid - stidljivost, srameljivost verleidelijk - zavodljiv

verleiden - zavesti, zavoditi verleiding - zavodjenje, napast verlenen - davati, podeliti, ukazati; udeliti pruiti, pruati, ukazati (hulp) hulp verlenen - pomoi, pomagati gratie verlenen - pomilovati verlengen - produiti verlenging - produenje verlening - podela verleppen - uvenuti verlichten - osvetliti, osvetljavati, obasjati, rasvetliti (met licht) olakati, olakavati, ublaiti (minder zwaar maken) verlichting - osvetljenje, rasveta (met licht) olakanje, ublaavanje (fig) de Verlichting - prosvetiteljstvo, prosveenje, vek prosveenja verliefd (op) - zaljubljen (u) verliefd worden op - zaljubiti se u verlies - gubitak verliezen - izgubiti, gubiti niet uit het oog verliezen - ne izgubiti iz vida de moed verliezen - klonuti duhom (de moed opgeven) verlof - dozvola (vergunning) dopust

raspust, odsustvo (vakantie) met verlof - na dopustu, na raspustu hij is met verlof - on je na dopustu verlofganger - vojnik na dopustu, vojnik na odsustvu verlokkelijk - primamljiv verlokken - namamiti, primamiti verloochenen - ne priznati, odrei se verloofde - verenik (man) verenica (vrouw) verloop - tok verlopen - proi, protei (voorbijgaan) istei, dospeti (vervallen) istekao, dospeo, zastareo (bn) verloren - izgubljen verloren raken - izgubiti se verloren gaan - izgubiti se; propasti, propadati verloskunde - akuerstvo verloskundig - akuerski verloskundige - akuer verlossen - osloboditi, oslobadjati, spasiti verlossing - oslobodjenje Verlosser - Spasitelj verlossing - oslobodjenje, spas, spasenje

verloven - zich verloven - veriti se, zaruiti se verloving - veridba vermaak - zabava, razonoda vermaard - uven vermagering - mravljenje vermageringskuur - leenje prekomerne debljine vermakelijk - zabavan vermaken - oporuiti (bij testament) prekrojiti (pak) zabaviti zich vremaken - zabavljati se, zabaviti se, provoditi se, razonoditi se vermanen - opomenuti, opominjati vermaning - opomena, opominjanje vermeend - tobonji vermeerderen - poveati (se); razmnoiti, umnoiti vermeerdering - poveanje vermelden - spomenuti, pomenuti, napomenuti, navesti, naznaiti, imenovati spominjati, pominjati vermeldenswaard - vredan spomena vermelding - napomena, spominjanje, naznaenje vermengen - pomeati vermenigvuldigen - pomnoiti, mnoiti (wisk) umnoiti (geschriften)

razmnoiti zich vermenigvuldigen - mnoiti se, razmnoiti se vermetel - odvaan, smeo vermicelli - rezanci vermijden - izbegavati, kloniti se, izbei; zaobii, zaobilaziti verminderen - smanjiti, smanjiti se, umanjiti, umanjiti se, opadati, opasti, izmicati, nestajati vermindering - smanjivanje, opadanje verminken - unakaziti, osakatiti verminkt - unakan, osakaen, sakat vermoedelijk - verovatan, mogu (bn); prilika verovatno, po svoj prilici (bw) vermoeden - slutiti, nasluivati, naslutiti, nagadjati slutnja (zn) vermoeid - umoran, zamoren vermoeidheid - umor vermoeien - umoriti, umarati zich te veel vermoeien - premoriti se vermoeiend - zamoran, naporan, muan vermogen - imovina, imanje, imetak (zn) umeti, biti u stanju vermogend - imuan vermogensbelasting - porez na imetak

vermommen - maskirati, preruiti, preobui vermoorden - ubiti vernauwen - suziti (???) vernederen - poniziti vernedering - ponienje, poniavanje vernemen - uti, saznati, doznati vernielen - unititi, sruiti, razoriti, pokvariti vernieling - ruenje vernietigen - ukinuti; unititi vernietiging - unitenje, razaranje, ruenje vernieuwen - obnoviti, obnavljati zameniti (techn. onderdeel bijv.) (onderdeel) vernieuwing - obnavljanje, obnova vernis - firnajz vernissen - premazati firnajzom vernuft - inteligencija, domiljatost, otroumnost vernuftig - dimiljat, dosetljiv, otrouman veronderstellen - pretpostaviti, pretpostavljati, nagadjati; uzeti veronderstelling - pretpostavka verongelukken - nastradati, stradati, poginuti verontreinigen - zagaditi, uprljati, zamazati, umazati verontrusten - uznemiriti, uznemiravati verontschuldigen - izvinjavati, izviniti

zich verontschuldigen - izvinjavati se, izviniti se verontschuldiging - izvinjenje, isprika, opravdanje, izgovor verontwaardigd - uvredjen, ljut veroordeelde - osudjenik, osudjenica veroordelen (tot, ter) - osuditi (na), osudjivati veroordeling - osuda veroorloven - dopustiti, dozvoliti, priutiti veroorzaken - prouzrokovati, izazvati, dovesti do, izazivati, naneti, zadati, zadavati; stvarati, stvoriti; stvaranje verordenen - narediti, naredjivati, odrediti verordening - uredba, odredba verouderd - zastareo verouderen - zastareti veroveraar - osvaja veroveren - osvojiti, osvajati, zauzeti, zauzimati verovering - osvajanje, zauzee verpachten - dati pod zakup verpakken - pakovati, spakovati, zamotati, zapakovati verpakking - pakovanje, ambalaa, omot verpanden - zaloiti, zalagati, dati u zalog verpersoonlijking - olienje verpesten - pokvariti verplaatsbaar - pomian

verplaatsen - premestiti, maknuti, pomaknuti, pomicati, prebaciti, preneti, prenositi verpleegd worden - leiti se verpleegster - bolniarka verplegen - negovati verpleging - nega (bolesnika) verpletteren - razmrskati, smrviti, zdrobiti, smrskati verplicht - obavezan, duan verplichten - obavezati, zaduiti zich verplichten - obavezati se (da) verplichten zijn (om te) - obavezati se verplichting (tot) - obaveza verraad - izdaja verraden - izdati, izdavati, izneveriti verrader - izdajnik, izdajica verraderlijk - izdajniki verrassen - iznenaditi, iznenadjivati verrassing - iznenadjenje verregaand - neuven verrekenen - zich verrekenen - prevariti se u raunu, zabrojiti se verrekijker - durbin, dogled, dvogled verrekken - uganuti (arm, voet) crknuti (sterven)

verreweg - daleko, kudikamo verrichten - vriti, izvriti, obavljati, initi, nainiti, raditi, uraditi baviti se (werkzaamheden) verrijken - bogatiti, obogatiti, obogaivati verrijzen - uskrsnuti verroeren - micati, maknuti verroest - zardjao, zardjan verroesten - zardjati verrot - truo, gnjio verrotten - istruliti, ugnjiliti verruilen - izmeniti verrukkelijk - prekrasan, oaravajui, divan vrlo ukusan (eten) verrukken - zaneti, ushititi, oarati verrukking - zanos, ushinje verrukt - zanesen, ushien; razdragan vers - stih (zn) sve (bn) verschaffen - nabaviti, nabavljati, pribaviti, isposlovati pruiti (hulp) zadati, zadavati (vreugde, leed) verscheidene - vie, razni verscheidenheid - raznovrsnost, raznolikost, izbor

verscherpen - pootriti; zaotriti verscheuren - pocepati, rastrgnuti, poderati, podrpati, razderati verschijnen - pojaviti se, pojavljivati se, doi, javiti se, javljati se izai, izai, izlaziti (boek) istupiti (???) ;pristupiti, pristupati verschijning - pojava, pojavljivanje verschijnsel - pojava verschil - razlika verschillen - razlikovati se, biti razliit van mening verschillen - razilaziti se verschillend - razliit, raznovrstan, raznolian (anders) de verschillende - razni, pojedini (diverse) verschonen - potedeti, tedeti (sparen) presvui, presvlaiti (bed) zich verschonen - obui isto rublje verschrikkelijk - straan, strahovit, uasan, grozan (bn) strano, strahovito (buitengewoon) verschrikken - zastraiti, zastraivati, prepasti verschrikking - strah i trepet verschrompelen - zakrljati verschuilen - zich verschuilen - sakriti se, zakloniti se verschuiven - odugovlaiti, pomaknuti, pomicati

verschuldigd - duan verschuldigd zijn - dugovati versieren - ukrasiti, naktiti, okititi, kititi, krasiti versiering - ukras verslaafd aan - odan verslaan - pobediti, pobedjivati, poraziti potui (sp) verslag - izvetaj; zapisnik verslag uitbrengen - podneti izvetaj verslagen - utuen, potiten verslaggever - dopisnik, reporter verslapen - zich verslapen - zaspati verslappen - malaksati, olabaviti, omlitaveti verslapping - malaksanje, malaksalost, labavost versleten - istroen, izlizan, odrpan, otrcan, poderan verslijten - istroiti se, izlizati se, poderati se verslikken, zich - krivo progutati verslinden - poderati versmachten van - umirati od, ginuti od versmaden - odbiti, prezreti, prezirati het is niet te versmaden - nije na odmet versnapering - poslastica, slatki versnellen - ubrzati

versnelling - ubrzavanje prenos (op fiets) (techn) menja (aut) brzina (aut) eerste versnelling - prva brzina versnellings - menjaki versnellingsbak - menjaka kutija (aut) versnellingshandel - ruica menjaa versperren - zakriti, blokirati verspieder - pijun verspillen - rasipati; razmetati verspreiden - rairiti, proiriti verspreiding - irenje verspreken, zich - zarei se, pogreiti u govoru verst - najdalje (bw) verstaan - razumeti verstaan onder - podrazumevati pod verstaan hebben van - razumeti se u verstaanbaar - jasan, ujan verstand - razum, pamet, um verstand heben van - razumeti se u met dien verstande dat - s tim da het gezonde verstand - zdrav razum

zijn verstand verliezen - izbezumiti se, sii s uma verstandelijk - razuman verstandig - pametan, razuman, razborit; priseban; uvidjavan verstandig worden - opametiti se verstandskies - umnjak (zub) verstarren - ukoiti se, skameniti se versteend - skamenjen verstek - ogluha (???) (jur) bij verstek - ogluan bije verstek veroordelen - osuditi u oglusi verstekeling - slepi putnik versteld - zapanjen, zaudjen (verbaasd) zakrpljen (gerepareerd) verstellen - krpiti, zakrpiti verstenen - okameniti se versterken - pojaati, pojaavati, ojaati, jaati, uvrstiti, utvrditi, utvrdjivati (stad) potkrepiti, okrepiti, krepiti (med) versterkend - versterkend middel - sredstvo za okrepljenje versterker - pojaalo (radio) versterking - pojaanje, jaanje; utvrda okrepljenje (med) verstevigen - ovrsnuti; uvrstiti

verstijfd - ukoen, obamro verstijven - obamreti; ukoiti verstijving - obamrlost verstikken - uguiti verstokt - okoreo, zadrt verstomd - zapanjen verstommen - uutati, zanemeti, umuknuti; uutati se verstoppen - sakriti, sakrivati, skrivati (verbergen) zaepiti verstopt - zaepljen verstopping - zaepljenje zatvor, opstipacija (med) verstoren - naruavati, ruiti, naruiti, poremetiti naruavanje verstoring - naruavanje, ruenje (v. d. orde, vrede) verstoten - oterati verstreken - uvrstiti verstrekken - davati, nabaviti pribaviti verstrekkend - zamaan, dalekosean verstrijken - proi, prolaziti verstrikjken - splesti (fig) ??? verstrooid - rastresen, rasejan

verstrooien - rasprati ??? verstuiken - iaiti, izvinuti versturen - poslati versuft - oamuen vertaald - preveden vertakken zich vertakken - razgranati se vertakking - ravanje vertalen - prevesti, prevoditi vertaler - prevodilac, tuma vertaling - prevod verte - daljina uit de verte - izdaleka (zelfs) in de verste verte niet - ni izdaleka vertederen - omekati, omekavati; razmekati; razneiti vertegenwoordigen - zastupati, predstavljati vertegenwoordiger - zastupnik, predstavnik vertegenwoordiging - zastupnitvo, predstavnitvo vertellen - priati, pripovedati, ispriati vertelling - pripovest, pripovetka, pria verteren - svariti, variti, probaviti, probavljati (voedsel(hrana), spijzen) potroiti (uitgeven) vertering - varenje, probava (voedsel(hrana))

raun, troak (gelag) verticaal - vertikalan, uspravan vertier - razonoda vertoeven - boraviti, zadravati vertolken - protumaiti vertonen - pokazati (laten zien) prikazati, prikazivati (film, toneelstuk) vertoning - prikazivanje, predstava vertragen - usporiti, odugovlaiti vertraging - zakanjenje (trein) usporenje (vermindering v. snelheid) vertrappen - zgaziti, pogaziti, nagaziti vertrek - odlazak, polazak soba, odaja (kamer) vertrekken - poi, otii, otputovati, krenuti, odlaziti, polaziti, kretati odseliti se vertroebelen - pomutiti vertroetelen - razmazati vertrouwd - pouzdan (betrouwbaar) dobro poznat (bekend) vetrouwelijk - poverljiv vetrouweling - pouzdanik vertrouwen - poverenje, pouzdanje, vera (zn)

imati poverenje u, pouzdati se u, uzdati se u vertrouwen (op) - pouzdati se (u), uzdati se (u), pouzdavati se (u) vertrouwens- - poverljiv vertrouwensman - poverenik vertwijfeld - oajan vertwijfeling - oaj, oajanje vervaardigen - napraviti, izraditi, proizvesti; praviti, izradjivati, proizvoditi verval - propadanje, propast, raspad, raspadanje in verval raken - opadati vervallen - propadati, propasti, ruiti se, oronuti (huis) istei (termijn) istek (v.e. termijn) otpasti, otpadati, opasti, opadati (uitvallen, niet doorgaan) ruevan, troan, propao (bn) istek (termijn) (zn) vervallen aan - pripasti (???) vervalsen - falsifikovati vervalsing - falsifikat vervalst - falsifikovan vervangen (door) - zameniti, nadoknaditi, nadomestiti vervanging - zamena, smenjivanje, izmena vervelen - dosaditi, dosadjivati, dodijati, sekirati, dojaditi zich vervelen - dosadjivati se

vervelend - dosadan, suvoparan, gnjavator (sin. saai) neprijatan, nezgodan, ugav (onaangenaam) vervelend iets - gnjavaa, napast verveling - dosada verven - obojiti, farbati, premazati, bojadisati verversen - osveiti promeniti (olie etc.) vervliegen - rasplinuti se, ispariti vervloeken - prokleti, proklinjati vervloeking - prokletstvo, kletva vervloekt - proklet, vraji, vraki, uklet vervoegen - menjati, sprezati (gram) zich vervoegen bij - obratiti se, javiti se vervoeging - sprezanje, konjugacija, promena (gram) vervoer - prevoz, prenos, transport, otprema vervoeren - odvoziti, prebaciti, transportovati zie transporteren vervoering - zanos, ushienje, polet; zanesenost in vervoering - zanesen vervoermiddel - prevozno sredstvo vervoers- - prevozni, transportni vervolg - nastavak, produenje in 't vervolg - ubudue

vervolgen - progoniti (achtervolgen) goniti (gerechtelijk) (jur) nastaviti, nastavljati, nadovezati (vootgaan) vervolgens - zatim, potom, naknadno, pak vervolging - proganjanje, progon vervolmaken - usavriti vervormen - deformisati vervreemden - otudjiti vervreemden van - otudjiti se od vervullen - ispuniti (belofte) dopuniti vriti (plicht) vervulling - ispunjavanje, ispunjenje vrenje (plichts-) in vervulling gaan - ostvariti se, ostvarivati se verwaand - uobraen, umiljen, naduven, nadut, bahat, ohol, osoran verwaardigen - zich verwaardigen - udostojiti se verwaarlozen - zanemariti, zanemarivati, zapustiti verwachten - oekivati verwachting - oekivanje, nada; previdjanje in verwachting zijn - biti u drugom stanju verwant - srodan, u rodu, u srodstvu verwantschap - srodstvo

verward - zbunjen, smuen (persoon) zamren, nesredjen, zapleten (dingen) upav (haren) verwarmen - grejati, ugrejati, zagrejati, zgrejati verwarming - grejanje centrale verwarming - centralno grejanje, parno grejanje verwarren - pobrkati, zamrsiti, pomeati, zbrkati, poremetiti, zbuniti ; zameniti verwarren met (een ander) - menjati sa (za) verwarring - zbrka, poremeaj, zabuna, mete in verwarring brengen - zabuniti, zbuniti in verwarring raken - zbuniti se verwekken - izazvati, pobuditi, izazivati roditi (kinderen) radjanje verwelken - uvenuti, venuti verwelkomen - pozdraviti dobrodolicom verwend - razmaen verwennen - razmaziti verwensen - prokleti, proklinjati verwensing - prokletstvo, kletva, proklinjanje verweren, zich - praniti se, opraniti se (???) verwerken tot - preraditi, preradjivati (u)

verwerking - prerada, preradjivanje verwerpelijk - neprihvatljiv (voorstel(predlog)) pokvaren, nedostojan (slecht) za osudu verwerpen - odbiti, odbaciti verwerven - stei, sticati, zadobiti verwezenlijken - ostvariti (se), ostvarivati (se), obistiniti (se) zich verwezenlijken - ostvariti se, ostvarivati se, obistiniti se verwezenlijking - ostvarenje, obistinjenje verwijden - proiriti verwijderd - udaljen verwijderen - udaljiti, udaljavati, odaljiti, odstraniti, odstranjivati, odmaknuti, uklanjati, ukloniti, odmicati, otkloniti, otklanjati, odmai, iskljuiti, izvaditi odvaliti zich verwijderen - udaljiti se, udaljavati se verwijding - irenje verwijskaart - uput, uputnica (voor een specialist) (med) verwijt - prigovor, zamerka, zameravanje, prebacivanje, nabacivanje verwijten - zameriti, prebaciti, nabaciti, prigovarati verwijzen naar - uputiti na, navratiti verwijzing - uput verwikkeling - zaplet

verwikken - krepiti (sin.: laven) verwisselen - zameniti, izmeniti, promeniti verwoed - besan, besomuan (woedend) zadrt (verstokt) verwoesten - sruiti, unititi, razoriti, razariti, opustoiti, harati, poharati, razruiti, ruiti verwoestend - razoran verwoester - razara verwoesting - ruenje, unitavanje, razaranje, opustoenje verwonden - ozlediti, povrediti, raniti verwonderd - zaudjen verwonderen - zauditi, iznenaditi zich verwonderen - uditi se, zauditi se verwondering - udjenje, iznenadjenje verwonding - ozleda, povreda, rana verzachten - ublaiti verzachtend - verzahtende omstandigheden - olakavajue okolnosti verzachting - ublaenje verzadigd - sit; zasien verzadigen - zasititi verzaken - odrei se (geloof) verzaking - odricanje verzamelaar - skuplja, sakuplja; sabira

verzamelen - skupiti, sakupiti, sabrati, nakupiti, okupiti, kupiti, naneti, pobrati, pokupiti, prikupiti, sabirati, sakupljati skupljanje zich verzamelen - skupiti se verzameling - zbirka, kolekcija zbornik (van wetten) verzegelen - zapeatiti verzekerd - osiguran verzekerde - osiguranik verzekeren - osigurati, osiguravati, uveravati posvedoiti, potvrditi, potvrdjivati levensverzekering - osiguranje ivota brandverzekering - osiguranje od poara ongevallenverzekering - osiguranje za sluaj nesree osigurati, obezbediti (een verzekering sluiten) verzekering - osiguranje allrisk verzekering - puno osiguranje verzekeringsmaatschappij - osiguravajue drutvo verzekeringspolis - polisa verzenden - poslati; razaslati verzending - otprema verzendingskosten, verzendkosten - otpremnina, otpremni trokovi verzengen - opaliti, osmuditi

verzet - otpor verzetje - (mala) razonoda, zabava verzetsbeweging - pokret otpora verzetten - maknuti, pomaknuti, pomicati zich verzetten (tegen) - protiviti se, usprotiviti se, odupreti se, suprostaviti se, opirati se verziend - dalekovidan verzilverd - posrebren verzilveren - posrebriti unoviti (fin) (cheque) verzinnen - izmisliti, izmiljati verzinsel - izmiljotina verzoek - molba, zahtev op verzoek van - na zahtev, po zahtevu, na molbu verzoeken - moliti, traiti, zamoliti, zatraiti; prositi verzoeker - molilac verzoeking - iskuenje, napast verzoekschrift - (pismena) molba verzoenen - pomiriti verzoening - pomirenje verzorgen - negovati prirediti (uitgave v.e. boek) zie 'zorgen voor'

verzorging - nega verzot - verzot zijn op - jako voleti, ludovati za verzuim - propust verzuimen - propustiti verzwakken - oslabiti, malaksati verzwakking - oslabljenje, slabljenje, slabost, malaksanje verzwaren - oteavati, pootriti; poveati (straf) verzwelgen - prodreti verzwijgen - preutati, zatajiti verzwikken - uganuti vest - prsluk vestiaire - garderoba vestibule - predsoblje vestigen - osnovati, utemeljiti svratiti (aandacht) zich vestigen - nastaniti se, naseliti se, naseljavati se zich ergens vestigen - nastaniti se de aandacht vestigen op - skrenuti panju na, upozoriti na, napominjati (da...) vesting - tvrdjava, kula vestingmuur - zidina vet - mast (zn) mastan (bn) ugojen

vete - razmirica veter - pertla (za cipele); uzica veteraan - veteran vetmesten - toviti, utoviti, gojiti, ugojiti veto - veto vetvlek - masna mrlja veulen - drebe vezel - vlakno vezelig, vezelachtig - vlaknast vgl. (=vergelijk) - uporediti via - via, preko, putem (plaats) putem (door middel van) viaduct - vijadukt podvonjak (bij ongelijkvloerse kruisingen) vibratie - treptaj, vibracije vice-voorzitter - potpredsednik vier - etiri lijn vier - etvorka (tram) vierde - etvrti vierde deel - etvrt, etvrtina vieren - slaviti, proslaviti; svetkovati popustiti, poputati (teugels(teugel - uzda)) vierhoek - etvorougao

vierhoekig - etvorouglast viering - proslava vierkant - kvadrat (zn) kvadratni (bn) viervoeter - etvoronoac vies - prljav, zamazan vijand - neprijatelj vijandelijkheden - neprijateljstva vijandig - neprijateljski vijandschap - neprijateljstvo vijf - pet petorica, petoro (vijftal) lijn vijf - petica (tram) met z'n vijven - petoro een vijf - petica (broj) vijfde - peti vijfde deel - petina een vijfde - petina (deel) vijftal - petorica (personen) met deze vijf (soldaten) - sa ovom petoricom (vojnika) vijtien - petnaest lijn vijftien - petnaestica (tram) vijftig - pedeset

vijg - smokva vijl - turpija vijlen - strugati, ostrugati vijver - malo (vetako) jezero, ribnjak, bazen villa - vila villen - guliti, oguliti vilt - filc vilten - filcan viltpen, viltstift - flomaster vin - peraja (vis) vinden - nai, pronai, pronalaziti, nalaziti smatrati (menen) ik vind het fijn, leuk, mooi - svidja mi se vindt u het mooi (prettig, leuk, aardig, fijn, etc.) - Dali Vam se svidja? ik vind dat ... - mislim da ... , moje miljenje je da ... hoe vindt u ... ? - kako Vam se svidja ... ? leuk vinden - svidjati se aardig vinden - svidjati se fijn vinden - svidjati se ik vind het mooi - svidja mi se ik vind het leuk - svidja mi se ik vind het aardig - svidja mi se ik vind het fijn - svidja mi se

ik vind het niet mooi - ne svidja mi se ik vind het niet leuk - ne svidja mi se ik vind het niet aardig - ne svidja mi se ik vind het niet fijn - ne svidja mi se vinding - pronalazak vindingrijk - snalaljiv, dosetljiv vindplaats - nalazite vinger - [vingers] - prst door de vingers zien - progledati kroz prste, gledati kroz prste vingerafdruk - otisak prstiju vingerdoekje - pekiri vink - zeba vinnig - otar, ljut violet - ljubiast violist - violinista violoncel - vilonelo viool - violina eensnarige viool - gusle (folkl) viool- - violinski viooltje - ljubiica virtuoos - virtuoz vis - riba vis- - riblji

vishengel - tap za pecanje visioen - vizija visite - poseta visitekaartje - posetnica, vizitkarta visje - ribica viskuit - ikra vissen - pecati (hengelen) loviti ribu, ribariti pecanje, ribarenje visser - ribar vissers- - ribarski visserij - ribarstvo vissersboot - ribarski amac visum - viza visvangst - ribolov visvijver - ribnjak vitaal - vitalan, krepak vitamine - vitamin vitrage - vitraa, providna zavesa vla - redak puding vlaag - udar, zamah (wind-) napad (aanval) Vlaams - flamanski

Vlaanderen - Flandrija vlag - zastava vlak - povrina, ravan (zn) (meetkunde(geometrija)) pljosnat, ravan (bn) vlak langs - tik uz vlak naast - tik uz vlak maken - poravnati; sravniti vlak na - odmah posle vlak voor (het vertrek) - neposredno pre polaska vlakgom - gumica za brisanje vlakte - ravnica, ravnina, poljana vlam - plamen Vlaming - Flamanac vlammen - plamteti vlammend - arki vlammetje - plameni vlas - lan vlecht - pletenica vlechten - plesti pletenje saviti, savijati (krans) vleermuis - slepi mi vlees - meso

vlees- - mesni vleeswaren - mesna roba vlegel - fakin (schavuit) (zloesto dete?) mlatilo (dors-) (???) vleien - laskati, ulagivati se; udvarati se vlek - mrlja, fleka (vuile plek) pega (op huid, marmer etc.) vlekkeloos - bez mrlje, bez ljage vlektyfus - pegavi tifus vleugel - krilo (vogel) koncertni klavir (piano) vlieg - muva vlieg-, vliegtuig- - avionski vliegen - leteti vliegenier - pilot, avijatiar vliegenvanger - muholovka, lepak za muve vlieger - zmaj (speelgoed) pilot, avijatiar (persoon) vliegmachine, vliegtuig - avion vliegtuigmoederschip - nosa aviona vliegtuigongeluk - avionska nesrea vliegveld - aerodrom vliegwiel - zamanjak (techn)

vliering - tavan vlies - opna vliezig - opnast vlijt - marljivost, revnost vlijtig - marljiv, revnosan, vredan vlinder - leptir vlo - buva vloed - poplava (overstroming) plima (getij) (zee) vloeibaar - tean, tekui vloeibaarheid - tenost vloeien - tei, potei (iz) vloeiend - tean vloeipapier - upija, bugaica vloeistof - tenost vloek - psovka, kletva (ik vloek - psujem) vloeken - psovati, kleti vloer - pod vloerkleed - tepih, ilim vlok - pahiljica (sneeuw-, wol-) pramen (haar-) vloot - flota, brodovlje vlot - splav (zn)

brz, ekspeditivan (vlug) (bn) tean (zonder haperen (engl. fluent, easy (speaker, style))) vlucht - beg let (vogel, vliegtuig) vluchteling - begunac, izbeglica vluchten - pobei, beati, izbei vluchtheuvel - peako ostrvo (aut) vluchtig - letimice (bw) vlug - brz, ekspeditivan; ustar vlugger - bre (bw) vlugheid - brzina vocht - vlaga vochtig - vlaan vochtigheid - vlanost vod - dronjak, krpa voe- - prehramben voeden - hraniti napajati (techn) gajiti, gojiti (fig) zich voeden - hraniti se voeding - ishrana, prehrana voedingsmiddel - prehrambeni proizvod voedsel - hrana

voedsel- - prehramben voedzaam - hranljiv voeg - spoj voegwoord - veznik voegzaam - prikladan voelbaar - osetljiv voelen - osetiti, oseati pipati, opipati, opipavati (tasten) utati ik voel me niet lekker - zlo mi je, ne oseam se dobro zich voelen - oseati se zich goed voelen - dobro se oseati voelhoorn - pipak voer - stona hrana voeren - voditi (sin.: leiden) (oorlog, proces, het woord) hraniti (dieren) postaviti, obloiti, oblagati (met stof) in zijn schild voeren - snovati to voering - postava voerman - koija, voza voertuig - vozilo voet - noga, stopalo; taban podnoje (v. berg)

op staande voet - na licu mesta te voet - peke, peice te voet gaan - peaiti voet- - noni voetbal - fudbal (bal) fudbal (spel) voetballen - igrati fudbal voetballer - fudbaler voetbalmatch - fudbalska utakmica voetbalveld - fudbalsko igralite voetganger - peak voetgangers- - peaki voetje - noica voetlicht - svetlo na rampi voetpad - staza za peake voetrem - nona konica voetspoor - stopa ??? voetstuk - podnoje, postolje, stalak voetzoeker - praskavica (???) voetzool - stopa ???; taban vogel - ptica vogel- - ptiji vogelkooi - kavez (za ptice)

vogeltje - ptiica vogelverschrikker - strailo vogelvlucht - in vogelvlucht - iz ptije perspektive vogelvrij - vogelvrij verklaren - iskljuiti iz drutva, prognati vol - pun popunjen (geheel, bezet) rodjeni (broer, zuster) popunjeno met volle kracht - punom parom volautomatisch - superautomatski volautomatische wasmachine - superautomatik volbloed - punokrvan volbrengen - dovriti, izvriti voldaan - zadovoljan, sit plaen (betaald) voldoen (aan) - zadovoljiti, odgovarati, ispuniti; udovoljiti platiti, podmiriti, podmirivati (betalen) voldoende - dovoljan, dosta (bn) voldongen voldongen feit - gotov in (svren in???) volgeling - pristalica, sledbenik volgen - slediti, pratiti volgen uit - proizilaziti iz, proizai iz

volgend, volgende - sledei, idui, naredan volgend jaar - idue godine volgende maand - idueg meseca de volgende dag - sutradan het volgende: - sledee: volgens - po, prema, shodno volgens voorscfrift - propisno volgnummer - redni broj, tekui broj ??? volgorde - redosled, poredak volgzaam - posluan volharden - istrajati, ostati pri volharding - istrajnost volhardend - izdrljiv volhouden - izdrati, biti uporan, istrajati volk - narod volks- - narodni volkenrecht - medjunarodno praavo volkomen - potpun, itav, savren (bn) sasvim, potpuno, posve (bw) volks- - narodni volksdracht - narodna nonja volkslied - narodna himna (nationale volkslied) nardona pesma (folkl)

volksstam - pleme volkstelling - popis stanovnitva volksuniversiteit - narodni univerzitet volksvergadering - narodna skuptina volksvertegenwoordiger - narodni poslanik volksvertegenwoordiging - narodna skuptina, sabor volledig - poptun (bn) poptuno, do kraja (bw) volledig maken - doterati; popuniti, popunjavati vollemaan - pun mesec volleybal - odbojka volmaakt - savren (bn) volmaaktheid - savrenstvo volmacht - punomo, opunomoenje, ovlatenje de volmacht vermeld in artikel ... - ovlatenje iz lana ... volmondig - otvoreno, od srca volop - puno, na pretek volslagen - apsolutan, savren (bn) posve, sasvim (bw) volstoppen - natrpati, nabiti, nabijati, ispuniti volstrekt - volstrekt niet - ne ... nikako, ne ... nipoto volt - volt (el) voltallig - plenarni, u punom broju

voltmeter - voltmetar voltooien - dovriti, zavriti, zavravati, dokrajiti, okonati voltooiing - dovrenje, okonanje voltreffer - pun pogodak voltrekking - izvrenje voluit - potpuno, do kraja volume - zapremina, volumen volwassen - odrastao volzin - reenica vondeling - nahoe vondst - nalaz vonk - iskra, varnica vonnis - presuda, osuda voogd - staratelj, staralac, staraoc voor - brazda (zn) pre, pred (tijd) (vz) pred, ispred (plaats) za (ten behoeve van) po (verdeling) na (een bepaalde tijd) een voor een - jedan po jedan tien minuten voor zes - deset do est, est manje deset ik kom voor tien dagen - doi u na deset dana

voor- - prednji (voorste) vooraan - napred vooraanstaand - istaknut; ugledan vooraf - prethodno voorafgaan - prednjaiti voorafgaand - prethodan, predjanji vooral - naroito, pogotovo, pre svega, nadasve voorarrest - istrani zatvor, pritvor (sin.: voorlopig hechtenis) vooravond - predveerje aan de vooravond van - uoi vooravond van Kerstmis - Badnjak, badnje vee voorbaat - bij voorbaat - unapred voorbarig - preuranjen voorbedacht - met voorbedachten rade - s predumiljajem voorbeeld - primer, uzor bij voorbeeld - na primer voorbeeldig - primeran, uzoran voorbehoedmiddel - prezervativ voorbehoud - pridraj, ograda (???) onder voorbehoud dat - sa pridrajem da (???) zonder voorbehoud - bez ustezanja voorbereiden - pripremiti, pripremati; spremiti, spremati zich voorbereiden - spremiti se, spremati se

voorbereid op - pripravan na voorbereidend - pripravan voorbereiding - priprema voorbericht - predgovor (in boek); pristup telefonski poziv (tel) voorbij - iza, dalje od, kraj (langs) (vz) prolo (bw) voorbij laten gaan - propustiti, proputati (gelegenheid) voorbijgaan - proi, prolaziti, odmai, odmicati, odmaknuti, pretei, protei mimoii (fig) in het voorbijgaan - usput voorbijgaand - prolazan voorbijganger - prolaznik voorbijkomen - proi (pored), prolaziti voorbijstreven - prebaciti, premaiti voorbijvliegen - proleteti voordat - pre nego to voordeel - prednost, plus, korist voordeel trekken uit - iskoristiti, okoristiti se voordeel hebben van - koristiti se voordelig - koristan, unosan jeftin (goedkoop)

voordeur - prednja vrata voordoen - pokazati (tonen) pripasati (schort(kecelja)) zich voordoen - praviti se, pruiti se, pruati se??? (gelegenheid) praviti se (de indruk wekken van) zich anders voordoen - pretvarati se voordracht - predavanje, recitovanje voordragen - recitovati voorgaan - imati prednost (voorrang hebben) pokazati put (de weg wijzen) voorgaand - predjanji, prethodan voorganger - prethodnik propovednik (predikant) voorgebergte - predbreje, gorjem, rt voorgerecht - predjelo voorgeschreven - obavezan voorgevoel - predoseaj voorgewend - tobonji voorgoed - zauvek, definitivno voorgrond - prednji plan, prednji deo, prvo mesto voorhanden - postojei voorhanden zijn - biti na raspolaganju voorheen - pre

voorhistorisch mens - praovek voorhoede - predstraa voorhoofd - elo voorhoofds- - eoni voorjaar - prolee in het voorjaar - u prolee voorjaars- - proleni voorkamer - predsoblje voorkant - prednja strana aan de voorkant - spreda voorkeur - prednost de voorkeur geven aan - (vie) voleti bij voorkeur - najradije, prvenstveno voorkomen - spreiti, spreavati dogoditi se, bivati (gebeuren) nalaziti se, javljati se (aangetroffen worden) initi se (toeschijnen) izgled (zn) dat komt vaak voor - to je est sluaj voorkomend - predusretljiv, paljiv, prijazan voorkomendheid - predusretljivost, paljivost, panja, prijaznost voorlaatst - predzadnji, pretposlednji voorlezen - proitati

voorlichting - (naune) informacije, pouavanje, uputstvo, saveti, vaspitanje voorlopen - ii napred (horloge) voorloper - prethodnik voorlopig - privremen, provizoran (bn) zasad, zasada (bw) voorlopig hechtenis - pritvor (voorarrest) voormalig - bivi, nekadanji, predjanji voorman - predradnik voormiddag - jutro voornaam - ime, rodjeno ime (prezime???) (zn) otmen, gospodski voornaamste - glavni voornaamwoord - zamenica persoonlijk voornaamwoord - lina zamenica onbepaald voornaamwoord - neodredjena zamenica betrekkelijk voornaamwoord - odnosna zamenica aanwijzend voornaamwoord - pokazna zamenica bezittelijk voornaamwoord - prisvojna zamenica wederkerend voornaamwoord - povratna zamenica vragend voornaamwoord - upitna zamenica voornamelijk - osobito, naroito, uglavnom, veinom, u prvom redu voornemen - namera (zn) zich voornemen - (vrsto) odluiti

voornoemd - ranije spomenut vooronderzoek - predistraga vooroordeel - predrasuda vooroorlogs - predratni voorouders - preci voorover - napred potrbuke voorpost - predstraa voorprogramma - urnal (bioscoop) voorraad - zaliha voorrang - prednost, prvenstvo (ook aut, ook in het verkeer) voorrangs- - prioritetni voorrangskruispunt - prioritetno raskre voorrangsweg - prioritetni put, put sa prvenstvom prolaza voorrecht - povlastica, privilegija voorrede - predgovor voorruit - vetrobran, oferajbna (auto) voorschijn - te voorschijn komen - pojaviti se voorschot - akontacija, predujam, kapara voorschrift - propis, pravilo voorschrijven - propisati, prepisati voorshands - zasad, zasada voorsorteren - prestrojiti se (aut)

het voorsorteren - prestrojavanje voorspel - predigra voorspellen - prorei, proricati, predskazati, nagovestiti de toekomst voorspellen - gatati voorspelling - prognoza, proricanje, proroanstvo; previdjanje voorspoed - srea, blagostanje voorspoedig - sretan voorspraak - zagovaranje, zagovor voorsprong - prednost voorstad - predgradje voorstander - pobornik voorste - prednji, eoni voorstel - predlog een voorstel doen - predloiti, predlagati voorstellen - predloiti, predlagati (sin.: een voorstel doen) prikazati, prikazivati, predstavljati (uitbeelden) predstaviti, predstavljati, upoznati sa (doen kennismaken) zich voorstellen - predstaviti se; zamisliti zamisliti se (zich indenken) stel je voor! - zamisli! voorstelling - pojam, predodba (idee) slika (beeld) predstava, prikazivanje (toneel-); scena

voorsteven - pramac voort - napred voortaan - ubudue, odsada voortbrengen - proizvoditi, radjati, roditi radjanje voortbrengsel - proizvod voortdrijven - terati, ganjati, goniti voortduren - potrajati voortdurend - stalan, neprekidan (bn) stalno (bw) voorteken - predznak voortgaan - nastaviti, produiti voortgang - napredak, nastupanje voortkomen (uit) - nastati (iz), poticati (iz), proizai (iz), proizlaiti (iz) voortmaken - pouriti se voortplanten zich - mnoiti se, razmnoavati se voortplanting - razmnoavanje; rasplod prenoenje (v. geluid) voortreffelijk - odlian, izvrstan voorts - osim toga, nadalje voortschrijden - odmai, odmicati, odmaknuti voortvarend - brz, energian, marljiv voortvloeien uit - proizilaziti iz, proizai iz

voortzetten - nastaviti, produiti, nastavljati voortzetting - nastavak, nastavljanje, produetak, produenje vooruit - napred vooruitbetaling - plaanje unapred vooruitgaan - napredovati, odmai vooruitgang - napredak vooruitsteken - strati, viriti vooruitstekend - izboen vooruitstrevend - napredan vooruitzetten - pomeriti napred vooruitzicht - izgled; previdjanje vooruitzien - predvideti, predvidjati (voorzien) voorvader - predak, praotac voorval - dogadjaj, sluaj voorvechter - pobornik voorvoegsel - prefiks, predmetak (gram) voorwaarde - uslov, pogodba onder geen voorwaarde - ne ... nikako, ne ... nipoto eerste voorwaarde - preduslov voorwaardelijk - uslovan (bn) uslovno (bw) voorwaardelijke wijs - pogodbeni nain, kondicional (gram) voorwaarts - napred

voorwaarts! - napred! voorwas - pretpranje voorwenden - pretvarati se voorwendsel - izgovor, smicalica voorwereldlijk - preistorijski, praistorijski voorwerp - predmet (sin.: ding) objekt (gram) voorwiel - prednji toak voorwoord - predgovor voorzetlens - dodatno soivo (fot) voorzetsel - predlog (gram) voorzichtig - oprezan, obziran, obazriv wees voorzichtig! - uvaj se! voorzichtigheid - opreznost, predostronost voorzien - predvideti, predvidjati (vooruitzien) voorzien van - snabdevati, opremiti, opremati voorziening - snabdevanje, opremanje voorzijde - prednja strana voorzitter - predsednik voorzorg - opreznost, providnost, predostronost voorzorgsmaatregel [voorzorgsmaatregelen] - mera predostronosti voorzover - ukoliko, prema onome to vorderen - zahtevati, traiti (eisen)

potraivati (fin) napredovati (vooruitgaan) te vorderen hebben - potraivati (fin) vordering - napredak (vooruitgang) potraivanje (fin) potranja (eis) vorderingen maken - napredovati voren - van voren - spreda, napred van te voren - unapred, prethodno naar voren - napred vorig - proli, raniji, predjanji, lanjski vorig jaar - prole godine, lani, lanjske godine vorige maand - prolog meseca zie ook voormalig vork - viljuka; rava vorm - oblik, forma in de vorm van - u obliku, u vidu (giet)vorm - kalup vormelijk - formalan vormen - oblikovati, stvarati stvarati, stvoriti (oordeel) sastaviti, sastavljati (formeren) sainjavati (uitmaken); sainiti

vorming - sastavljanje vorst - mraz (kou) knez, vladar (heerser) vorstin - kneginja vos - lisica ridjan (paard) vouw - bora, nabor vouwbeen - no za papir vouwen - saviti, savijati, presaviti sklopiti, sklapati (handen) het vouwen - preklapanje vouwstoel, vouwstoeltje - stolica na preklapanje, preklopna stolica vraag - pitanje vraag naar - tranja, potranja (comm) er is geen vraag naar ... - nema tranje, nema potranje vraagstuk - pitanje, problem vraagteken - upitnik vracht - tovar, teret vozarina (vrachtprijs) vracht- - teretni vrachtauto - kamion, teretnjak vrachtboot - teretni brod vrachtbrief - tovarni list

vrachtgoed - sporovozna roba vrachtprijs - vozarina, prevoz vrachtwagen - teretna kola vragen - pitati, zapitati, upitati moliti, zamoliti (verzoeken) potraiti (meisje) vragen naar - pitati za vrede - mir vredelievend - miroljubiv vredesverdrag - mirovni ugovor vredig - miran vreedzaam - miroljubiv miran vreemd - stran, tudj, inostran udan, stran (eigenaardig) vreemdeling - stranac vreemdelinge - strankinja vreemdelingenverkeer - promet stranaca vrees - bojazan, strah vreesachtig - bojaljiv, plaljiv, straljiv vreselijk - straan, strahovit, grozan, grdan (bn) lud strano, jako, vrlo (bw)

vreselijk schreeuwen - drati se, dreati vreten - derati vreugde - radost, veselje vrezen - bojati se, plaiti se vriend - prijatelj, drug vriendelijk - ljubazan, prijazan weest u zo vriendelijk - izvolite, budite tako ljubazni ik verzoek u vriendelijk om te ... - ja Vas najlepe molim da ... vriendelijkheid - ljubaznost vriendin - prijateljica, drugarica vriendschap - prijateljstvo vriendschap sluiten - sprijateljiti se vriendschappelijk - prijateljski vriespunt - ledite (???) vriezen - het vriest - smrzava se, ima mraza, mraz je vrij - slobodan vrij van - oslobodjen od, slobodan od vrij hebben - imati dopust, imati odsustvo ik ben zo vrij om te - slobodan sam da vrijaf - vrijaf hebben - imati dopust vrijblijvend - bez obaveze vrijdag - petak Goede Vrijdag - Veliki petak

vrijdags - petkom vrijdenkend - slobodouman vrijdenker - slobodni mislilac vrijen - voditi ljubav, ljubakati vrijer - ljubavnik oude vrijer - stari neenja vrijgevig - dareljiv vrijgesteld van - slobodan od vrijgezel - neenja, samac, bear vrijhandel - slobodna trgovina vrijheid - sloboda vrijkaart - besplatna ulaznica vrijkopen - otkupiti vrijlaten - pustiti na slobodu, putati na slobodu vrijlating - putanje na slobodu vrijmetselaar - slobodni zidar vrijmoedig - slobodan, otvoren vijpostig - drzak, previe slobodan vrijspraak - oslobodjenje vrijspreken - osloboditi, oslobadjati vrijspreken van - odreiti od vrijstellen - osloboditi, oslobadjati vrijstellen van - osloboditi se (od), reiti se (od), potedeti se od

vrijstelling - oslobodjenje vrijster - oude vrijster - usedelica vrijuit - slobodno, otvoreno, bez ustruavanja, bez ustezanja vrijwaren - obezbediti, osigurati vrijwel - gotovo, skoro (bw) vrijwillig - dobrovoljan (bn) vrijwilliger - dobrovoljac, volonter vrijzinnig - liberalan, slobodouman vroedvrouw - babica vroeg - [vroeger, het ?] - ran (bn) rano (bw) te vroeg - prerano vroeger - predjanji, raniji, proli (bn) pre, nekada (eertijds) (bw) ranije (vergr tr van vroeg) vroegtijdig - ran, preuranjen (bn) vrolijk - veseo, radostan vrolijkheid - veselje, radost vroom - poboan vrouw - ena (ook echtgenote) vrouwelijk - enski vrouwen- - enski vrouwengek - enskar, enskaro

vrucht - plod vruchtbaar - plodan, rodan vruchtbaarheid - plodnost vruchtboom - voka vruchteloos - bezuspean zonder resultaat - bezuspean vruchtesap - voni sok vruchtgebruik - plodouivanje VS (=Verenigde Staten) - SAD vuil - prljav, zamazan vuil maken - prljati, zaprljati, mazati, zamazati, uprljati vuilnis - smee, djubre vuilnisbak - kanta za smee, kanta za djubre vuilnisman - smetlar, djubretar vuilniswagen - kola za smee, kola za djubre vuist - pesnica vuistslag - udarac pesnicom vulcaniseren - vulkanizirati vulgair - prost vulgair persoon - prostak vulkaan - vulkan vullen - puniti, napuniti, ispuniti plombirati (kies)

vulling - uloak, umetak (ballpoint) plomba (kies) vulpen - nalivpero, penkalo vuren - pucati, puknuti, paliti, opaliti vurig - jarki (gloeiend) vatren (hartstochtelijk) arki (liefde) vuur - [vuren] - vatra, oganj oduevljenje, polet (fig) vuur vatten - planuti; zapaliti se vuur- - vatren vuurpijl - raketa vuurspuwend - vuurspuwende berg - vulkan vuursteentje, vuursteentjes - kremen (aansteker) vuurtje - hebt u een vuurtje voor me? - imate li vatre? vuurtoren - svetionik vuurvast - vatrostalan vuurwapen - vatreno oruje vuurwerk - vatromet

-W-

W.A.-verzekering - osiguranje prema treim licima

waaghals - ludo smeo ovek, vratolom waagstuk - vratolomija, smeo in waaien - duvati, piriti het waait - ima vetra, duva vetar waaier - lepeza waakhond - pas uvar waakzaam - budan, paljiv, oprezan Waal - Balonac (Belg) waan - zabluda, pogreno miljenje, opsena waanzin - ludost waanzinnig - lud waar - roba (koop-) (zn) istinit (waarachtig) (bn) gde (vr vnw) (bw) het is waar - istina je niet waar? - je li? zar ne? waar dan ook - bilo gde, gdegod, ma gde, igde waarachtig - istinit waarbij - kod koga, kod koje (plaats) kojom prilikom, pri emu waarborg - zalog, garancija, jemstvo waarborgen - garantovati waarborgsom - kaucija, garancija

waard - krmar, gostioniar (zn) waard zijn - vredeti, valjati (bn); zasluiti, zasluivati waarde - vrednost drag waardeloos - bezvredan, nevaljao waardeloosheid - bezvrednost waarderen - ceniti waardering - potovanje, priznanje waardevol - od vrednosti, neprocenjiv waardig - dostojan, vredan waardigheid - dostojanstvo waardoor - kroz koji (betr vnw) zbog ega kako to da, usled ega (vr vnw) ik weet niet waardoor het komt - ne znam ta je uzrok waarheen - kud, kuda, kamo waarheid - istina waarin - u emu, u kojemu waarlijk - zbilja, zaista, uistinu waarneembaar - osetljiv waarmee - im waarna - posle ega, nakon ega, na to (waarop) waarnemen - brinuti se za (zorgen voor)

ispuniti (plicht) iskoristiti, ugrabiti (gelegenheid) primetiti, opaziti, spaziti, opaati, uoiti, razabrati (bemerken) ; posmatrati waarneming - opaanje, promatranje waarnemingspost - osmatranica waarom - zato, to zbog ega waarom? - zato?, to? waarop - na emu posle ega, na to (waarna) waarover - o emu waarschijnlijk - verovatan (bn) verovatno, valjda (bw) prilika waarschijnlijkheid - verovatnost, verovatnoa waarschuwen (voor) - opomenuti (da...), upozoriti (na ), opominjati waarschuwing - opomena, upozorenje waaruit - iz ega waarvan - od ega waarvandaan - odakle, otkuda, odkud waarvoor - emu za koje

op grond waaraan?, waaraan? - po emu? waaruit - iz ega waarzeggen - gatati, vraati (de toekomst voorspellen) waarzegster - vraara, gatara waas - veo wacht - straa wachten (op) - ekati, priekati, poekati zich wachten voor - uvati se wacht u voor de hond! - uvaj se psa! wachtkamer - ekaonica wachtwoord - lozinka waden - gaziti, gacati wafel - vafl, oblata (???) wagen - kola (zn) usuditi se, usudjivati se wagenbestuurder - upravlja, voza wagenspoor - kolosek wagentje - kolica wagenwijd - wagenwijd open - irom otvoren wagenziekte - nepodnoljivost vonje u kolima ik heb last van wagenziekte - ne pdonosim vonju kolima wagon - vagon waken - biti budan, bdeti

waken over - bdeti nad waken over iets - bdeti nad im wakker - budan wakker maken - probuditi wakker worden - probuditi se wakker schudden - rasaniti wal - nasip, utvrda, bedem, zidina obala, kopno (oever) aan wal gaan - iskrcati se walgelijk - gadan, odvratan walgen (van) - gaditi se ik walg daarvan - to mi se gadi doen walgen - ogaditi se walmen - dimiti se wals - valjak (techn) valcer (dans) walsen - valjati (pletten) plesati valcer (dansen) walvis - kit wanbeheer - zla uprava wanbetaling - loe plaanje wand - zid, stena wand- - zidni

wandaad - zlodelo, nedelo, neljudsko postupanje wandelaar - eta wandelen - etati (se), peaiti hodanje gaan wandelen - ii u etnju wandeling - etnja een wandeling maken - proetati se een wandelingetje maken - proetati se wandelstok - tap (za etnju) wandelweg - etalite wandluis - stenica wandtapijt - zidni ilim wang - obraz wangedrag - loe vladanje wanhoop - oaj, oajanje wanhopen - oajavati wanhoping - oajan wankel - labav, klimav slab (gezondheid) wankelen - kolebati se doen wankelen - potresti; uzdrmati wankelmoedig - neodluan, kolebljiv wanneer - kad, kada

wanorde - nered, poremeaj wanordelijk - neuredan, nesredjen wanstaltig - nakazan want - jer wantrouwen - nemati poverenja u, ne pouzdavati se u; sumnjiiti nepoverenje (zn) wantrouwend - nepoverljiv, sumnjiav wapen - [wapenen] - oruje (mil) grb (familie-, stads-) wapenen - oruati, naoruati wapenstilstand - primirje wapperen - leprati (se) war - in de war - zbunjen (persoon) zbrkan, pobrkan (dingen) in de war brengen - pobrkati, smutiti in de war brengen - zbuniti ware - als het ware - takorei waren - roba waren- - robni warenhuis - robna kua warenkennis - poznavanje robe warhoofd - smuenjak warm - topao, topla

het is warm - toplo je warme (minerale) bron - banja warmen - ogrejati, ugrejati, zagrejati warmte - toplota was - rublje, ve (wasgoed) vosak (stof) pranje de was doen - prati rublje wasbak - lavor, umivaonik wasgoed - rublje, ve (sin.: linnengoed) washandje - vreica za umivanje waskaars - votanica wasknijper - tipaljka (za rublje) wasmachine - vemaina, maina za pranje rublja wasmiddel - praak za pranje rublja, deterdent wassalon, wasserette - perionica rublja na samoposluivanje wassen - oprati, umiti, prati, umivati, okupati het wassen - pranje (zn) laten wassen - dati na pranje wasserij - perionica rublja wastafel - umivaonik, umivaonica wasvrouw - pralja wat - ta, to (vr vnw)

neto (iets) wat voor (een) - kakav wat dan ook - bilo ta, ma ta, togod, ita, iega en wat dan nog? - pa ta onda? wat ... ook - makar ta wat? - molim? wat zegt u? - molim? water - voda stromend water - tekua voda water geven aan - zaliti, zalivati (planten) water- - vodeni waterdamp - vodena para waterdicht - nepromoiv, nepropustljiv za vodu watergolf - vodena ondulacija waterig - voden waterkan - kanta waterkering - nasip waterkran - slavina waterleiding - vodovod watermeloen - lubenica watermerk - vodeni znak (crte) waterpas - vodoravan (bn) libela (zn)

waterplant - vodena biljka waterpolo - vaterpolo waterproof - nepromoiv, nepropustljiv za vodu waterskien - skijati se na vodi waterskisport - skijanje na vodi watersnood - poplava waterspiegel - povrina vode watersport - vodeni sport waterstand - vodostaj waterstof - vodonik (scheik) waterstofbom - vodonina bomba watertanden - ik watertand er van - rastu me zazubice waterval - vodopad, slap waterverf - vodena boja watervliegtuig - hidroplan watervrees - vodnica (???) watt - vat (el) watten - vata W.A.-verzekering - osiguranje prema treim licima W.C. (=WC) - klozet, zahod, nunik, WC W.C.-papier - klozet papir we - mi (pers vnw) web - mrea (net)

pauina (spinneweb) wedden - kladiti se, opkladiti se weddenschap - opklada wederdienst - protivusluga, uzvraanje usluge, revan een wederdienst bewijzen - revanirati se wedergeboorte - preporod wederkerend - povratan (gram) wederkerig - uzajamni, medjusoban, obostran wederliefde - uzvraanje ljubavi wederom - ponovo, iznova, opet wederopbouw - ponovna izgradnja wederrechtelijk - protivpravan wederwaardigheid - doivljaj wederzijds - uzajamni, obostran (bn) wedijveren - takmiiti se wedloop - trka wedren - trka wedstrijd - utakmica, konkurs, takmienje weduwe - udovica weduwnaar - udovac weef - tkalaki weefgetouw - tkalaki stan weefsel - tkanina (stof)

tkivo (lichaams-) weegschaal - vaga, terazije week - nedelja, sedmica (zn) mek, mekan (bn) per week - nedeljno (bw) over een week - za nedelju dana een week geleden - pre nedelju dana week- - nedeljni weekblad - nedeljnik weekend - vikend weekendhuisje - vikendica weeklacht - jaukanje, kukanje weeklagen - jaukati, kukati weekloon - nedeljna plata weelde - rasko weelderig - raskoan (luxueus) bujan (plantengroei, haar) weemoedig - nostalgian Weens - beki weer - vreme opet (bw) zeer slecht weer - nepogoda, nevreme weer bijkomen - osvestiti se

weer- - vremenski weerbarstig - jogunast, nepopustljiv, otporan, prkosan; uporan weerbericht - metereoloki izvetaj, vremenska prognoza weerga - hij heeft zijn weerga niet - nema mu ravna weergalmen - odjekivati, odjeknuti, razlegati se weergaloos - neuporediv weergeven - vratiti weerhouden - odvratiti, zadrati zich weerhouden (van) - uzdrati se (od); uzdravati se (od) weekaatsen - odbiti, odbiti se, odbijati, odskoiti, odjeknuti weerkaatsing - odbijanje weerklank - odjek, jeka, jeanje odziv, odazivanje (fig) zijn weerklank vinden - odraziti se, odraavati se weerklinken - odjeknuti, odjekivati, jeati, razlegati se weerleggen - pobiti, opovrgnuti, opovrgavati, opovri, oboriti weerlegging - opovrgavanje weerlicht - bljesak weerlichten - bljeskati, sevati weerloos - nenaoruan, nezatien weerschijn - odraz, odsjaj weersgesteldheid - vreme, vremenske prilike weerskanten - van weerskanten - uzajamno

weerspannig - tvrdoglav, jogunast, neposluan, prgav, otporan weerspiegelen - odraziti zich weerspiegelen - odraziti se, odraavati se weerspiegeling - odraz, odsjaj weerspreken - protivreiti weerstaan - pruiti otpor, odoleti, protiviti se weerstand - otpor (ook el) weerstand bieden - odoleti weerwil - in weerwil van - uprkos weerziens - tot weerziens - do vidjenja weerzin - gadjenje, odvratnost met weerzin - nerado, preko volje weerzinwekkend - odvratan, gadan, oduran wees - [wezen] - siroe (zn) wees! - budi! (geb w) wees niet bezorgd! - ne brini! wees voorzichtig! - uvaj se! wacht u voor de hond! - uvaj se psa! wees- - sirotinjski weeshuis - sirotinjski dom, sirotite weesmeisje - sirotica weest! - budite! (geb w) weetgierig - znatieljan

weg - put, ulica onder weg - na putu het is weg - izgubilo se, nestalo je hij is weg - otiao je uit de weg gaan - okaniti se; sklanjati se, skloniti se langs de weg - pored puta (ga) weg!, verdwijn! - bei! in de weg - na putu van de (rechte) weg raken - skrenuti sputa weg zijn van - zaneti se weg- - putni wegblijven - izostati wegbrengen - odneti, odnositi pratiti, otpratiti wegduwen - odgurnuti, otisnuti, otiskivati wegdek - povrina puta wegen - vagati hoeveel weeg je? - koliko si teak ik weeg 80 kg - imam 80 kg wegenbelasting - porez na promet wegenkaart - automobilska karta, autokarta wegens - radi, zbog wegenwacht - sluba pomoi na putevima

weggaan - otii, poi, krenuti, odlaziti, kretati weggooien - baciti weggrissen - grabiti weghalen - odneti weghollen - otrati, odjuriti wegjagen - poterati, odjuriti, najuriti, oterati, pojuriti wegkwijnen - krljaviti (isuiti se, osuiti se???), oronuti (wegteren, uitdrogen) weglaten - izostaviti, izostavljati, ispustiti wegleiden - odvesti, odvoditi weglokken - odmamiti weglopen - otii, pobei wegnemen - oteti, otimati, oduzeti, oduzimati, otkloniti, otklanjati odvaliti; skidati, skinuti wegomlegging - obilzak; skretanje puta wegrand - bankina wegreizen - otputovati wegpakken - oteti, otimati wegrennen - otrati, odjuriti wegrollen - odvaliti wegrukken - oteti, otimati, otkinuti, otkidati wegspringen - odskoiti, odskakati wegsmelten - otopiti se, otapati se wegstromen - otei

wegteren - zakrljati (isuiti se, osuiti se???) (wegkwijnen, uitdrogen) wegtrekken, wegtrekkenslepen - odvui, odvlaiti wegvliegen - odleteti, odjuriti wegvoeren - odvesti, odvoditi wegwerker - putar, radnik na putu wegwerpen - odbaciti wegwijzer - putokaz wegzenden - poslati (verzenden) oterati, odbiti (afwijzen) wei, weide - livada, panjak weiden - pasti (???) pleviti weifelen - oklevati, kolebati (se), ustruavati se weifeling - oklevanje, kolebanje weigeren - odbiti, odrei; uskratiti, uskraivati otkazati, otkazivati (motor) weigering - odbijanje weiland - panjak, livada weinig - malo (bw) zo weinig mogelijk - to manje het scheelde maar weinig of ... - malo je trebalo ..., umalo to ne ... te weinig - premalo weitas - lovaka torba

wekelijks - nedeljni nedeljno (bw) wekken - buditi, probuditi wekker - budilnik, budilica, 'vekerica' wakker maken - buditi (sin. wekken) wakker worden - buditi se (sin.: ontwaken) wel - dobro (goed) (bw) sigurno (zeker wel) zeker wel - valjda, sigurno ve (wel een keer) (vast) hij zal wel komen! - on e ve doi en wel - i to vrelo, izvor (zn) (ooit) wel eens - ikad welbehagen - lagodnost, zadovoljstvo, uivanje weldaad - dobroinstvo weldadig - dobrotvoran (liefdadig) ugodan (aangenaam) weldadigheidsinstelling - zadubina weldoener - dobrotvor, dobroinitelj weldra - uskoro, skoro weledelgeboren - potovan weleens - ikada

weleerwaard - veleasni welgemanierd - vaspitan, obrazovan; ugladjen welgemoed - vedar, raspoloen welgesteld - imuan, dobro stojei welgevallen - naklonost, svidjanje zadovoljstvo (tevredenheid) naar welgevallen - po volji welig - bujan weliswaar - dodue welk - koji, koja, koje (vr. vnw) welke dan ook - ijedan welkom! - dobrodoao! (tegen een persoon) dobrodoli! (tegen meerdere personen) wellevend - utiv wellicht - valjda, moda welluidend - zvuan, milozvuan wellust - pouda, slast, pohota; rasko wellustig - poudan, pohotan; raskoan welnu - no welopgevoed - vaspitan welp - mladune lava welriekend - mirisav, mirisan welslagen - uspeh

welsprekend - reit welstand - zdravlje (gezondheid) povoljne prilike (gunstige omstandigheden) welvaart - blagostanje welwillend - predusretljiv, blagonaklon, sklon, dobroudan welwillendheid - naklonost welzijn - dobrobit wemelen - vrveti wenden - okrenuti, okretati, zaokrenuti zich wenden tot - obratiti se, obraati se, obratiti se na wending - okret, preokret, manevar, preobraanje; zaokret Wenen - Be inwoner van Wenen - Beanin, Belija inwoonster van Wenen - Beanka, Belika wenen - plakati plakanje wenk - znak (glavom ili rukama), mig opomena (waarschuwing) savet, uputstvo (raad) wenkbrauw - obrva de wenkbrauwen - mrgoditi se, mrtiti se de wenkbrauwen fronsen - mrtiti se, namrgoditi se wenken - dati znak (glavom ili rukama), mahnuti, namignuti

wennen - nauiti, nauiti se, naviknuti se wennen aan - nauiti se na, naviknuti se na, priviknuti se na wens - elja; volja wensen - eleti, zaeleti, poeleti iem. gelukkig Nieuwjaar wensen - estitati Novu godinu wenselijk - poeljan wentelen - kotrljati wenteling - kotrljanje, okretanje wenteltrap - stepenice na zavojak wereld - svet de andere wereld - onaj svet over de hele wereld - irom sveta wereld- - svetski wereldberoemd - svetskog glasa wereldbeschouwing - gledanje na svet, pogled na svet wereldbol - zemaljska kugla werelddeel - kontinent, deo sveta wereldlijk - svetski wereldoorlog - svetski rat wereldreis - putovanje po svetu werelds - svetski wereldschokkend - potresan wereldstad - svetski grad, velegrad

werledtentoonstelling - internacionalna izloba weren - odbiti, spreiti zich weren - braniti se werf - radilite werk - posao, rad (arbeid) delo (daad; kunst-) te werk stellen - zaposliti te werk gaan - zaleteti se (proveriti???) werk- - radni werkbank - tezga werkbij - pela radilica werkdag - radni dan werkelijk - stvaran, realan, pravi (bn) stvarno, zaista, zbilja, ozbiljno, doista (bw) werkelijkheid - stvarnost, realnost werkelijkheid worden - obistiniti se, ostvariti se, ostvarivati se werkeloos - nezaposlen werkeloosheid - nezaposlenost werken - raditi gaan werken bij - zaposliti se kod werker - radnik werkgever - poslodavac werking - delovanje, dejstvo

in werking stellen - staviti u pogon werkkamer - radna soba werkkracht - radna snaga werkman - majstor werknemer - radnik, slubenik, posloprimalac werkplaats - radionica, radnja, poslovnica werkster - istaica sobarica (in hotel) werktuig - [werktuigen] - alat, orudje werktuigkunde - mehanika werktuigelijk - mehaniki werkwoord - glagol werkzaam - radan, marljiv (vlijtig) zaposlen (tewerkgesteld) werkzaamheid - delatnost, radinost werpen - baciti, hitati bacanje spustiti (anker) svaliti (schuld) werpen op - nabacati zich werpen (op) - zaleteti se zich werpen op - navaliti na, navaljivati, nagnati se na, nasrnuti na de schuld op iem. werpen - baciti krivicu na nekoga

wervel - kimeni prljen (anat) wervelkolom - kimeni stub, kima wervelwind - vihor werven - vrbovati wesp - osa (insekt) west- - zapadni westelijk - zapadni westen - zapad ten westen van - zapadno od westen- - zapadni westenwind - zapadni vetar westerling - zapadnjak wet - zakon wetboek - zakonik burgerlijk wetboek - gradjanski zakonik wetboek van strafrecht - krivini zakonik wetboek van koophandel - trgovaki zakonik weten - znati te weten komen - saznati, doznati als je dat maar weet! - samo da zna! znanje wetenschap - nauka wetenschappelijk - nauan

nauno (bw) wetenswaardig - zanimljiv wetgevend - zakonodavni wetgever - zakonodavac wetgeving - zakonodavtsvo wethouder - lan uprave gradskog odbora wets- - zakonski wetsontwerp - zakonski predlog wettelijk - zakonski, po zakonu wetteloos - bez zakona wettig - zakonit wettigen - ozakoniti usiniti (kind) opravdati (rechtvaardigen) weven - tkati wever - tka wezel - lasica wezen - bie (levend wezen) bit, sutina (essentie) menselijk wezen - ljudsko bie biti siroad wezenlijk - bitan

wezenloos - bezizrajan, nepribran, smuen, preneraen, oamuen w.g. (was getekend) - s.r. (svojeruno) whisky - viski wicht - bebica wie - ko wie dan ook - ko god, bilo ko, ma ko van wie? - iji? van wie - koga (2 en 4 van ko) (aan) wie - kome (3 en 6 van ko) wie ... ook - makar ko wieden - pleviti wieg - kolevka wiegeliedje - uspavanka wiegen - ljuljati, njihati in slaap wiegen - uspavati (kind) wiel - toak kolo wielerwedstrijd - biciklistika trka wielrenner - trka na biciklu wielrijder - biciklista Wiener Schnitzec - beka nicla, beki odrezak wiens - iji wier - morska trava

wierook - tamnjan wig - klin wij - mi wijd - [wijder, het ?] - s~irok [iri, najiri] irom (bw) prostran (uitgestrekt) wijd open - irom otvoren wijden (zich) - posvetiti (se), posveivati (se) wijden tot - posvetiti za zich wijden aan - posvetiti se wijding - posveta wijdte - irina promer razmak (afstand) wijf - baba wijfje - enka (dieren) wijk - reon, etvrt, kvart, predeo wijken - popustiti, uzmaknuti, ustupiti, mai se, izmicati, kloniti se, odstupiti, odstupati wijlen - pokojni wijn - vino witte wijn - belo vino rode wijn - crno vino

wijn met spuitwater - pricer wijn- - vinov, vinova, vinski wijnbouw - vinogradarstvo wijnbouwer - vinogradar wijngaard - vinograd wijnkaart - vinska karta wijnoogst - berba grodja wijnpers - muljaa, presa za grodje wijnstok - vinova loza wijnwinkel - vinara wijs - mudar (bn) niet goed wijs - luckast iets wijs maken - nasamariti wijs worden uit - razabrati; snai se, snalaziti se wijs, wijsje - melodija, arija (melodie) wijs, wijze - nain (manier) voorwaardelijke wijs (wijze) - kondicional aanvoegende wijs (wijze) - konjuktiv gebiedende wijs (wijze) - imperativ, zapovedni nain op geen enkele wijze - nikako wijsbegeerte - filozofija wijsgeer - folozof wijsheid - mudrost

wijsneus - mudrija wijsvinger - kaiprst wijten - te wijten zijn aan - biti posledica od, biti prouzrokovan od wijwater - sveta vodica, sveta voda wijze - nain mudrac bij wijze van - poput wijzen - pokazati, pokazivati wijzen op - ukazati na, upozoriti na de weg wijzen - pokazati put van de hand wijzen - odbiti, odbijati wijzer - skazaljka, kazaljka (horloge) wijzerplaat - kazalo (pokazva???) wijzigen - promeniti, preinaiti wijziging - promena, izmena wikkelen - motati, umotati, zamotati wikkelen om - zaviti, zavijati (doek) wikken en wegen - izmeriti wil - volja ter wille van - zbog wild - divlja (zn) divlji (bn) wilde - divljak

wildernis - pusto, divljina wilg - vrba willekeur - samovolja willekeurig - proizvoljan, samovoljan Willem - Viljem willen - hteti hteo, htela ik wil niet - neu jij wilt niet - nees wilskracht - energija, odlunost wimpel - zastavica wimper - trepavica wind - vetar windei - jalovo jaje winden - motati, namotati, naviti winderig - vetrovit windhond - hrt windjack - vindijakna windmolen - vetrenjaa windsel - povoj windstilte - zatije windvlaag - udar vetra winkel - prodavnica, duan; trgovina

winkelbediende - trgovaki pomonik winkelen - ii u kupovinu winkelier - vlasnik prodavnice; trgovac winkeljuffrouw - prodavaica winkelprijs - duanska cena winnar - dobitnik, pobednik winnen - dobiti (krijgen) pobediti (overwinnen) winnend lot - zgoditak winst - dobit, dobitak, zarada (comm) winstgevend - unosan winter - zima 's winters - zimi deze winter - zimus winter- - zimski winterhanden - ozeblina na rukama winterjas - zimski kaput wintersport - zimski sport wip - ljuljaka in een wip - u tren oka wirwar - zbrka wiskunde - matematika wiskundig - matematiki

wispelturig - hirovit, prevrtljiv, promenljiv, obesan, obestan wissel - menica (fin) uputnica (post-) skretnica (spoor) wisselen - promeniti, razmeniti (ook geld) izmeniti (uitwisselen) het wisselen van geld - promena novca wisseling - promena wisselkantor - menjanica wisselkoers - menjaki kurs wisselstroom - naizmenina struja wisselvallig - promenljiv, nepostojan, nesiguran wisselwachter - skretniar wisselwerking - uzajamno delovanje, medjusobno delovanje wissen - obrisati, otrti wisser - brisa wit - beo, bela, belo witte wijn - belo vino witkiel - nosa wittebroodsweken - medeni mesec witten - beliti, okreiti woede - bes woeden - besneti, harati, moriti

woedend - besan woedend worden - razbesneti se woeker - zelenatvo woekeraar - zelena woekeren - zelenaiti woelen - rovati (in grond) valjati se (in bed) woelig - nemiran uzburkan (zee) woensdag - sreda woensdags - sredom woerd - patak woest - pust (verlaten) divlji (wild) besan (boos) woest worden - pobesneti woestenij - pusto woestijn - pustinja wol - vuna wolf - vuk wolfs- - vuji wolk - oblak wolkbreuk - prolom oblaka

wolkenkrabber - neboder wollen - vunen (bn) wond - rana, ozleda wonden - raniti, ozlediti, pozlediti wonder - udo het is geen wonder dat ... - nije udo da ... wonder boven wonder - zaudo wonderbaarlijk - udnovat, neobian, vanredan wonderlijk - udan wonderolie - ricinusovo ulje wonen - stanovati, iveti het wonen - stanovanje gaan wonen - nastaniti wonende te ... - sa stanom u ... woning - stan woning- - stambeni woningnood - nestaica stanova woningprobleem - stambeno pitanje woonachtig te - sa stalnim boravkom u, sa stanom u, nastanjen u woonkamer - dnevna soba woonplaats - mesto stanovanja, prebivalite woonwagen - kola za stanovanje woord - re

woordbreuk - verolomstvo woordelijk - doslovan (bn) (sin.: letterlijk) woordenboek - renik woordenschat - renik woordenwisseling - prepirka, svadja woordje een goed woordje doen voor - zaloiti se za, zalagati se za woordspeling - igra rei woordvoerder - govornik, predstavnik worden - postati, postajati, bivati biti of d.m.v constructie met se + oot de schade wordt geschat op ... - teta se ceni na navriti, navravati, napuniti (een bep. aantal jaren oud worden) gisteren ben ik 20 jaar (oud) geworden - jue sam napunio 20 godina worden (voor) - prispeti wording - postanak worgen - udaviti, zadaviti, zaguiti, guiti, uguiti worm - crv glista (ingewands-) worp - hitac worst - kobasica worstelaar - rva worstelen - rvati se

worsteling - rvanje worstelsport - rvanje worstje - hrenovka wortel - koren argarepa (peen) worteltjes - argarepica, argarepa woud - uma wraak - osveta wraakzucht - osvetoljubivost wraakzuchtig - osvetoljubiv wrak - olupina wrang - rezak, opor wrat - bradavica (???) wreed - okrutan wreedaard - okrutnik wreedheid - okrutnost wreken - osvetiti, osveivati zich wreken op - osvetiti se wrevelig - zlovoljan, neraspoloen wrijven - ribati, trljati, natrljati (ogen, handen) wrijving - trenje, trljanje trvenje (fig) wroeging - gria savesti, skruenost

wroeten - kopati, rovati wrok - pizma, kivnost (???) wuiven - mahati wulps - pohotan wulpsheid - naslada, pohota wurgen - udaviti

-X-

xylofoon - ksilofon

-Y-

yoghurt - jogurt

-Z-

zaad - seme zaadbal - jaje zaag - testera, pila (techn) zaagsel - strugotina, piljevina zaaien - sejati (ik zaai - sejem) zaaisel - usev

zaak - [zaken] - predmet, stvar (ding) posao (aangelegenheid; affaire, transactie) trgovina (bedrijf) parnica, pravna stvar (jur) goede zaken doen - praviti dobre poslove zaakgelastigde - otpravnik poslova zaakwaarnemer - pravni zastupnik zaal - dvorana, sala zacht - [zachter, het ?] - mekan, mek, nean [blai, najblai] milo (bw) blag (mild) tih (v. geluid) [zachter, het ?] polagan (langzaam) rovit (ei) zacht worden - omekati se zacht windje - povetarac zacht maken - razmekati, omekati zachter maken - razmekati, omekati zachter - blai tie (bw) zachtgekookt - rovit zachtmoedig - blag, blage naravi zachter - meki, blai, tii (zie zacht)

zachtheid - mekost blagost zadel - sedlo zadelen - osedlati, sedlati zagen - piliti zak - dak, vrea (kolen enz.) (aardappel- enz.) kesa (tabaks-) vreica, kesica (papieren) dep (in kleding) zak- - depni zakboekje - notes zakdoek - maramica zakelijk - poslovan, praktian, trezven, realan zaken- - poslovan zakenbrief - poslovno pismo zakenman - poslovni ovek zakgeld - deparac zakje - vreica, kesa zakken - spustiti se (dalen) voor een examen zakken - pasti na ispitu laten zakken - spustiti zaklantaarn - depna lampa zakmes - depni noi, fedremez

zalf - mast (med), mazivo zalig - blaen zaliger - pokojni zaligheid - blaenstvo zalm - losos zand - pesak zand- - peani zandbank - peani sprud zandig - peskovit zandloper - peani sat zang - pevanje zang- - pevaki zanger - peva zangeres - pevaica zangkoor - pevaki zbor zangvereniging - pevako drutvo zangvogel - ptica pevaica zaniken - dosadjivati, gnjaviti, sekirati zat - sit ik ben het zat - dosta mi je svega, dojadilo mi je, sit sam toga zaterdag - subota zaterdags - subotom ze - ona (enk)

oni, one (mv) ih zebra - zebra zebraoversteekplaats - zebra zebrapad - zebra zedelijk - moralan zedelijkheid - moralnost zedeloos - nemoralan, razvratan zedeloosheid - razvrat zeden - obiaji, moral zedig - edan, pristojan, estit zee - more naar zee - na more over zee - morem volle zee - puina zee- - morski, pomorski zeeengte - moreuz, morski tesnac zeef - sito, reeto, cediljka zeehandel - pomorska trgovina zeehaven - pomorska luka zeehond - foka, tuljan zeekaart - pomorska karta zeeklimaat - pomorska klima

Zeeland - Zeland Nieuw-Zeeland - Novi Zeland zeeman - pomorac, mornar zeemeeuw - morski galeb zeep - sapun zeepbakje - tacna za sapun zeepsop - sapunica zeer - veoma, vrlo, pre- (bw) te zeer - prebol het doet zeer - boli bolan, koji boli (bn) ik heb een zere vinger, een zeer been - boli me prst (noga) zeereis - putovanje morem zeerover - gusar zeeslag - pomorska bitka zeestraat - moreuz zeevaart - morska plovidba, moreplovstvo zeevaart- - pomorski zeevaartschool - pomorska kola zeevis - morska riba zeeziekte - morska bolest zege - pobeda

zegel - peat, beleg, belega taksena marka (belasting-) potanska marka (post-) zegel- - peatni zegelen - peatiti, zapeatiti, staviti peat, stavljati beleg zegellak - peatni vosak zegelring - peatni prsten zegen - blagoslov zegenen - blagosloviti zegevieren - pobediti zegevierend - pobedonosan zeggen - rei, kazati, izustiti, progovoriti (ik zeg; gezegd-rekao)) zeg! - uj! zeg (eens)! - ti! dat wil zeggen: - to jest:, naime naar men zegt - navodno volgens zijn zeggen - navodno volgens haar zeggen - navodno volgens jouw zeggen - navodno zeggende - rekavi zegswijze - nain govora izreka zeil - jedro

zeilboot - jedrilica zeildoek - cirada, cerada, nepromoivo platno zeilen - jedriti jedrenje zeilsport - jedrenje zeilwedstrijd - jedrilika trka zeis - kosa (za koenje???) zeker - siguran (vaststaand) (bn) izvestan, siguran (enig, onbestemd) sigurno, dakako, jamano (bw) ja zeker! - kako ne! wel zeker! - pa da! in zeker opzicht - u izvesnom smislu zekerheid - sigurnost voor alle zekerheid - za svaki sluaj zekering - osigura (el) zelden - retko, malo kada zeldzaam - redak zeldzaamheid - retkost zeldzamer - redji zelf - sam, lino zich zelf - sam sebe met zichzelf - sobom

in zichzelf gekeerd - povuen u sebe zelfbediening - samoposluivanje zelfbedieningszaak - samoposluga, samousluga zelfbeheersing - prisebnost, samosavladjivanje zelfbestuur - samouprava, samoupravljanje zelfbewust - samosvestan; priseban zelfde - isti, ista, isto zelfkritiek - samokritika zelfmoord - samoubistvo zelfmoord plegen - izvriti samoubistvo, ubiti se zelfontspanner - automatski otvara (blenda???) (fot) zelfs - ak, dapae, zapravo zelfs niet - ne ... ni hij heeft me zelfs niet gegroet - on me nije ni pozdravio zelfstandig - samostalan zelfstendig worden - osamostaliti se zelfstandigheid - samostalnost zelfverloochening - samopregor zelfvertrouwen - samopouzdanje zelfzuchtig - sebian zemelen - mekinje (zn) zendeling - misionar zenden - poslati, slati (ik zend)

zender - (radio) odailja zending - poiljka (goederen) (comm) misija (rel) zendstation - razailja zenuw - ivac zenuw- - ivan, ivani, nervni zenuwachtig - nervozan zenuwachtig worden - nervirati se zenuwachtig maken - nervirati, ii na ivce ik ben vreselijk zenuwachtig - imam stranu tremu zenuwachtigheid - nervoza, trema zenuwinrichting - zavod za ivane bolesti zenuwinzinking - ivani slom, nervni slom zenuwziek - ivano bolestan zenuwziekte - ivana bolest zes - est, estoro, estorica lijn zes - estica (tram) zesde - esti zestien - esnaest lijn zestien - esnaestica (tram) zestig - esdeset zet - potez (schaak-) (sp) een zet geven - gurnuti

zetel - [zetels] - sedite (stoel) (ook fig) sedite (v. regering etc.) zetmeel - skrob zetten - staviti, postaviti, metnuti, poloiti, stavljati, polagati slagati (drukwerk) nasloniti (tegen) slagati (zetterij) udarati (stempel) okovati op elkaar zetten - stisnuti (tanden) op het spel zetten - staviti na kocku, stavljati na kocku zetter - slaga zeug - krmaa zeuren - dosadjivati, sekirati, gnjaviti zeurkous - gnjavator zeven - sedam, sedmoro, sedmorica (telwoord) sedmoro, sedmorica (personen) nummer zeven - sedmica lijn zeven - sedmica (tram, bus) sejati, reetati, cediti (met een zeef) zevende - sedmi zeventien - sedamnaest lijn zeventien - sedamnaestica (tram)

zeventig - sedamdeset zg. (=zogenaamd) - tzv. (takozvani) zich - se, sebe zicht - izgled, vidik (uitzicht) na zicht - posle uvida op zicht - na uvid zichtbaar - vidljiv zichzelf - zam sebe sam sebi met zichzelf - sam sobom uit zichzelf - sam od sebe de zaak op zichzelf - stvar sama po sebi (beschouwd) buiten zichzelf van vreugde - van sebe od radosti ziedaar - eto daar zijn ze - eto ih zieden - vreti, kipeti, kljuati ziehier - evo hier ben ik! - evo me! ziek - bolestan ziek worden - razboleti se, oboleti zieke - bolesnik ziekelijk - boleljiv zieken- - bolesniki

ziekenauto - bolnika kola ziekenfonds - bolesnika blagajna, zavod za zdravstveno osiguranje ziekengeld - bolesnika pomo ziekenhuis - bolnica ziekenverpleger - bolniar (sin. broeder) ziekenverpleegster - bolniarka (sin. verpleegster) ziekte - bolest suikerziekte - eerna bolest zenuwziekte - ivana bolest besmettelijke ziekte - zarazna bolest, infektivna bolest ziekteverlof - bolovanje hij is met ziekteverlof - nalazi se na bolovanju ziekteverzekering - zdravstveno osiguranje ziel - dua ziele- - duevan zielig - jadan, za aljenje zielloos - bez ivota, mrtav zielverzorger - duhovni pastir zien - videti vidjenje tot ziens! - do vidjenja! door de vingers zien - gledati kroz prste wie dan ook - bilo ko

hetzij ... of - bilo ... bilo moet je hem zien! - gledaj ti njega! zienswijze - miljenje zigeuner - Ciganin zigeuner- - ciganski zigeunerin - Ciganka zigeunermuziek - ciganska muzika zigzag - cikcak zij - ona (enk) oni, one (mv) zij- - poboan zijde - strana, kraj (kant) svila (stof) zijdelings - poboan, indirektan zijden - svilen (bn) zijderups - svilena buba zijkant - bona strana aan de zijkant - sa strane zijn - njegov (bez vnw) zijn eigen - svoj (bez vnw) biti er is, er zijn - ima er is geen, er zijn geen - nema

wij zijn - smo, mi smo wij zijn niet - nismo, mi nismo jullie zijn - ste, vi ste jullie zijn niet - niste, vi niste zij zijn - su, oni su, one su zij zijn niet - nisu, oni nisu, one nisu voor zijn - pretei ??? zijnerzijds - snjegove strane zijspanwagen - prikolica zijstraat - sporedna ulica zijstroom - pritok ??? zijvertrek - nuzprostorija zijweg - stramputica zilver - srebro zilverdraad - srebrna nit zilveren - srebrn zilverpapier - staniol zin - volja, elja (lust, wens) reenica (volzin) smisao (betekenis) ik heb zin om - imam volje da, voleo bih da ik heb zin om te eten - jede mi se ik heb zin om te drinken - pije mi se

ik heb zin om te roken - pui mi se ik heb zin om te slapen - spava mi se ik heb geen zin - nemam volje, ne da mi se ik heb er geen zin in - ne da mi se in zekere zin - u neku ruku het heeft geen zin - nema smisla zin krijgen in - zaeleti zindelijk - ist, higijenski zingen - pevati pevanje met veel stembuigingen zingen - previjati glasom ??? zink - cink zinken (in) - tonuti, potonuti, potopiti se, zapadati, zapasti, padati, potopiti, potapati doen zinken - potopiti, potapati (schip) zinloos - besmislen zinloosheid - besmislenost zinnebeeld - simbol zinnelijk - pohotan, ulan zinnelijkheid - pohota zinsbedrog - obmana zintuig - ulo zitplaats - sedite, mesto za sedenje

zitten - sedeti (ik ga zitten - sednem) stajati (ergens in) pristajati, stajati (v. kleren) gaan zitten - sesti, sedati gaat u zitten! - izvolite sesti! sedenje zitting - sednica, zasedanje zitting houden - zasedati zittingzaal - sudnica (jur) zitvlak - zadnjica zo - tako, onako, ovako takav ako (indien) odmah, zaas (aanstonds) zo'n - takav, takva, takvo, ovakav (zulk een) zo ja - u tom sluaju, u suprotnom sluaju zo niet - u protivnom sluaju twee keer zo groot als - dva puta vei od zo iets - tako to zoals - kao to onako kako zodanig - takav, onakav, ovakav zodat - tako da, pa

zodra - im zoek - het is zoek - izgubilo se zoek raken - izgubiti se zoeken - traiti zoeklicht - reflektor zoekraken - izgubiti se zoemen - zujati zoen - poljubac zoenen - ljubiti, poljubiti zoentjes geven - ljubakati zoet - [zoeter, het z?] - sladak, slatka [sladji, najsladji] slatko (bw) zoetelijk - sladunjav zoeter - sladji zoethout - sladi zoetsappig - sladunjav zoetwatervis - slatkovodna riba zoeven - malo pre, maloas, upravo zogen - dojiti zogenaamd - takozvani (tzv.) (bn); tobonji toboe (bw) zogezegd - tako rei zojuist - malopre, maloas, upravo (bw)

zolang - dok, dokle (vw) (net) zolang totdat - sve dok ne (net) zolang als - sve dok zolang als - dotle dok totdat - dok ne zolder - tavan, potkrovlje zolder- - tavanski zolderkamer - potkrovlje, tavanska soba zomen - obrubiti; zarubiti zomer - leto 's zomers - leti, po letu deze zomer - letos zomer- - letnji zomersproet - pega zomervakantie - godinji odmor, letovanje zo'n - takav, ovakav, onakav zon - sunce zon- - sunani zondaar - grenik zondag - nedelja 's zondags - nedeljom zondags - nedeljom zondags- - nedeljni

zonde - greh zonder - bez zonder meer - bez daljnjega zonder dat ..., zonder te ... - a da ne zonder iets - bez iega zonderling - nastran, stran, udan zondig - grean zondigenen - greiti zondvloed - opti potop zone - zona, pojas, podruje zonlicht - sunana svetlost zonne- - sunani zonnebad - sunanje (zn) zonnebaden - sunati se sunanje (zn) een zonnebad nemen - osunati se zonnebloem - suncokret zonnebrandolie - ulje za sunanje zonnebril - naoari za sunce zonneschijn - sunana svetlost zonnesteek - sunanica zonnestraal - sunev zrak zonnevlek - sunana pega

zonnewijzer - sunani sat zonnig - sunan zonsondergang - zalazak sunca zonsopgang - izlazak sunca zonsverduistering - pomraenje sunca zoogdier - sisar zool - djon (v. schoen) taban (van voet) zoologisch - zooloki zoom - rub, ivica, obrub, okrajak; skut zoon - sin zoontje - sini zorg - briga, staranje, panja muka nega (verzorging) sociale zorg - socijalna zatita zorgeloos - bezbrian zorgelosheid - bezbrinost zorgen voor - brinuti se za, starati se za, paziti na, pobrinuti se za, postarati se za, obezbediti, gledati (da), paziti (da) ervoor zorgen dat - gledati da, paziti da er voor zorgen - pobrinuti se zorgvuldig - briljiv, paljiv

pomno (bw) zorgvuldigheid - briljivost, paljivost zorgzaam - paljiv zot - budala (zn) budalast, luckast, smean (bn) zou, zouden, zoudt (+ inf) - (ja) bih, (ti, on) bi, (mi) bismo, (vi) biste, (oni) bi hij zei dat hij zou komen - rekao je da e doi zout - so (zn) slan (bn) zout- - soni zouten (zoutte zoutten gezouten) - posoliti, usoliti, zasoliti zoutloos - neslan zoutvaatje - posudica za so, slanik zoutzuur - sona kiselina zoveel - toliko, onoliko twee keer zoveel - dva puta toliko twee zoveel zoveel als ... - dva puta vie nego ... zowel - zowel ... als (ook) - kako ... tako i zowel ... als - i ... i zowel ... als - ne samo ... nego i, zowel ... als - kao i ... (pr.: bogati kao i siromasi) zover - (???)

(tot) zover - dotle z.o.z. (=zie ommezijde) - okreni zucht - uzdah pohlepa (naar) zuchten - uzdahnuti, uzdisati zuid- - juni Zuid-Afrika - Juna Afrika zuidelijk - juni zuiden - jug ten zuiden van - juno od zuiden- - juni zuidenwind - juni vetar zuiderling - junjak zuidoosten - jugoistok zuidpool - juni pol zuidvruchten - juno voe zuidwesten - jugozapad Zuidzee - Stille Zuidzee - Tihi okean zuigeling - [zuigelingen] - odoje, dojene [dojenad] zuigen - sisati zuiger - klip zuigfles - flaa sa cuclom zuil - stup (direk?)

zuinig - tedljiv ekonomian (in gebruik) zuinig zijn - tedeti zuinigheid - tedljivost, tednja zuipen - lokati, pijaniti zuivel, zuivelprodukten - mleni proizvodi zuivel- - mleni zuivelindustrie - mlekarstvo zuiver - ist, nemean pravi pravcati (waarheid) de zuivere waarheid - gola istina zuiver toeval - puki sluaj zuiveren - raistiti, oistiti zulk, zulke - takav zulk een - takav zullen - morati (moeten) smijati (mogen) (???) ik zal komen - ja u doi, doi u ik zal niet - neu jij zult niet - nees als ik geld had zou ik een huis kopen - da imam novaca kupio buh kuu Zurich - Cirih zuster - sestra

bolniarka, medicinska sestra (ziekenverpleegster) zuur - kiselina (zn) kiseo (bn) zuurkool - kiseo kupus zuurstof - kiseonik zuurtje - kisela bombona zwaai - zamah, mah zwaaien - mahati, zamahnuti zwaan - labud zwaar - [zwaarder, het ?] - teak, teka [tei, najtei] teak, muan, tegoban (fig) otar (straf) muno (bw) het viel me zwaar - bilo mi je muno dubok (stem) jak (sigaar, sigaret) zwaard - ma zwaarder - tei zwaardheid - teina zwaarlijvig - ugojen, krupan zwaarmoedig - pesimistian, melanholian, tuan, potiten zwaarte - teina zwaartekracht - sila tee

zwaartepunt - teite zwachtel - uvija, povoj, zavoj zwager - zet (man van zuster) urak (broer van echtgenote) dever (broer van echtgenoot) zwak - slab, nejak, nemoan slabo (bw) zwak maken - slabiti zwakheid - slabost zwakkeling - slabi zwakstroom - slaba struja zwakte - slabost zwaluw - lastavica zwam - gljiva, peurka zwammen - brbljati, priati gluposti zwang - in zwang zijn - biti u modi in zwang brengen - uvesti (u); uvoditi (u) zwanger - trudna (trudnica???) nejak zwanger worden - zaeti se zwangerschap - trudnoa zwart - crn zamazan, prljav (vuil)

zwart worden - pocrneti zwarte handel - verc in het zwart zijn - nositi crninu zwarthandelaar - vercer zwavel - sumpor zwavelzuur - sumporna kiselina Zweden - vedska in Zweden - u vedskoj Zweed - vedjanin Zweeds - vedski Zweedse - vedjanka zweefspoor - iara zweefvliegen - jedriliarstvo zweefvliegtuig - (vazduna) jedrilica zweem - trun, senka, mrva zwenking - okretanje zweep - bi zweepslag - udarac biem zweer - ir, prit zweet - znoj zwellen - otei, oteknuti, nabreknuti, naticati nabujati (rivier) zwem- - kupai, plivaki

zwembad - bazen za plivanje, plivaki bazen, plivalite het zwembad is dicht - bazen ne radi zwembroek - kupae gaice zwemgordel - pojas za plivanje zwemmen - plivati, kupati se kupanje, plivanje zwemmer - pliva zwempak - kupai kostim zwemster - plivaica zwemwedstrijd - plivaka utakmica zweren - kleti se, zakleti se, zaklinjati se (een eed doen) zagnojiti se, gnojiti (wond) zwerm - jato (vogels) roj (bijen) zwerven - lutati, skitati se zwerver - lutalica, skitnica zweten - znojiti se, oznojiti se zweven - lebdeti zwichten - popustiti, poputati zwijgen - utati, zautati utnja (zn) zwijgend - utei (bn) utke (bw)

zwijgzaam - utljiv zwijm - in zwijm vallen - onesvestiti se zwijn - svinja wild zwijn - divlja svinja Zwitser - vajcarac Zwitserland - vajcarska in Zwitserland - u vajcarskoj Zwitsers - vajcarski zwoegen - muiti se, mrcvariti se zwoeger - radnik (muenik???) zwoel - sparan ===================

DODATAK:

ajvar - met olie aangemaakte en gekruide, fijngemalen rode paprika alva - zoete Turkse lekkernij apsolvent - student die alle voorgeschreven colleges gevolgd heeft banka - 10 oude dinar boza - verfrissende drank van maismeel burek - lekkernij met kaas, appel of vlees etnik - landverrader uit de tweede wereldoorlog (Servie) evapii - geroosterde stukjes gekruid vlees met ui

deci - 1/10 liter deka - 10 gram djuve - gerecht van vlees, tomaten, rijst en paprika ekspres restoran - goedkoop restaurant met zelfbediening ekstra - neto specijalno - iets speciaals, iets aparts fereda - lang overkleed van mohammedaanse vrouwen fildan - (Turks) koffiekopje zonder oor hadija - hadji, iem. die een bedevaart naar Mekka heeft indeks - index; bewijs van inschrijving aan een universiteit met vermelding van te volgen colleges enz. interni (broj) - (bij aanduiding van telefoonnummers) toestel izmlatiti - een pak slaag geven JAT - Nationale Joegoslavische Luchtvaartmaatschappij krofne - soort gebak (met jam) lokum - Turkse lekkernij musaka - gerecht van gehakt met aubergines of aardappels naj- - voorvoegsel ter aanduiding van de superlatief narezak - in plakjes gesneden vlees of worst pljeskavica - geroosterd gemalen verkensvlees met knoflook, geserveerd met ui, paprika of ajvar ratluk - Turkse lekkernij ranjii - stukjes geroosterd vlees aan een stokje geregen (soort sate) sarma - gerecht van gemalen vlees in gekookte koolbladeren gewikkeld

spahija - mohammedaans grootgrondbezitter Tanjug - Telegrafska agencija nove Jugoslavije - Algemeen Joegoslavisch Persbureau vinjak - Joegoslavische cognac

---------------------------------------zavreno kompletno 25. 09. 1994 u 21 h. Kopiren zonder toestemming verboden!